Mark Elchardus
Mark Elchardus Hoogleraar sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel

Mocht Winston Churchill hem meemaken, hij zou van Jean-Marie Dedecker ongetwijfeld zeggen: ‘nooit eerder in de geschiedenis van de mensheid heeft één man zoveel gedaan voor zoveel mensen’. Hij maakte het zowel voor VLD en CD&V als voor N-VA mogelijk te verduidelijken waarvoor ze staan. Een voorheen onmogelijk geacht karwei. Wat een land toch, dat van ons. Een paar weken volstaan voor ideologische opheldering, en terwijl dat gebeurde, bogen de Vlamingen zich over een echt belangrijke kwestie: de toekomst van hun onderwijs. Eén e-mail van leraar Marc Hullebus volstond daartoe. Hij wil meer aandacht voor kennisoverdracht, minder nadruk op vaardigheden en attitudes. Zijn oproep bereikte veel mensen, bewoog velen van hen.

De stelling van Hullebus verdient debat; rustig en grondig debat, en dus heel ver weg van de media gevoerd. Zonder taboes ook. Walter Pauli, die in De Morgen heel positief reageerde op de oproep van Hullebus voegde er toch meteen aan toe dat het geen pleidooi mag worden voor de ‘meester weet het beter’. Waarom zou het dat niet mogen worden? Ik vind dat de meester, leraar, professor het beter zou moeten weten. Is dat niet het geval, dan moeten jonge mensen hun tijd niet verdoen in zijn of haar klas of aula. We moeten de oproep van Hullebus ter harte nemen en tevens de opvatting dat jonge mensen zich in het onderwijs komen ‘zelfontplooien’ achter ons laten. De reden van hun aanwezigheid in klas en aula is dat ze er iets komen leren, liefst van iemand die het beter weet. Dat soort brutaal geformuleerde helderheid kon in het door Hullebus aangetrokken debat meteen worden opgetekend. Verfrissend.

Dat betekent niet dat de uitgangspunten en de wijze waarop Marc Hullebus het probleem formuleert, overtuigen. We hebben bijvoorbeeld geen gegevens om zijn stelling te staven dat de kennis van jonge mensen achteruitboert. Wie dat beweert, geeft slechts een persoonlijke indruk weer, maar spreekt bij gebrek aan gegevens niet met kennis van zaken. Ik onderwijs al bijna twintig jaar grote groepen eerstejaarsstudenten. Ik heb de indruk dat hun taalvaardigheid en wiskundige kennis mettertijd beter werd, niet slechter. Onze houding ten opzichte van kennis is ook veranderd. Moet het onderwijs wel zo strak in vakjes worden opgedeeld als nu het geval is. Heeft een leraar talen nog zin? Zou het niet boeiender en duidelijker zijn wiskunde op een historische wijze te doceren, waarbij de leerling de ontwikkeling van de mensheid volgt, mee ontdekt hoe deze gedreven door praktische vraagstukken en filosofische beschouwingen de wiskunde heeft ontwikkeld? In een debat over kennisverwerving mogen we er toch niet van uitgaan dat de wijze waarop wij vroeger kennis hebben verworven de enig mogelijke en zaligmakende is. Zetten we ook niet al te snel kennis af tegen vaardigheden en attitudes? Wat baat kennis van de taal als die niet gepaard gaat met liefde voor de taal, passie voor zindelijk en zinnig taalgebruik? Wat baat kennis van de fysica zonder rationele benadering van de werkelijkheid? Wat baat kennis van milieuproblematiek zonder liefde voor mens en aarde? Het inzicht dat we de kloof tussen kennis, vaardigheid en houding moeten dichten, kan nu net worden beschouwd als een belangrijke culturele vooruitgang. Als dat inzicht door leraars wordt beschouwd als een trivialisering van kennis, dan gaapt er een kloof tussen hun denken en de evolutie van onze cultuur. Als dat inzicht in de klas leidt tot een daadwerkelijke trivialisering van kennis, loopt het behoorlijk mis en dient snel ingegrepen. Tijd dus voor een debat waarin, waarom niet, bij gelegenheid ook het Vlaams Parlement zich mag mengen, als Dedecker het daar even de tijd voor gunt.

MARK ELCHARDUS IS HOOGLERAAR SOCIOLOGIE AAN DE VRIJE UNIVERSITEIT BRUSSEL.

Mark Elchardus

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content