‘Toen ik zelf in de gevangenis zat, wist ik: ik moet het verhaal van Madoff schrijven

DAVID PEFKO 'Het is een grote misvatting te denken dat je eigen leven interessant is.' © foto's FRANKY VERDICKT

Zes jaar na Het voorseizoen, de roman waarmee David Pefko de Gouden Uil won, publiceert hij Daar komen de vliegen, gebaseerd op het verhaal van de New Yorkse oplichter Bernie Madoff. ‘Ik vind oplichterij al snel niet zo heel erg.’

Terwijl wij in Europa met verbazing naar omvallende banken stonden te kijken, brak in de Verenigde Staten naast de bankencrisis nog een ander schandaal uit. Bernie Madoff lichtte decennialang duizenden klanten op die hun geld – in totaal zou het om zo’n 65 miljard dollar gaan – bij zijn beursfonds parkeerden. In het piramidespel dat hij opzette, kon hij zijn klanten alleen de winst uitkeren die hij hen voorspiegelde zolang nieuwe klanten vers geld investeerden. De financiële crisis zorgde ervoor dat alle Amerikanen hun geloof in de beurs verloren, en ook Madoff, die jarenlang nochtans hoge winstpercentages had uitgekeerd, werd meegesleurd in de storm. In 2009 werd hij veroordeeld tot 150 jaar cel, maar hij zal niet snel vergeten worden. Er wordt nog altijd een juridische strijd uitgevochten over de schadeclaims, en het verhaal van Madoff blijft een inspiratiebron voor journalisten, documentairemakers en nu dus ook de romancier David Pefko.

DAVID PEFKO: Mensen die hun leven lang moeten liegen en dan ontmaskerd worden, hebben natuurlijk iets heel kwetsbaars. Toen Bernie Madoff opgesloten werd, wist je dat het natuurlijk verschrikkelijk was wat hij had gedaan, maar ook dat het net zo verschrikkelijk was wat hem te wachten stond. Tijdens zijn laatste jaren had Madoff eigenlijk niet eens meer de kans om te stoppen, hij zat helemaal vast in zijn eigen leugens. Alleen zijn dood had zijn oplichterij op een andere manier kunnen stoppen. Ik had met hem te doen, en tegelijk vond ik het verhaal ontzettend interessant. Ik wist zeker dat Madoff vreselijke angsten heeft uitgestaan, en daar ook continu ziek van moet zijn geweest, maar dat las je natuurlijk nergens in de kranten. De media portretteerden hem als een kille schurk, meer niet.

Uw versie van Madoff heet Jerry Kirschenbaum. Die is helemaal niet kil. U hebt Jerry zelfs een zoon met het syndroom van Down gegeven, waarmee hij bij momenten zelfs iets teders krijgt. Waarom deed u dat?

PEFKO: Het stond heel snel vast dat Andy, zoals ook de zoon van Madoff heet, het syndroom van Down zou hebben. Ik heb er nog een sportfan of een amateur beursbelegger van willen maken – allemaal met down – maar uiteindelijk is hij een jongen geworden die voornamelijk in zijn stoel hangt, tv kijkt en gekweld wordt door jeuk. Zijn ouders doen alles voor hem. Jerry zegt zelf ook dat zo’n zoon hem op een manier goed uitkwam.

Wilde u het gruwelijke beeld dat we van Madoff hebben corrigeren?

PEFKO: Ik heb nooit geloofd dat Madoff zo’n kille man zou zijn. Ik heb weleens interviews gelezen en filmpjes gezien waarin hij een heel sympathieke man lijkt. Dat zegt natuurlijk niets, en een goed oplichter heeft ook al die kenmerken, maar de media hebben voldoende aan een halve zin om van iemand een monster te maken. Als mijn kop op de cover van een groot magazine staat met een gruwelijke titel erboven, is er geen onderbouwd artikel nodig om heel veel mensen te doen geloven dat er iets mis is met mij. De meeste mensen lezen alleen de koppen of de tweets en trekken hun conclusies.

De media kunnen van iedereen een monster maken. U bewijst misschien dat schrijvers van ieder monster weer een mens kunnen maken.

PEFKO: Mijn Jerry Kirschenbaum doet nochtans hetzelfde als wat Madoff heeft gedaan: mensen oplichten. Maar in Daar komen de vliegen laat ik ook de rest van zijn leven zien. Op het eind neemt hij zich misschien even voor om de kleine beleggers te vergoeden, maar uiteindelijk koopt hij met dat geld criminelen af om zijn gezin te beschermen. Dat is niet al te charmant, maar wat mij betreft wel menselijk. Nu voel ik sowieso een zekere sympathie voor oplichters zoals Madoff. Ik vind het allemaal al snel niet zo heel erg.

U lijkt inderdaad niet heel erg in te zitten met de slachtoffers van de man.

PEFKO: Als iemand miljoenen kan beleggen in zo’n fonds, is hij ook niet het einde nabij wanneer hij al dat geld kwijt is. Er waren wel beleggers die eraan onderdoor zijn gegaan, maar veel van hen konden die verliezen makkelijk slikken. Madoff deed ongeveer hetzelfde als alle banken: hij nam iets van mensen aan, beloofde ze iets en leende hun geld uit aan anderen. Bij banken is het niet helemaal duidelijk wat ze ondertussen met dat geld doen, bij Madoff uiteraard wel. Hij deed er namelijk helemaal niets mee, en keerde alleen fictieve winsten uit. De statements die hij daarbij als uitleg meestuurde, waren helemaal verzonnen. Over Madoff wordt gezegd dat hij nooit één aandeel heeft verhandeld, of dat hij het in het begin wel deed, maar er helemaal niet goed in was. Als de financiële crisis niet was uitgebroken en het vertrouwen in de beurzen en in Madoff niet was verdwenen, was het misschien niet foutgelopen. Een piramidespel zoals Madoff het had opgezet, kan in principe tot in de eeuwigheid doorgaan. In dat geval hadden wij zijn val niet meer meegemaakt, tenzij hij misschien dood was gegaan. Hij had zijn bedrijfje niet kunnen doorgeven aan zijn zonen: die wisten nergens van, ze hebben zelf een investeringsfonds en dachten het lang niet zo goed te doen als vader. (lacht)

Klanten konden hun inleg niet terugvragen. Die ging in rook op.

PEFKO: Dat is zo. Maar hij maakte zijn beloftes wel waar. Pas na zijn val werd dat een probleem. Het is natuurlijk niet leuk voor die mensen, maar Madoff heeft het kapitaal van sommige klanten verdrievoudigd in de tijd dat ze bij hem zaten. Een deel van hen moest dat geld ook teruggeven nadat hij ontmaskerd was. Dat is nog altijd nu en dan in het nieuws.

Madoff is de enige van Wall Street die in de gevangenis is beland na de crisis. Hoe komt dat?

PEFKO: Wat hij uitstraalde, speelde daarin mee. Wanneer banken in de problemen komen of kopje-onder gaan, zijn ze gezichtsloos. Maar de emotionaliteit waarmee de gedupeerden van Madoff achter hem aangingen, was echt ongezien. Hij had nooit zijn naam aan zijn fonds mogen koppelen. Het maakte de zaak heel persoonlijk. Hij was ook een man alleen, nam alle schuld op zich, terwijl er wordt beweerd dat meer mensen die voor hem werkten ervan op de hoogte waren.

Bent u tijdens het schrijven van uw boek een activist geworden, zoals Joris Luyendijk na zijn onderzoek in de Londense City?

PEFKO: Niet echt. Ik vond dat boek van Luyendijk ook niet zo sterk. Hij zet bankiers weg als machtsbeluste psychopaten, terwijl ik nergens te weten kom hoe hun spel nu precies in elkaar zat. Ik heb voor mijn boek ook met enkele beurshandelaars gesproken. Ze zeiden dat ze niet meer dan een schema uitvoeren dat voor hen is opgesteld, en ook niet precies weten hoe het werkt. Ze roepen allemaal wel dat je een neus moet hebben voor de beurs, maar dat zou ik ook zeggen als ik niet weet wat ik doe.

Wanneer besloot u precies over Bernie Madoff te schrijven?

PEFKO: Sinds hij werd opgepakt. Ik zat in die tijd aan de tv gekluisterd. Ik begrijp ook niet dat er vóór mij niemand Madoff had gebruikt in een eigen verhaal. Ik heb mijn versie, Jerry Kirschenbaum, voor het eerst opgevoerd in een kortverhaal voor De Tien van Das Magazin. Ik was de opdracht eigenlijk vergeten en had de deadline voor me uitgeschoven, dus ik had uiteindelijk maar 24 uur om dat verhaal te schrijven. Daarna zat ik toevallig zelf even in de gevangenis, en nam ik me voor om dat verhaal beter uit te werken.

Dat moet u misschien even uitleggen.

PEFKO: Kort gezegd: de belastingdienst zat achter me aan. Ze hadden me een taakstraf gegeven, maar ik ben in die tijd zo vaak verhuisd dat ze me daar niet van op de hoogte konden brengen. Mijn straf werd omgezet in een gevangenisstraf. Ik kon er eigenlijk niets aan doen, en dus heb ik niet heel lang vastgezeten. Daarna heb ik wel mijn taakstraf uitgevoerd. Ik ben in de gevangenis niet aan schrijven toegekomen. Pas daarna heb ik dat verhaal weer opgenomen. Een ander boek wilde maar niet lukken, dat manuscript heb ik gewoon weggegooid. Alleen de titel heb ik gehouden, die paste ook veel beter bij het verhaal van Jerry Kirschenbaum. Het verhaal uit Das Magazin is uiteindelijk een deel van de roman geworden. Nu, er zijn ook mensen die mijn boek hebben gelezen zonder dat ze Madoff kennen. Ik weet niet hoe dat kan, maar zij zeggen dan: hoe verzin je het! (lacht)

Werkt het ook dan, of vinden zij het vergezocht?

PEFKO: Nee, hoor. Het werkt heel goed, merk ik.

Zou u ook over andere monsterlijke figuren kunnen schrijven?

PEFKO: Niet over iedereen, nee. Ik zou van Marc Dutroux nooit een charmante man kunnen maken. Iemand zoals Donald Trump leent zich natuurlijk perfect tot een romanpersonage, maar met Geert Wilders zou me dat ook weer niet lukken. Ik vind hem een extreem lelijk en oninteressant figuur. Een volstrekte loser. (denkt even na) Hij woont natuurlijk op zo’n kelderverdieping van een of andere zwaarbeveiligde bunker, anders wordt hij gebombardeerd. Misschien is het dan wel interessant om te beschrijven hoe hij leeft, wat hij daar eet en drinkt, en of hij nog wel aan seks toekomt. Maar ik denk dat hij er beter mee ophoudt. Wilders heeft zo weinig te vertellen. Hij is het grootste deel van de dag boos omdat hij niet serieus genomen wordt.

Jonge Amsterdamse schrijvers krijgen weleens het verwijt dat ze over hun eigen leven schrijven. Het verhaal van een New Yorkse oplichter is wat anders. Kiest u daar bewust voor?

PEFKO: Het is een grote misvatting te denken dat je eigen leven interessant is. De meeste jonge schrijvers zijn eigenlijk narcisten. Ik wil geen namen noemen, maar ik ken bijvoorbeeld zo’n schrijver: hij maakt al heel weinig mee in zijn leven, en de kleine dingetjes die er dan gebeuren melkt hij helemaal uit. Als hij als het ware een paar minuten niet meer weet waar hij is, of op een ochtend een beetje verdwaasd wakker wordt, schrijft hij er ogenblikkelijk een roman over alsof dat moment zijn leven helemaal heeft veranderd. Daarna volgen de columns in binnen- en buitenland. Schrijvers die columns schrijven zijn sowieso bijna altijd missers. Neem Peter Buwalda, die beweert zelfs dat het ook nog eens heel zwaar werk is, dat stukjes schrijven. Hij zwoegt drie dagen op een column die dan over kipsaté gaat. Buwalda zou er beter ook mee ophouden. Maar dat denk ik over wel meer collega’s. (lacht)

Werkelijk?

PEFKO: Er zijn voorbeelden zat. Dichteressen die eigenlijk in een kliniek thuishoren, en prozaschrijvers en -schrijfsters die schrijven als een kleuter. Of gewoon over het paard getilde mensen zoals Dimitri Verhulst. Continu bagger produceren, en niemand die het merkt. Tsss.

David Pefko, Daar komen de vliegen, uitgeverij Prometheus, 400 blz., ?19,99.

Door PETER CASTEELS, foto’s FRANKY VERDICKT

‘Bankiers roepen allemaal dat je een neus moet hebben voor de beurs, maar dat zou ik ook zeggen als ik niet zou weten wat ik doe.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content