De Beagle was een oorlogszeilschip en daar deed Charles Darwin zijn voordeel mee op zijn tocht rond de wereld. Zonder de Beagle was er misschien nooit sprake geweest van een darwiniaanse evolutietheorie.

De Beagle werd op 11 mei 1820 te water gelaten, op de Theems in de buurt van de Britse hoofdstad Londen. Hij was een klein oorlogszeilschip van de Britse Navy, een klipper met tien kanonnen die vernoemd werd naar de kortpotige rashond met dezelfde naam. Vlak na zijn tewaterlating nam hij deel aan een militaire parade voor koning George IV. Er waren toen 120 manschappen aan boord, op een schip van amper 27 meter lang. In die tijd waren zeelui minder op ruimte en privacy gesteld dan vandaag.

Maar de klippers hadden een slechte reputatie. De term ‘drijvende doodskisten’ leek voor hen uitgevonden. Vijf jaar lang werd de Beagle gewoon in een dok gelegd, tot beslist werd er een exploratieschip van te maken. Het aantal kanonnen werd van tien tot zes teruggebracht, het aantal bemanningsleden zogoed als gehalveerd tot 65. Enkele technische aanpassingen moesten het schip makkelijker te besturen en wendbaarder maken.

Op 22 mei 1826 vertrok de Beagle voor zijn eerste opdracht uit de Britse havenstad Plymouth. Hij moest de kusten van Patagonië en Vuurland in Zuid-Amerika in kaart brengen. De eerste kapitein van de Beagle, Pringle Stokes, was echter niet opgewassen tegen zijn taak. De helse weers-omstandigheden en een gevoel van totaal isolement ten opzichte van zijn weerbarstige bemanning dreven een sterk depressieve Stokes ertoe zich twee jaar na zijn vertrek wekenlang in zijn hut op te sluiten, in de buurt van het plaatsje Port Famine in de legendarische Straat van Magellaan. Vervolgens schoot hij er zich door het hoofd. Zelfs dat deed hij niet goed, want het duurde meer dan twee weken voor hij aan zijn verwondingen bezweek.

Op 15 december 1828 werd de toen 23-jarige aristocraat Robert Fitzroy aangesteld als vervanger van Stokes. Hij ging aan boord van de Beagle in het Braziliaanse Rio de Janeiro. Tijdens de ver-dere reis beschreef hij voor het eerst een zeestraat in Vuurland die hij het Beaglekanaal doopte. De naam is vandaag nog altijd in zwang.

Gegijzelde indianen

Fitzroy bracht de opdracht tot een goed einde. Op 14 oktober 1830 was de Beagle weer in Engeland. Aan boord waren vier indianen uit Vuurland die Fitzroy had ‘meegenomen’, aanvankelijk als gijzelaars omdat stamgenoten een sloep van de Beagle hadden gestolen. Fitzroy had vervolgens het idee opgevat die ‘wilden’ in Engeland een spoedcursus beschaving te geven, waarna hij ze bij een volgende expeditie weer in hun thuisland zou afzetten, zodat ze er de beschaving onder hun volksgenoten konden verspreiden. Een originele vorm van missionering.

Een van de Vuurlanders stierf niet lang na aankomst in Plymouth aan pokken. Fitzroy deed nog pogingen om hem in het lokale Navy-hospitaal te laten behandelen, maar tevergeefs. De man werd, volgens een korte mededeling in een bevolkingsregister (dat een lokale amateurhistoricus recent opspoorde), begraven op het kerkhof van het hospitaal. De graven uit die tijd bestaan echter niet meer. Net als het historische hospitaal moest ook het grootste deel van het kerkhof plaats ruimen voor appartementsblokken. De mensen wonen er op de beenderen van honderden 19e-eeuwse Britse mariniers (en van één aangespoelde Vuurlander).

Kritiek op de dood van deze ‘Boat Memory’ (zo staat de man in het doodsregister ingeschreven) en de dwingende noodzaak om de drie andere Vuurlanders na hun opvoeding te repatriëren, brachten Fitzroy ertoe een tweede expeditie met de Beagle naar Zuid-Amerika op te zetten. De admiraliteit volgde hem daar aanvankelijk niet in, zodat hij overwoog de trip op eigen kosten te maken. Maar na druk uit zijn invloedrijke omgeving gingen de toplui van de Navy, met onder meer de bekende officier Francis Beaufort (de man die zijn naam gaf aan de schaal om windkracht te meten) overstag. Fitzroy mocht voor rekening van de Britse marine een nieuwe expeditie organiseren die hemzelf en de Beagle rond de wereld zou brengen.

In de archieven van de Britse Hydrografische Dienst in het onbeduidende stadje Taunton bevindt zich nog altijd het verslagboek van Beaufort, waarin de 24 pagina’s lange brief met opdracht aan Fitzroy is ingeschreven. Het betreft vooral een lange lijst van metingen die hij onderweg moest uitvoeren: dieptes en posities, getijden, stromingen en weers-omstandigheden. Beaufort besloot zijn opdracht met enkele nuttige raadgevingen, zoals de waarschuwing dat de indianen langs de route ondertussen over vuurwapens en munitie beschikten, en over de capaciteiten om ze te gebruiken, zodat de kapitein alert moest zijn voor incidenten met dodelijke afloop.

Fitzroy had nog een zorg. Hij was de zelfmoord van zijn voorganger Stokes niet vergeten, en zocht een compagnon voor aan boord, een gentleman van zijn kaliber met wie hij kon converseren, en die tegelijk biologische en geologische waarnemingen kon doen om het wetenschappelijk karakter van de expeditie te vergroten. In zijn verzoek aan Beaufort had hij het letterlijk over ‘een welopgevoed en wetenschappelijk man die bereidwillig de accommodatie die ik hem kan aanbieden zou willen delen, om te profiteren van de mogelijkheid om verre en nog weinig bekende landen te bezoeken’. De man moest wel over eigen financiering beschikken. Het aanbod werd als een privilege beschouwd.

Beaufort schakelde zijn connecties aan de gerenommeerde universiteit van Cambridge in. De man die aanvankelijk was benaderd, haakte op de valreep af, naar verluidt onder druk van zijn vrouw. Via een van zijn hoogleraren kwam de uitnodiging finaal bij de net afgestudeerde Charles Darwin terecht. Die was meteen laaiend enthousiast, maar kreeg al snel met tegenkanting te kampen, omdat zijn schatrijke vader, die de zaak moest financieren, zich tegen het project verzette. Hij zag er het nut niet van in. Gelukkig kon zijn schoonbroer (en Darwins latere schoonvader, want hij trouwde met een nicht) hem overtuigen zijn zoon toch te laten vertrekken.

Met een bang hart vertrok Darwin vervolgens naar Londen voor zijn eerste ontmoeting met Fitzroy en Beaufort in de fameuze Boardroom van de admiraliteit, vlakbij het parlementsgebouw. De ruime kamer bestaat nog altijd. Je stapt er letterlijk de geschiedenis in. Zelfs vandaag maakt ze indruk. Het moet ook voor de piepjonge Darwin een indrukwekkende ervaring geweest zijn, toen hij er op 5 september 1831, amper 22, de eerste confrontatie aanging met de man met wie hij twee jaar lang (de reis was op slechts twee jaren begroot) in moeilijke omstandigheden zou moeten samenwerken.

Foute neus

Fitzroy was aanvankelijk niet onder de indruk van Darwins verschijning. Hij was een frenoloog, die het karakter van mensen durfde te beoordelen op basis van uiterlijke kenmerken. Fitzroy vond dat er een probleem was met Darwins neus – dat hij pas na enkele ontmoetingen niet langer onoverkomelijk achtte, anders was er misschien nooit een darwiniaanse evolutietheorie gekomen. Gelukkig was Darwin sociaal bijzonder goed onderlegd en beheerste hij perfect de etiquette van de Britse aristocratie. Anders had hij nooit de kans gekregen de reis rond de wereld te maken die zo cruciaal zou zijn voor de vorming van zijn latere ideeën.

Beiden voeren vervolgens samen naar Plymouth om de Beagle voor te bereiden op het vertrek. Darwin was in eerste instantie ongerust over de uitermate kleine hut die hij toegewezen kreeg: hij kon er amper zijn benen in strekken en zijn boeken in kwijt. Maar hij paste zich blijkbaar snel aan, want tijdens de reis meldt hij haast niets over de krapte van zijn verblijf.

Het vertrek van de Beagle werd een paar keer uitgesteld wegens slechte weersomstandigheden, maar op 27 december 1831 was het zover. Toen vertrok het schip vanuit Plymouth, van voor een strandje dat Barn Pool heet. Een bijna onzichtbaar aan een muurtje in de haven opgehangen gedenkplaatje herinnert aan het historische karakter van dat vertrek.

Er kwam dus heel wat toeval aan te pas om Darwin uiteindelijk daar te krijgen waar hij zijn moest om de waarnemingen te verrichten die zijn denkbeelden stevig dooreen zouden schudden, zoals de rijke diversiteit van het leven in het tropisch regenwoud, de enorme schedels van reuzenfossielen uit een ver verleden, en de opvallende verschillen tussen schildpadden en zangvogelsoorten op de eilanden van de Galapagos – die hij met zijn evolutietheorie wereldberoemd zou maken. De theorie van evolutie door natuurlijke en seksuele selectie zou er zonder Darwins reis met de Beagle ook wel gekomen zijn. Maar of ze als darwinisme bekend zou zijn geraakt, is niet zeker.

Het feit dat de Beagle een oorlogsschip was, heeft wellicht ook bijgedragen tot het succes van Darwins missie. Met kanonnen en geweren aan boord is het veiliger zeilen in onbekende regionen. Maar er is ook de kwestie van discipline. De zeelui die aanmonsterden voor dit type missies, waren doorgaans van het ruigere soort. Muiterijen waren geen uitzondering op walvisvaarders en andere privéschepen in die tijd. Darwin vond zelf ergens op een strand de geblakerde schedel van een Britse kapitein die door zijn bemanning vermoord was. Maar Fitzroy was niet te beroerd om zijn gezag te laten gelden en zware lijfstraffen op te leggen aan ongehoorzame matrozen.

De Beagle droeg de vlag van een Brits oorlogsschip, waardoor hij meestal op respect van lokale autoriteiten kon rekenen. In feite moest het schip beschouwd worden als een drijvende ambassade. Zijn gezag droeg ertoe bij dat er overal officieel bezoek kwam, dat contacten met hooggeplaatsten vanzelfsprekend waren, en dat het voor Darwin geen moeite was om introductiebrieven te krijgen. Darwin vond aan land gemakkelijk onderdak bij Britse onderdanen, van wie hij veel opstak over de lokale gebruiken en over fauna en flora. De toenmalige gouverneur van de Galapagoseilanden was de eerste die hem erop wees dat hij aan de vorm van een schildpad kon zien van welk eiland het dier afkomstig was.

Dankzij de faciliteiten van de Britten kon Darwin zijn collecties ook regelmatig naar huis opsturen: gedroogde planten, geprepareerde balgen van dieren en verzamelingen bewaard in alcohol. Met die laatste durfde het weleens mis te gaan, want grote dieren raakten niet altijd heelhuids in het thuisland, omdat matrozen onderweg van de bewaaralcohol aftapten voor persoonlijk gebruik. Voor Darwin was het belangrijk dat hij feedback kreeg van zijn collega’s op het thuisfront. Vooral de collectie schedels van fossiele reuzenluiaarden en andere giganten die hij in Argentinië vond, had de aandacht van wetenschappers op zijn onderneming gevestigd. Hij voelde aan de reacties – ook van zijn familie – dat hij goed bezig was. Dat stimuleerde hem om nog beter te doen.

Roemloos einde

Toch had hij zijn moeilijke momenten. Het anderhalve jaar dat de Beagle op zee was, was hij bijna ononderbroken zeeziek. En hij had aanvallen van heimwee. In Chili was hij maanden uitgeteld door een infectie, mogelijk de ziekte van Chagas. Maar hij kwam er altijd door, en in andere moeilijke momenten hield zijn fysieke en mentale veerkracht hem overeind. Fitzroy schreef in zijn verslag van hun tocht dat het ‘mijnheer Darwin’ was die als laatste de kracht had om nog een berg op te kruipen of een losgeslagen sloep vast te houden. Na het ronden van Kaap de Goede Hoop in Zuid-Afrika was het voor Darwin echter definitief genoeg geweest. Hij kon niet snel genoeg weer thuis zijn. Hij werd zelf bijna depressief toen Fitzroy aankondigde dat hij nog even een oversteek naar Brazilië wilde doen om eerdere metingen te controleren.

Maar op 2 oktober 1836, na bijna vijf jaar onderweg te zijn geweest, was de Beagle weer in Engeland, en kon voor Darwin het verwerken van zijn ervaringen beginnen.

Voor de Beagle was het verhaal niet ten einde. Het schip deed nog een derde expeditie, tussen 1837 en 1843. Twee luitenanten van Fitzroy, John Wickham en John Stokes, voerden het commando over een missie die de kusten van Australië in kaart moest brengen. Aan de westkust noemde Wickham een haventje Port Darwin, ter ere van de natuurhistoricus die hij tijdens de vorige tocht had leren kennen. De stad Darwin bestaat nog altijd.

De Beagle is er niet meer. Vanaf 1845 werd hij ingezet voor de oostkust van Engeland om smokkelaars te onderscheppen, maar daarna wordt zijn geschiedenis wazig. In 1870 zou hij onder een andere naam aan een schroothandelaar verkocht zijn. Vanaf 2000 zijn er pogingen ondernomen om het wrak op te sporen, maar een echt sluitend verhaal leverden die niet op. De Beagle zou tot zinken zijn gebracht op de Crouch, een rivier in Essex, ter hoogte van het plaatsje Burnham. Er wordt vermoed dat een oud boothuisje vlakbij deels uit planken van de Beagle is gebouwd.

De Britse televisiezender BBC had het wilde plan opgevat om naar aanleiding van het Darwin-verjaardagsjaar 2009 een replica van de Beagle te bouwen en de wereld rond te laten varen, met aan boord onder meer een selectie van beloftevolle jonge wetenschappers. Maar dat project kwam nooit van de grond. De tocht van de VPRO en Canvas met de driemaster Stad Amsterdam is het enige programma waarin een schip in navolging van de Beagle de wereld rond zal varen. De Stad Amsterdam is met zijn 75 meter weliswaar drie keer groter dan de Beagle en heeft een veel kleinere bemanning, maar hij is een klipper, en hij moet op zijn minst een moderne vertaling kunnen geven van een aantal ervaringen van Darwin en zijn kompanen.

Dichter in het zog van de oorspronkelijke Beagle kun je niet komen.

WIE HET PROJECT VAN NABIJ WIL VOLGEN KAN TERECHT OP http://beagle.VPRO.Nl, http://www.CANVAS.BE/Beagle OF HTTP://WWW.BLOGS.KNACK.BE/Draulans.

DOOR DIRK DRAULANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content