Els Van Steenberghe
Els Van Steenberghe Els Van Steenberghe is theaterrecensent.

Haar jeugd brengt ze door in het café van haar ouders, al spelend tussen of zittend onder de tafels. Nachtenlang wacht ze in het café tot de laatste klant vertrekt. Pas dan wil ze naar bed. Intussen observeert ze de klanten en legt ze onbewust de basis van haar meesterlijke danstaal.

Aangespoord door de caféklanten die haar beweeglijkheid roemen, trekt ze als kind naar de plaatselijke balletschool en wordt er algauw ‘slangenvrouw’ genoemd…

Op vijftienjarige leeftijd klopt ze aan bij de Folkwangschule van Kurt Jooss, de grondlegger van het danstheater. Na de opleiding aan de Folkwangschule studeert ze aan de Juilliard School of Music in New York. Ze danst er bij het Metropolitan Opera Ballet. Uiteindelijk besluit ze, mede op verzoek van Kurt Jooss, terug te keren naar Duitsland. Ze wordt soliste bij Jooss’ nieuwe gezelschap, het Folkwang Ballet. Daar creëert ze haar eerste choreografieën, zoals Fragment in 1968.

In 1973 wordt Bausch directeur van Tanztheater Wuppertal. Van dan af aan ontluikt haar choreografische taal tot die indrukwekkende, eenvoudige en van expressie zinderende danstaal waarmee ze de (dans)wereld zou verbazen.

Bausch ambieerde het niet om choreografe te worden. Ze werd het omdat ze als danseres onvoldaan bleef. Ondanks die grote behoefte om zichzelf met dans uit te drukken, wordt ze constant geplaagd door de angst om te mislukken. Die angst blijft een belangrijk thema in haar voorstellingen.

Ook de aanstelling tot directeur van het Tanztheater Wuppertal maakt haar aanvankelijk angstig. Ze was bang voor de routine en de grote machinerie.

Dat Wuppertal geen routine werd, heeft te maken met de manier waarop Bausch leidde en werkte. Haar intuïtieve taal vertrekt vanuit het innerlijk, vanuit de ziel en baant zich van daaruit een weg naar buiten.

De eerste choreografieën, zoals het bekroonde Im Wind der Zeit (1969) of de eerste creatie bij Tanztheater Wuppertal Fritz (1974), ademen de zoektocht naar die intrinsieke taal uit. Al choreograferend, experimenteert ze met de meest uiteenlopende genres – opera, musical, cabaret – en puurt daar gaandeweg een taal uit die haar de titel ‘stammoeder van het danstheater’ oplevert.

Een sleutelcreatie is Café Muller (1978). In deze deels autobiografische voorstelling danste Bausch zelf mee. Op de met stoelen bezaaide scène – ook de decors straalden soberheid en expressieve intensiteit uit – liet choreografe Bausch taferelen wervelen waarin de schermutselingen tussen mannen en vrouwen de bovenlaag vormen van een veel authentiekere ‘onderlaag’. Bausch schetste in deze creatie een donker maar teder en bloedmooi portret van de eenzaamheid van de mens, én de kracht van de mens om toch te blijven zoeken naar authenticiteit en samenhorigheid.

Die samenhorigheid stond ook centraal in haar revolutionaire repetitiemethode. Elk creatieproces begon met een spervuur van vragen die zij op haar dansers afvuurde. Bausch groef in de ziel van haar dansers naar mogelijke antwoorden en smeedde zodoende een band met hen. Gaandeweg ontwikkelden zich uit de vragen en antwoorden intieme choreografische zinnen. Bausch’ genie bestond erin die zinnen te monteren tot dynamische, associatieve en sensitieve gehelen die alle in essentie haar drijfveer uitdrukten: elkaar als mens vertrouwen, respecteren en liefhebben.

Bausch danste en creëerde met ongeziene passie tot aan haar dood. In Tanztheater Wuppertal laat ze een leegte na. Voor de danswereld zal haar werk een inspiratiebron blijven voor integer danstheater, ofwel theater dat het bewegende lichaam tot de essentie van pure expressie maakt.

Els Van Steenberghe

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content