Benno Barnard
Benno Barnard Lees hier de columns van de Nederlandse dichter en essayist Benno Barnard.

Heeft de Duitse taal haar verkrachting door de nazi’s zelf uitgelokt, met haar romantisch gekweel op een rots in de Rijn? In een liederenbundel van de Duitse nazi’s stond onder de verzen van de jood Heinrich Heine de vermelding Dichter unbekannt. Met behulp van een wrang syllogisme – totalitaire systemen misbruiken per definitie de taal et cetera – kan men dus makkelijk concluderen dat ik De Ridders onhandige apologie van de Vlaamse liederentraditie op zichzelf lovenswaardig vind.

Maar nu het morele probleem van het nationalisme. Dit vraagt De Ridder zich af: ‘Weinigen zullen zich graag nationalist noemen, maar is daarom alle nationalisme “fout”? Het vergt in zekere zin moed om hier ontkennend op te antwoorden.’

Ik ben binnen gehoorsafstand van de Vlaamse beweging opgegroeid. Ik heb belangrijke vertegenwoordigers van die beweging van zo nabij gekend dat ze meer dan levensgroot waren. Pater De Sutter sprak ik met ‘nonkel Ignace’ aan, de dichter Van Wilderode met ‘nonkel Anton’. Met deze mannen was mijn vader intiem bevriend. Dat had niets met politiek te maken, maar alles met theologie en poëzie. Ik herinner me zijn jaloezie op hun kennis van het Frans. ‘Een lichte vorm van onderdrukking is misschien niet zo slecht voor een volk’, spotte hij.

Omdat De Ridder zich realiseert dat er niet zoveel flaminganten onder de thans levende Vlaamse schrijvers zijn, beschuldigt hij ‘sommigen’ er maar van een amalgaam van karikaturale voorstellingen als de huidige Vlaamse beweging voor te stellen. In dat verband voert hij mijn persoon als zijn retorische tegenstander op, citerend uit een polemiek van mijn hand, waarin ik een causale koppeling maak tussen analfabetisme en nationalisme. Deze laakbare passage schreef ik: ‘In de krant stond onlangs dat 700.000 onder u nauwelijks kunnen lezen. Geen wonder dat u zo overgevoelig bent voor het mythologische boerenbedrog van het flamingantisme. U bestaat in niet geringe aantallen uit stomkoppen. U verdient helemaal geen stemrecht. De aap valt te prefereren boven u.’

Hierop gewaagt De Ridder, met gebruikmaking van een afgrijselijke modieuze stijlfiguur, van ‘de Benno Barnards van deze wereld (…) zonder al te veel historische kennis’; en daarna schrijft hij het volgende: ‘Twijfel, laat staan vertwijfeling, maakt geen deel uit van (hun) gedachtegoed. Iets is wit of iets is zwart en de dichter die tegelijkertijd een kritische kosmopoliet en een overtuigde flamingant was, kan niet hebben bestaan.’

De Ridder weet heus wel dat de Griekse wortelstok van het woord polemiek ‘oorlog’ betekent: ik voer oorlog tegen de domheid, ik daag mijn vijanden uit. ‘Wie verklaart mij die vreemde inheemse omstandigheid dat leerplicht gevoegd bij stemplicht minder democratie oplevert?’ zo roep ik. Verstand van geschiedenis heb ik namelijk wel. Ja, ik durf te stellen – ik denk wel dat ik namens de meeste ‘sommigen’ kan spreken – dat ons werk nu juist bij uitstek van historische kennis en historische vertwijfeling getuigt: wij, rondzwervende stukken wroeging, zijn doordrongen van het besef dat de geschiedenis ons in een leegte heeft gegooid. En wat mij betreft: het is duidelijk dat De Ridder niet al te veel in mijn boeken heeft gelezen; anders zou hij weten dat ik mezelf weliswaar als een onuitstaanbare kosmopoliet beschouw, maar ook als een vertederende provinciaal, die zijn taal en traditie bemint. Ik – paradox op benen, hybride, tweekoppige!

Ik beken dat ik weerzin voel jegens de Vlaamse beweging, die in mijn ogen vooral erg rechts, bekrompen, Waalsvijandig en xenofoob is; maar dat neemt niet weg dat ik in velerlei teksten heb gewezen op de noodzaak van de Vlaamse (en Waalse) arbeidersemancipatie honderd en ook nog vijftig jaar geleden. Mijn opinies zouden in de jaren tien en twintig niet heel verschillend zijn geweest van de opvattingen die de kritische wereldburger en bewuste flamingant Paul Van Ostayen erop nahield. Maar toen moesten er nog miljoenen liters bloed vloeien, toen moest dat door De Ridder vergoelijkte nationalisme nog tot zijn volle consequentie rijpen. Zou hij zich nooit eens afvragen waarom de Vlaamse beweging tegenwoordig zo weinig steun geniet in dat segment van de bevolking dat in tempore non suspecto haar geestelijke leiders leverde?

De Benno Barnards van deze wereld – van wie er ook tot mijn eigen opluchting maar één is – vinden het opeens een verkillend idee dat ik in de loop der jaren voor allerlei ‘foute’ Vlaamse literatuur een lans heb gebroken. Toen mijn honorabele opponent nog maar net zindelijk was, schreef ik in het Nieuw Wereldtijdschrift iets over de verskunst van nonkel Anton. Mijn lof was vermengd met kritiek op zijn gemakzuchtige rechtsheid, zijn steun aan Prothea, de onnozelheid waarmee hij zich de sympathie van diezelfde ouwe bruine troep van vroeger liet aanleunen. Een week later ontving mijn vader een verwijtende brief van nonkel Ignace. ‘Dat verdomde Franse trauma ook!’ brieste hij aan de telefoon, zelf de eigenaar van een Duits trauma.

Benno Barnard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content