De zwarte, claustrofobische tegenwereld van De bewaker, de nieuwe roman van Peter Terrin, heeft tegelijk iets paradijselijks en helders. Een gesprek over cornedbeef die smaakt als foie gras, en over onze jongens in Afghanistan.

‘Het is mijn meest menselijke boek tot nu toe.’ Peter Terrin werkte bijna vijf jaar aan De bewaker, zijn nieuwe, grote roman na Vrouwen en kinderen eerst (2004). Het boek focust opnieuw op een gesloten wereld waar mannen eigenaardige, dwangmatige rituelen uitvoeren die op het eerste gezicht allesbehalve menselijk overkomen. Deze keer zijn het Michel en Harry, twee bewakers, die de show stelen in een ondergrondse parkeergarage van een niet nader genoemde grootstad. Zij moeten zorgen voor de zielenrust van de rijke bewoners van 40 luxeappartementen. Maar als de superrijken – behalve één – er plots vandoor gaan, wordt hun bewakingstaak wel erg absurd. Wat te doen? En vooral: wat gebeurt er ondertussen in de echte wereld buiten de compound?

Terrin gebruikt deze elementaire setting om er een speciaal smaken- en geurenboek van te maken. De beide mannen houden elkaar in hun absurde bewakingsopdracht schaakmat en staan ondertussen op scherp, wat hun zintuigen betreft. De scènes waarin Terrin beschrijft hoe ze aardbeienjam van de grond lepelen als ging het om ambrozijn of hoe ze cornedbeef eten als betrof het de meest goddelijke hostie, zijn nu al klassiek. Maar ook de geuren van angst (vochtige walnoten) of van hoopvolle verwachting (versgebakken brood) doordesemen deze pikzwarte toekomstvisie met – inderdaad – menselijke, al te menselijke gewaarwordingen.

Terrin, de koele Vlaamse prins van de zwarte romantiek, vindt dat hij met De bewaker een periode afsluit. Maar zwart wordt wit onder de alchemistische, acribische schrijverspen van Terrin. Hij beschijft, zeker in deze roman, zo precies de desolate verlatenheid van deze twee eenzame bewakers dat de kleinste smaak- of geursensatie explosieve trekjes krijgt. In die zin kantelt Terrins donkere tegenwereld voortdurend in een paradijselijke gloed van opperste zintuigelijke gewaarwordingen. Ondertussen is het frappant hoe Terrin zich met deze roman ontpopt tot de smaakmaker van een jongere generatie Vlaamse auteurs die maar niet kan zwijgen over de duistere maar toch ook positieve krachten die er huizen in de wereld van gated communities. Van Jan van Loy (Heining) tot Jeroen Theunissen (De onzichtbare) en onlangs nog Joost Vandecasteele (Hoe de wereld perfect functioneert zonder mij): welke fascinatie schuilt er in de genadeloze portrettering van die gesloten, apocalyptische werelden waaruit geen ontsnappen mogelijk lijkt?

Peter Terrin: Dat is toch het thema van onze tijd. Als je naar het journaal kijkt, is dat niet verwonderlijk. Er is volop sprake van nieuwe nucleaire mogendheden zoals Iran, de lont in het kruitvat van het Midden-Oosten, om maar te zwijgen over de dreiging van een aanslag met een zogezegd vuile bom, waarin radioactief afval wordt gebruikt. De jaren tachtig zijn niet alleen bezig aan een revival in de muziek en de mode, maar ook in de politiek. Dat Koude Oorloggevoel leeft weer. In de film en de literatuur is die dystopische, donkere sciencefictionfascinatie volop aan de orde. In mijn roman is het voor Harry en Michel onduidelijk of er iets is gebeurd of dat er iets staat te gebeuren.

Uw roman gaat op het eerste gezicht meer over wapens dan over mensen. ‘Er is maar één absolute zekerheid, en die zekerheid hangt op mijn heup (…)’, aldus Michel. Het steeds weer demonteren van hun wapens lijkt wel een religieus ritueel?

Terrin: Omdat zij alle onderdelen benoemen, zeg maar opdreunen, zijn het inderdaad vreemde gebeden. Het boek gaat over wanhopig zoeken naar houvast.

Hebt u iets met wapens?

Terrin: Ik heb geen wapen in huis als u dat bedoelt. Ik ben zeker ook geen wapenfreak. Wel heb ik wapens uitgebreid bekeken. Een wapen is eigenlijk het enige wat zeker is; daarom spenderen beide bewakers er absurd veel tijd aan om het te schoon te maken. Ze hebben die zekerheid nodig. Noem het een ritueel of noem het religie. Ik dacht bij die wapenexercities vooral aan de manier waarop in het leger op alle vlakken aan een heel strenge orde wordt vastgehouden.

Hebt u dan misschien iets met techniek? Het monteren en demonteren van machines – hier dus van wapens – is een constante in uw laatste romans.

Terrin: Nee, ik ben ook geen bijzonder technische mens. Het is meer de poëzie van de techniek die me aanspreekt, zoals in het werk van Gerrit Krol. Je hebt dat bij W.F. Hermans ook. Het zijn vooral die technische termen, zoals de onderdelen van hun pistool, die mij bekoren. Technische woorden bezitten een mysterieuze helderheid. Het doet me denken aan de klare lijn van striptekenaar Hergé. Die klare lijn heeft in al zijn helderheid tegelijk iets zeer onvatbaars. Dat fascineert me, en ik hou daarvan. Op machines die je kunt demonteren, kun je rekenen. Die zullen je niet teleurstellen of ontgoochelen. En dat is iets waar mijn personages tot in het absurde naar op zoek zijn. Ze weten dat het apparaat zal doen wat ervan verwacht wordt. Iets wat bij mensen natuurlijk nooit het geval is.

Dat klinkt heel macho.

Terrin: Integendeel, dat klinkt juist heel kwetsbaar. Ze verkiezen simpelweg het zekere boven het onzekere en zoeken daarom het gezelschap van machines op. Ik voel me heel geborgen in het geluid van machines. Je weet wat men zegt: als je baby niet kan slapen, zet de stofzuiger of de wasmachine aan. Ik heb dat ook heel sterk. Als ik, in een ver verleden, in fabrieken rondliep, voelde ik me onmiddellijk helemaal thuis.

Uw beide hoofdpersonages zweren bij machinale handelingen, maar ze gaan er uiteindelijk aan tenonder.

Terrin: Michel gaat niet tenonder aan zijn wapen maar aan wat eraan voorafging, de fel doorgedreven indoctrinatie van Harry. Harry wil immers het koste wat het kost doordringen tot de elite van bewakers, en in die logica moet Michel zijn collega uiteindelijk ook vernietigen. Dat is nu eenmaal het tragische besluit van die perverse logica. Harry krijgt Michel helemaal in zijn macht; terwijl hij zelf heel onzeker is. De ambitie van Harry om topbewaker te worden is zo groot dat hij de regels, waar hij zelf zo aan hecht, uiteindelijk breekt. Met alle gevolgen van dien.

Eigenlijk is De bewaker het ultieme smakenboek. Nooit beseft dat cornedbeef als foie gras kon smaken.

Terrin: Ik wou beschrijven hoe het was om in een soort oorlogssituatie terecht te komen en daar hoort natuurlijk cornedbeef bij – het klassieke lijfrantsoen van de Amerikaanse soldaat tijdens de Tweede Wereldoorlog. Eigenlijk is het boek een eerbetoon aan al die soldaten die op een godvergeten plaats in Irak hun plicht doen.

Dus ook aan de Belgische soldaten in Afghanistan?

Terrin: Neenee, die had ik niet concreet in gedachten tijdens het schrijven. Straks moet ik Pieter De Crem nog een handje gaan geven, en dat ben ik niet direct van plan. Het gaat in mijn roman over een algemene situatie: dé soldaat in dé oorlog. En ja, ik dacht daarbij in eerste instantie aan de Amerikaanse soldaten in Irak omdat zij, wellicht meer nog dan onze troepen, niet weten wat hen boven het hoofd hangt, of wanneer ze daar weg kunnen. Ook mijn herinneringen aan de Koude Oorlog liggen aan de basis van dit boek. De angst in de jaren tachtig die uitging van de rakettenkwestie, die dreiging werd toen bijna fysiek merkbaar. Je kon de angst voor een eventuele Derde Wereldoorlog haast smaken of ruiken.

De bewaker is evengoed een geurenboek?

Terrin: Zodra het licht uitgaat, zien we meer. De hersenen zijn een machine die je niet kunt stoppen. Door de onthouding worden de zintuigen scherper en raken ze meer geprikkeld. Als je een mens 24 uur in een donkere ruimte opsluit, dan duurt het zelfs geen 24 uur voordat hij hallucineert. Ik heb daarenboven een scherpe neus, al zeg ik het zelf. Mensen worden in eerste instantie verliefd op elkaars geur, de fameuze feromonen. Geuren zijn ook heel solide dragers van herinneringen. Bepaalde geuren kunnen me onmiddellijk terugwerpen in de tijd. Er is hier in Herzele een kleine brouwerij en als die geur van gist en mout overwaait, ben ik op slag gelukkig. Omdat ik dan opnieuw in Roeselare aan de muren van de Rodenbachbrouwerij sta, waar ik als kind eindeloze vakantiedagen heb gesleten.

PETER TERRIN, DE BEWAKER, DE ARBEIDERSPERS, ANTWERPEN/AMSTERDAM, 256 BLZ., 19,95 EURO. ISBN 978 9O 29 571 494

DE BEWAKER WORDT OP VRIJDAG 28 AUGUSTUS VOORGESTELD IN DE GENTSE HANDELSBEURS DOOR PROFESSOR JEAN-PAUL VAN BENDEGHEM.

OP ZONDAG 6 SEPTEMBER, EVENEENS IN DE HANDELSBEURS TE GENT, INTERVIEWT KARL VAN DEN BROECK DE AUTEUR IN HET KADER VAN LEZEN OP ZONDAG.

DOOR FRANK HELLEMANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content