Nooit eerder waren er meer ‘heksen’ dan nu. Over opgejaagde albino’s, verstoten kindheksen en behekste begrafenissen: het nieuwe offensief van het kwaad in Afrika en in de diaspora in Brussel.

Vorige week verscheen het boek The Devil’s Children over de problematiek van zogenaamde kindheksen in Londen. Aanleiding was een rapport met 74 gevallen van kinderen die mishandeld of vermoord werden omdat ze behekst zouden zijn. Een belangrijk hoofdstuk werd geschreven door de Leuvense antropoloog Filip De Boeck, die de eerste was om dit fenomeen in Afrika te bestuderen. In Brussel was er al in 2004 het geval geweest van een Congolees jongetje dat zwaar toegetakeld werd omdat hij door zijn familie van hekserij werd verdacht. In Antwerpen overleed in oktober jongstleden nog een achttienjarig meisje van Marokkaanse afkomst na een fataal afgelopen duiveluitdrijving.

In een indrukwekkende documentaire, die in januari wordt voorgesteld, laat Filip De Boeck ook zien hoe begrafenissen van jongeren in Kinshasa tegenwoordig vaak ontaarden in een soort heksenjachten. Als afgestudeerde antropoloog streek De Boeck al in 1987 in Congo neer, waar hij meer dan twintig jaar onderzoekswerk heeft verricht. Maar het was in België dat hij voor het eerst met kindheksen in aanraking kwam. In een videofilmpje zag hij hoe drie Congolese jongens op hardhandige manier tot bekentenissen gedwongen werden door leden van een gebedsgemeenschap in Brussel. De kinderen bekenden dat ze ’s nachts hun lichaam verlieten en naar Kinshasa vlogen om er familieleden ‘op te eten’.

De voorbije jaren deden zelfs de Britse autoriteiten een beroep op Filip De Boeck als expert in zaken die met beschuldigingen van hekserij te maken hadden. Zo trad hij in de Old Bailey in Londen op in het ruchtmakende proces over de poging tot moord op een achtjarig Angolees meisje, dat volgens haar tante een heks was en gruwelijk mishandeld werd. ‘Geen oude folklore,’ benadrukt De Boeck, ‘maar juist een modern verschijnsel in een context van crisis en globalisering. Het doet zich nu op grote schaal voor in de steden. Dat is zonder voorgaande in de geschiedenis. Alleen al in Kinshasa zijn er volgens recente ramingen 20.000 kinderen die van hekserij beticht worden. Het fenomeen is al even sterk in Nigeria, Angola en andere Afrikaanse landen verspreid. Elk jaar worden nu duizenden mensen als heks gebrandmerkt en komen er honderden om het leven.’

Waarom neemt het geloof in hekserij in de 21e eeuw zo’n hoge vlucht?

FilipDe Boeck: Meestal wordt er op de eerste plaats naar de verpaupering verwezen. Een miljoenenstad als Kinshasa is in diep verval na twintig jaar oorlog, crisis, aids en hongersnood. Als ouders een kind op straat zetten omdat het een heks zou zijn, is er alvast een mondje minder te voeden. Vroeger was een kind een kapitaal, nu vaak een last. Maar anderzijds heb ik ook al kinderen van ministers en academici gezien die van hekserij beschuldigd werden. En het doet zich ook voor in de diaspora in Brussel en Londen, waar de armoede toch minder nijpend is. Ik heb ooit een twaalfjarig meisje gesproken dat in Parijs geboren en getogen was, maar dat na beschuldigingen door haar stiefmoeder in Kinshasa gedumpt werd voor een exorcisme. Dus er spelen nog andere redenen dan armoede.

Naast de materiële onveiligheid zijn er ook gevoelens van sociale en spirituele onveiligheid. Er is een ontwrichting van het verwantschapssysteem, dat het cement was van de samenleving. Families vallen uit elkaar, en dus ook het systeem van familiesolidariteit. De diepe crisis zorgt er ook voor dat het traditionele gezag van ouderen niet meer wordt aanvaard. Er is een botsing tussen jong en oud, moderniteit en traditie. In Kinshasa is al liefst 75 procent van de inwoners jonger dan 25 jaar. Dus zijn de jongeren ook een machtsfactor geworden. Kindsoldaten hebben militaire macht, jonge diamantzoekers hebben dollars, en als kindheks heb je de vrijheid van de straat.

De crisis is zo langdurig en fundamenteel dat voor velen alleen godsdienst nog een uitweg lijkt te bieden. Het alomtegenwoordige gevoel is dat er een tweede, imaginaire, occulte wereld zit achter de zichtbare wereld. Mystique is het woord dat men in Kinshasa vaak gebruikt voor al wat ongrijpbaar en onbegrijpelijk lijkt. De Bijbel is een veelgelezen boek nu, en dan vooral het deel over de Apocalyps en het einde der tijden.

De nieuwe hekserij lijkt meer een zaak van christelijke fundamentalistische predikanten dan van oude Afrikaanse tradities?

De Boeck: Ja, het is allemaal nauw gelieerd aan de gelijktijdige opkomst van de pinksterkerken en andere fundamentalistische christelijke gemeenschappen. Die hebben nu op elke straathoek in Kinsha- sa wel een stek. Ook in de rest van Afrika floreren ze. Waar zij het meest zijn ingeplant, vind je ook de meeste beschuldigingen van hekserij. De predikanten of pasteurs hameren voordurend op de strijd tussen goed en kwaad en de invloed van de duivel, en specialiseren zich soms in exorcisme. Het is natuurlijk ook een broodwinning voor hen. Sommige kerken zijn zo groot en multinationaal dat ze hun eigen tv-kanalen hebben, en daarop worden onder meer de populaire Nigeriaanse films over hekserij vertoond. Dat verspreidt de angst voor het kwade nog meer.

Hoe gebeurt zo’n exorcisme concreet?

De Boeck: Het begint er meestal mee dat een familie denkt dat een kind verantwoordelijk is voor alles wat er misgaat: ziekte, dood, scheiding, werkloosheid enzovoort. Toeval bestaat niet, er moet een oorzaak zijn. Soms gaat het om kinderen van nog maar twee of drie jaar oud. Dat loopt erg vaak uit op kindermishandeling, en in extreme gevallen op moord. Maar meestal worden ze naar de pasteur gebracht. Die bevestigt de diagnose van beheksing en neemt het kind op voor exorcisme. In veel kerken worden die kinderen samen opgesloten in een kamertje. Volgt een weken- of maandenlange pe- riode van quarantaine, vasten en zuivering. Er worden hen laxeer- en braakmiddelen toegediend. Brokken in het braaksel of de stoelgang worden als bewijs getoond. Uiteindelijk komt het tot een publieke bekentenis. Daarna volgt een cure d’âme, een reeks gebedsstonden om de duivel uit te drijven. Het doel is om het gezuiverde kind weer in de familie te reïntegreren, wat soms lukt. Maar meestal willen de ouders het kind niet terug uit angst, en eindigt het als een van de duizenden straatkinderen van Kinshasa.

Sommige ngo’s beschuldigen de predikanten van kindermisbruik.

De Boeck: Natuurlijk proberen sommige pasteurs er munt uit te slaan. Een duiveluitdrijving is ook niet goedkoop. Maar anderen doen hard hun best om het kind te reïntegreren. Ik vind dat ngo’s zoals Save the Children te eenzijdig kritiek hebben geleverd op de rol van de kerken en te weinig oog hebben gehad voor de bredere context. De kerken spelen een dubbele rol: ze zijn deel van het probleem, maar ook deel van de oplossing. Ze zijn de enige die een alternatief kunnen aanbieden, een therapeutische ruimte om uit die spiraal van geweld te raken. Dat plaatst hen in een machtige positie, en sommigen maken daar misbruik van. Maar je kunt volgens mij beter met de sleutelfiguren samenwerken. Bij Scotland Yard en de Metropolitan Police in Londen doen ze dat. Daar werkt men in een gespecialiseerd team samen met de Congolese pasteurs, en de politiewoordvoerder is zelf een predikant in een pinkstergemeenschap.

Voelen de beschuldigde kinderen zich heks?

De Boeck: Moeilijke vraag. Feit is dat ze bijna allemaal bekennen heks te zijn. Ze nemen natuurlijk het idioom helemaal over. Ze zijn ermee opgegroeid – zoals wij met een psychologisch verklaringsmodel zijn opgegroeid. Sommige kinderen claimen zelf het statuut van kindheks. Het laat hen toe zich aan het ouderlijke gezag te onttrekken en onafhankelijk te zijn. Velen kijken op naar het rolmodel van de vrije straatkinderen. Gewone, brave schoolkinderen zijn losers in hun ogen. Een kindheks kan ook enorme macht uitoefenen: hij kan op zijn beurt volwassenen aanwijzen die hem behekst zouden hebben. Die volwassenen worden dan niet zelden aangevallen, ook fysiek.

Zijn er echte heksenjachten? In september 2004 werden er in Mbuyi-Mayi naar verluidt tientallen kindheksen gelyncht.

De Boeck: Ja, ik heb dat ook in de pers gevolgd, dat had ook te maken met de diamantzoekers van Mbuyi-Mayi en de concurrentie van de straatkinderen. Maar het gebeurt ook in Kinshasa voortdurend, zij het meestal op individuele schaal. Ik heb zelf enkele keren gezien hoe iemand gestenigd werd. Ik herinner mij ook een gesprek met een oudere man, die tot zijn verbijstering ineens door zijn vijf kleinkinderen in een pinksterkerk van hekserij beschuldigd werd. Zijn huis werd bestormd en platgebrand, en zelf werd hij maar op het nippertje gered door een moedige parochiepriester die toevallig passeerde.

Volgen er processen en veroordelingen?

De Boeck: In sommige landen, zoals Kameroen en Ivoorkust, zijn het juist de heksen die vervolgd kunnen worden. Maar in de meeste Afrikaanse landen is het strafbaar gesteld om iemand van hekserij te betichten, ook in Congo. Maar dat stuit op veel onbegrip. De mensen zeggen: de staat vervolgt de slachtoffers in plaats van de heksen. Alleen de kerken helpen hen in het gevecht tegen het kwaad. Feit is dat iedereen erin gelooft, dus is hekserij een harde realiteit. Zelfs president Joseph Kabila is voor politieke steun van de pasteurs afhankelijk, dus kan hij er moeilijk tegen ingaan. Er wordt nu ook in Congo over een nieuwe strafwet tégen heksen gedebatteerd…

Nu toont u in een documentaire film dat zelfs begrafenissen door hekserij gekleurd worden.

De Boeck: Ja, maar hier zijn het jongeren die ouderen beschuldigen. We hebben gefilmd op het oude, overvolle en overwoekerde kerkhof van Kintambo, waar mensen nu tussen de doden leven, werken, vrijen, eten of voetballen. Een hele informele wereld. Geld voor een fatsoenlijke begrafenis hebben veel Congolezen niet meer, en er wordt soms erg gesold met de doden. Als jongeren sterven in Kinshasa – wat vaak gebeurt, maar niet normaal gevonden wordt – dan komen er snel beschuldigingen tegen de familie. De ouders, ooms of tantes moeten hen wel ‘opgegeten’ of behekst hebben. De jongeren uit de wijk voeren dan een raid uit op het huis, hakken de bomen om, verjagen de familie en gaan met de doodskist aan de haal. De kist wipt in hun handen op en neer, zoals een dansende tafel tijdens een spiritistische seance, en wijst de weg naar de schuldige. Die moet vaak rennen voor zijn leven. De begrafenissen zijn dus een echt slagveld tussen de generaties geworden. Daaruit blijkt hoe groot de verschuivingen van het samenlevingsmodel wel zijn. Het is een onbewuste zoektocht naar nieuwe morele kaders en sociale structuren die het leven in de stadsjungle betekenis geven.

DOOR CHRIS DE STOOP

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content