In het kielzog van Hergé hielden zich tal van tekenaars op, die hun brood verdienden bij het weekblad Kuifje. Vooral Belgen, maar ook Fransen, die in Brussel hun geluk kwamen zoeken: Jean Graton (Michel Vaillant), Jacques Martin (Alex) én vooral Albert Uderzo en René Goscinny, die de wereld zouden veroveren met Asterix.

De bedenkers van de dappere Galliër – de Fransen René Goscinny en tekenaar Albert Uderzo – waren geen onbekenden voor Hergé. Tussen 1955 en 1961 maakten ze strips voor het weekblad Kuifje. Vooral de productiviteit van Goscinny in die jaren was enorm. Hij leverde honderden scenario’s voor teke-nende steunpilaren van het blad als Dino Attanasio, Berck, François Craenhals, André Franquin, Raymond Macherot, Bob De Moor, Tibet en Albert Weinberg. Met Uderzo maakte hij voor Kuifje de indianenstrip Hoempa Pa. Tegelijkertijd schreef hij ook de verhalen voor Lucky Luke, een westernstrip die zijn vriend Morris voor het weekblad Robbedoes maakte.

Bij de Fondation Raymond Leblanc, in het Brusselse gebouw van uitgeverij Le Lombard (die het weekblad Kuifje uitgaf), loopt nog tot na de zomer een kleine maar mooie tentoonstelling over het werk dat Goscinny in zijn Belgische tijd maakte. Aan de hand van originele platen van de verschillende tekenaars voor wie hij scenario’s schreef, wordt een boeiend overzicht geboden van zijn ‘Belgische’ activiteiten.

‘Goscinny was een heel vriendelijke man’, vertelt Berck (pseudoniem van Leuvenaar Arthur Berckmans), die met Goscinny voor Kuifje de strip Pechvogel maakte, een humoristische reeks over een Parijse taxichauffeur. ‘Goscinny was een wat meegaand iemand, die rekening hield met de mensen met wie hij werkte. Hij heeft me nooit verplicht iets te doen. Hij respecteerde mij en ik respecteerde hem. Ik zag hem weinig. Als hij in Brussel was, logeerde hij meestal in Hotel Metropole aan het De Brouckèreplein. Dan bespraken we in de lounge de lijn van het nieuwe verhaal. Ik reikte Goscinny daarvoor bijna alle basisthema’s aan. We werkten altijd op dezelfde manier. Enkele weken nadat we het thema hadden doorgepraat, kreeg ik het scenario van hem doorgestuurd. De pagina was in twee verdeeld. In de linkse kolom stond de beschrijving van de scène per vakje, in de rechtse kolom de dialoog. Ik was dan vrij in hoe ik de vakjes over de pagina verdeelde.’

Door het grote succes van Asterix en de groei van het Franse weekblad Pilote, geleid door Goscinny en collega-scenarist Jean-Michel Charlier (van onder meer Buck Danny, Roodbaard en Blueberry), staakt Goscinny zijn medewerking aan Kuifje in 1961. Al blijft hij regelmatig naar België komen, vooral om zijn vrienden en vakbroeders Tibet ( Rik Ringers, Chick Bill), Jean Graton ( Michel Vaillant), Peyo ( De Smurfen) en Franquin ( Guust Flater, Robbedoes en Kwabbernoot) te zien.

DE TENTOONSTELLING GOSCINNY EN HET WEEKBLAD KUIFJE (1955-1961) LOOPT NOG TOT 25 SEPTEMBER BIJ DE FONDATION RAYMOND LEBLANC, PAUL-HENRI SPAAKLAAN 7, 1060 BRUSSEL. DE TENTOONSTELLING IS GEOPEND VAN WOENSDAG TOT VRIJDAG, TELKENS VAN 12 TOT 18 UUR. www.fondationrleblanc.be

DOOR TOON HORSTEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content