Het maagdelijke Braziliaanse regenwoud is een mythe. In de middeleeuwen was er in het woud een gevorderde beschaving van mensen die steden en landbouw kenden. Een gesprek met archeoloog Michael Heckenberger over zijn ontdekking.

Er zijn van die mensen die een verschil maken. De Amerikaanse hoogleraar archeologie Michael Heckenberger van de Universiteit van Florida is zo iemand. Heckenberger verbleef meer dan tien jaar geregeld bij de Kuikuro: een nog eenvoudig levende en moeilijk bereikbare indianenstam diep in het Braziliaanse regenwoud. In hun woongebied ontdekte Heckenberger sporen van oude beschavingen, in de vorm van overblijfselen van dijken en grachten. Met behulp van uitgebreide satellietopnamen kon hij een netwerk van verdwenen wegen in kaart brengen, die volgens een rechtlijnig patroon nederzettingen met elkaar verbonden. Hij vond ook sporen van vrij geavanceerde landbouw, waarbij de oorspronkelijke woudbewoners een speciale mengeling van houtskool en andere stoffen gebruikten om de woudbodem vruchtbaarder te maken. Zelfs vandaag zijn wetenschappers er nog altijd niet achter wat die speciale meststof precies was.

Heckenberger besloot na rijp beraad dat het regenwoud geen maagdelijke biotoop is, waarin tot voor kort alleen her en der een indianenstam leefde. Hij gaat ervan uit dat er vijfhonderd jaar geleden een vooruitstrevende beschaving aanwezig was, die het woud naar haar hand zette en die boomgaarden en viskwekerijen had. Een deel van het woud is dus ‘heraangelegd’ door de oorspronkelijke bewoners. In de regio die hij bestudeerde zou, uitgesmeerd over een oppervlakte zo groot als België, een aantal bewoonde centra gelegen hebben die met een uitgebreid en efficiënt wegennetwerk met elkaar verbonden waren. Mogelijk woonden er niet minder dan 50.000 mensen.

‘Ik ga ervan uit dat de mens toen in het Amazonegebied een even ontwikkelde beschaving had als in het Europa van die tijd’, vertelt hij tijdens een korte trektocht door het regenwoud in de buurt van de Braziliaanse stad Manaus. ‘Maar blijkbaar hebben veel mensen het moeilijk met die stelling. Ze blijven hardnekkig volhouden dat er in het woud geen beschaafd leven mogelijk is, en dat er alleen wat primitieve stammen woonden. Terwijl al onze waarnemingen dat tegenspreken.’

Velen zullen zeggen: het waren de Europeanen die Amerika koloniseerden, en niet omgekeerd.

MICHAEL HECKENBERGER: Dat zegt niets over de kwaliteit van een beschaving. De indianen in het regenwoud bevonden zich gewoon te ver van de kust om scheepvaart te ontwikkelen. Van de Maya’s en de Inca’s zeggen historici wel dat ze een ontwikkelde beschaving waren, hoewel ook die door de Spaanse kolonisten onder de voet werden gelopen.

Vanwaar dat onderscheid?

HECKENBERGER: Waarschijnlijk omdat Maya’s en Inca’s net als wij stenen gebouwen maakten, en in de hoogte bouwden. De indianen in het regenwoud konden dat niet, omdat er in een woud weinig stenen te vinden zijn. Ze bouwden met andere materialen, zoals hout en riet en leem, die wij doorgaans met primitieve culturen associëren. Maar ze pasten zich wonderwel aan hun leefomgeving aan. Er is lang van uitgegaan dat er in een regenwoud gewoon geen gesofisticeerde beschaving kón ontstaan, omdat er te weinig te eten was. Maar blijkbaar hield niemand er rekening mee dat de indianen systemen zouden ontwikkelen om de woudbodem vruchtbaar genoeg te maken voor een vorm van landbouw, zodat er meer mensen van konden leven.

Hoe weet u zo zeker dat de grachten en wallen die u hebt gevonden uit de middeleeuwen stammen?

HECKENBERGER: Menselijke aanwezigheid laat altijd en overal een chemische handtekening na in de bodem. Met de moderne technieken kunnen we die makkelijk achterhalen. Er bestaat geen twijfel over de juistheid van onze dateringen.

Zijn er alternatieve verklaringen mogelijk voor uw bevindingen?

HECKENBERGER: Wel, er zijn natuurlijk altijd de aliens, maar voor de rest zie ik echt niets anders.

Uw informatie lijkt solide, maar toch hebt u moeite om ze in brede kring te laten aanvaarden?

HECKENBERGER: Veel wetenschappers willen gewoon winnen met hun verhaal, en dus hebben ze automatisch kritiek op iemand die met iets nieuws komt. Dat is niet noodzakelijk slecht, zolang de kritiek gefundeerd blijft en men van mening kan veranderen als de nieuwe informatie overtuigend is. Het wordt wel moeilijker als je bedolven wordt onder kritiek om de kritiek. Maar als je met de nieuwe inzichten opnieuw de verslagen van de eerste kolonisten van het regenwoud leest, zie je dat de missionarissen in de zestiende eeuw stomverbaasd waren door het aantal mensen dat ze langs de rivieren in het woud aantroffen.

U zegt dat de Amazone toen mogelijk even dichtbevolkt was als Europa?

HECKENBERGER: Niet alleen hebben wij de neiging om de indianen te onderschatten, vanuit een nogal racistische instelling, maar ook om onze eigen rol uit te vergroten. Ik heb sterk het gevoel dat de Europeanen van de indianen bewust primitievelingen hebben willen maken, waarschijnlijk vooral om hun eigen belangrijkheid in die tijd te overschatten. Als je naar de beschikbare gegevens kijkt, zie je dat er in het Duitsland van de middeleeuwen vele gemeenschappen waren die steden genoemd werden, maar die gemiddeld slechts 400 inwoners hadden. Vierhonderd! Rome en Athene zijn echt wel uitzonderingen geweest, grote steden die blijkbaar als een model voor oude beschavingen zijn gaan fungeren, maar het grootste deel van Europa was veel kleinschaliger georganiseerd. Het Griekse Sparta, bijvoorbeeld, was volgens Plato een netwerk van dorpen. Er is iets fundamenteel fout met de manier waarop wij een stad zijn gaan definiëren. De historische stad uit onze beeldvorming was niet de norm. De norm was decentralisatie en kleinschaligheid.

Indianen zijn ook altijd als een soort achtergebleven jagers en verzamelaars be- schouwd.

HECKENBERGER: Vooral biologen en andere natuurwetenschappers zijn wat ik graag ‘presentisten’ noem, mensen die het heden als de norm beschouwen. Die zien dat de weinige indianen die er nu nog zijn op vogels en zoogdieren jagen, en wat vissen. Maar ze vergeten dat de komst van de Europese kolonisten destijds voor een ravage in de autochtone gemeenschappen heeft gezorgd, vooral door de ziektes die ze meebrachten, waartegen de indiaanse beschavingen geen weerstand hadden. Ze kenden het concept quarantaine niet, waardoor ze een besmette dorpsgenoot intens gingen koesteren, in plaats van hem te isoleren zoals dat in het Europa van toen tijdens een epidemie de gewoonte werd. Daardoor konden de nieuwe ziektes zich razendsnel verspreiden en werden de indianen in korte tijd letterlijk gedecimeerd. Vele moderne wetenschappers hebben geen historische kijk op de dingen. Ze zetten ook altijd maar hele kleine stappen, brengen maar een beetje informatie aan, zoals een miertje dat iets kleins naar zijn grote kolonie sleurt. Als iemand dan een grote stap zet, worden ze zenuwachtig.

U houdt niet erg van ecologen?

HECKENBERGER: Het nadeel voor archeologen is dat mensen de neiging hebben meer naar de toekomst te willen kijken dan naar het verleden, waardoor er meer naar ecologen geluisterd wordt. Terwijl juist de geschiedenis ons nuttige informatie kan opleveren over hoe wij met onze toekomst moeten omgaan.

U wilt uw inzichten gebruiken om op een andere manier het regenwoud te koloniseren?

HECKENBERGER: We moeten vooreerst het idee-fixe laten vallen dat er nooit veel mensen in het woud geleefd hebben. Maar we kunnen de archeologische inzichten ook gebruiken om bewoning in het woud te organiseren, met gedecentraliseerde centra waarin een vorm van gecontroleerde landbouw bestaat. Of het realistisch is dat we op deze manier de zware aanslagen op het regenwoud zullen kunnen counteren, weet ik niet. Sinds enige tijd neemt de indianenpopulatie trouwens weer toe, als gevolg van grootschalige vaccinatiecampagnes. Misschien kunnen zij wel lessen trekken uit het werk dat we samen over hun geschiedenis gedaan hebben.

Hebt u de lokale indianen niet met hoofdbrekens opgezadeld door hen met vaccins en satellieten te confronteren?

HECKENBERGER: Het is evident dat die mensen een andere kijk op de wereld hebben dan wij. Ziektes zijn voor hen nog altijd iets wat door heksen en geesten wordt veroorzaakt, zodat je niet in eerste instantie de ziektesymptomen maar vooral de heksen en geesten moet bestrijden. De sjamanen beweren dat ze kanker en aids kunnen genezen door de geesten achter de ziektes aan te pakken. Die mensen kijken ook veel naar de hemel, dus ze hebben de bewegende lichtpuntjes van satellieten uiteraard al gezien. Dat is voor hen iets van hun voorouders. Ze begrijpen dus niet echt het concept satelliettechnologie, maar ze kunnen het wel in hun leefwereld inbouwen. Je moet je trouwens geen illusies maken: zelfs de Kuikuro hebben vandaag satellietschotels om naar de televisie te kijken.

Hoe interpreteren ze zelf de grachten en wallen die jullie hebben gevonden?

HECKENBERGER: Ze hebben daar mooie verhalen over die wij mythologisch zouden noemen. De wallen zijn volgens hen gemaakt door een man die van ontrouw was verdacht, en die heel gewelddadig op de verdachtmakingen reageerde. Omdat geweld uitzonderlijk was in de gemeenschap, werd hij door de goden gestraft. Toen hij naar iemand schopte, kreeg hij een scherpe punt in zijn been, waardoor het onbruikbaar werd en hij het altijd lam achter zich moest aanzeulen. Dat werd dan een soort ploeg waarmee hij de grachten en wallen maakte. Ik vertel dat nu heel summier, want de indianen zelf doen dagen over zo’n verhaal.

U maakte de chef van de indianen coauteur van uw artikel in het topvakblad Science. Hoe reageerde hij daarop?

HECKENBERGER: Dat weet ik niet. Ik weet wel dat hij daarna de Braziliaanse nationale televisie op bezoek heeft gekregen. Hoe dat afgelopen is kan ik niet vertellen, want ik was er niet bij. Maar die mensen weten om te gaan met zulke gebeurtenissen. Ze zijn niet achterlijk. Ze worden recent voortdurend met nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen geconfronteerd, onder meer via wat ze op televisie te zien krijgen. De gedoodverfde opvolger van de oude chef van de Kuikuro is onlangs in ongenade gevallen. Als er een tweeling geboren werd, hadden de indianen de gewoonte een van beide baby’s te doden, omdat een tweeling abnormaal is. De chef-in-spe weigerde dat echter te doen voor een tweeling die hij kreeg, en werd daarom verbannen. Hij heeft toen helaas wel de dorpskas meegenomen, want sinds kort hebben de mensen er geld. Dat heeft voor veel wrevel gezorgd. Het is onmogelijk die mensen af te sluiten van de rest van de wereld, als een soort curiosum.

Maar zij aanvaarden uw wetenschappelijke bevindingen?

HECKENBERGER: Ze aanvaarden ze, maar zetten ze in een breed kader, zodat het in hun leefwereld past. In tegenstelling tot vele wetenschappers zijn indianen geen reductionisten. Ze kijken ook heel anders dan wij tegen bepaalde persoonlijkheidskenmerken aan. Wat bij ons dikwijls gekheid wordt genoemd, is voor hen iets nuttigs, iets unieks. Mensen die bij ons stemmen horen, worden opgesloten of onder medicatie gezet, terwijl het bij de indianen net die mensen zijn die sjamaan worden. Dat is een gevolg van de manier waarop wetenschap bij ons georganiseerd is geraakt. Vele wetenschappers vinden zichzelf zo zaligmakend.

Hebben uw indianen een vorm van evolutionair inzicht?

HECKENBERGER: Op hun manier wel. Ze zeggen dat ze afstammen van een vleermuis die paarde met een boom, waaruit kindjes kwamen die mensen werden. Dat klinkt dus redelijk Darwiniaans, met soorten die uit elkaar ontstaan. Ze gaan er ook van uit dat het leven vroeger onsterfelijk was, en dat alle soorten in harmonie met elkaar leefden. Héél anders dus dan onze houding ten opzichte van andere soorten. Voor hen zijn dieren gewoon een andere vorm van mensen.

Beagle

BLOG!

Dirk blogt over zijn expeditie op

blogs.knack.be/draulans

DOOR DIRK DRAULANS

‘Missionarissen in de zestiende eeuw waren stomverbaasd door het aantal mensen dat ze langs de rivieren in het woud aantroffen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content