Het stadje Praia op de Kaapverdische Eilanden was de eerste plek waar Charles Darwin tijdens zijn reis met de Beagle voet aan wal zette, het eerste exotische oord dat hij aandeed, waar hij zijn eerste banaan zag, zijn eerste koralen, en waar hij zich verbaasde over de gigantische hoeveelheden stof die er ronddwarrelden.

Met dat stof bewees Darwin dat hij een uitmuntend wetenschapper was. Hij verzamelde wat stof dat op de Beagle was neergeslagen en stuurde het voor analyse naar een Duitse hoogleraar, die er allerhande organismen in ontdekte. Darwins stof leidt tegenwoordig een tweede leven. Moderne wetenschappers, die hun onderzoek kwamen toelichten op de Stad Amsterdam, hebben het na 180 jaar nieuw leven ingeblazen. Of beter, ze hebben het oude leven erin wakker gemaakt. Ze ontdekten dat stof op zich al een biotoopje vormt, dat er speciale leefgemeenschappen in huizen, die onderhevig zijn aan de principes van evolutie door natuurlijke selectie. In een gram stof wonen miljarden bacteriën, die lange reizen door zelfs de hoogste lagen van de aardatmosfeer overleven door zich stevig in te kapselen, om, als de omstandigheden rijp zijn, op geschikte locaties opnieuw actief te gaan leven.

Stof wekt dus interesse op, en niet in de eerste plaats omdat wij het met doeken en zuigers te lijf gaan. Het is een belangrijke component in het globale systeem waar wij deel van uitmaken. Een batterij wetenschappers, geologen, biologen en scheikundigen heeft zich erover gebogen – met hun versie van doeken en zuigers. Ze willen de juiste rol van stof in ons bestel kunnen inschatten.

Een belangrijk onderdeel van dat onderzoek gebeurt op de Kaapverdische Eilanden.

Zoals Darwin al vermoedde, is een groot deel van het stof op de eilanden afkomstig van Afrika, met name de Sahara. Elk jaar waaien woestijnstormen naar schatting 50 miljoen ton stof de lucht in, dat met passaatwinden op een tocht over de oceaan vertrekt, richting Zuid-Amerika. Een substantieel deel komt in het Amazone-gebied terecht, de rest blijft onderweg hangen. De Kaapverdische Eilanden zijn het eerste land waar de stofwolken op hun grote trek over het water tegenaan waaien. Daarom zijn ze uitstekend gelegen om de effecten van stof op het ecosysteem te bestuderen.

Spilfiguur in het onderzoek naar de ecologische betekenis van stoftransporten boven de oceaan is de vanuit een oceanografisch instituut in Duitsland opererende Britse hoogleraar Douglas Wallace. Een man met een naam die aan de evolutie-theorie doet denken, aan Darwins geestesgenoot Alfred Russel Wallace, maar hij voelt zich als Schot meer verwant met William Wallace, beter bekend als Braveheart.

Wallace is tot de verrassende conclusie gekomen dat stof nuttig kan zijn voor de mens, want het heeft een gunstig effect op het oceaanwater. Aan land is het een verschrikking, in de zee is het een meststof die zorgt voor de aanvoer van ijzer en andere broodnodige mineralen. Zonder stof zou de plankton- en visproductie van de oceaan een stuk lager zijn. De chemische reacties waarmee stof onderwater in een zegen voor het lokale leven wordt omgezet, zijn ondertussen gedetailleerd in kaart gebracht.

Het observatorium van Wallace is van ver zichtbaar, met een dertig meter hoge toren als baken. De toren is een van de hoogste stofzuigers ter wereld, vertelde Wallace lachend, want erbovenop staan filters waarmee stof uit de atmosfeer wordt opgevangen. In de containers aan zijn voet is een batterij computers en automatische meet- apparaten gestouwd, waarmee zoveel mogelijk aspecten van het stof geanalyseerd worden.

Wallace heeft ook een varend laborato-rium, de Islandica, een oude trawler die als ontwikkelingsproject in Kaapverdië terechtgekomen was, maar geboycot werd door lokale vissers omdat ze in de sleepnetten een bedreiging zagen. Hij nam het schip over om er waterstalen mee te verzamelen, soms kilometers diep. De stalen leverden de basis voor zijn inzichten in de effecten van stof op het mariene ecosysteem. Hij toonde onder meer aan dat stof nuttig kan zijn in de strijd tegen het broeikaseffect, want het zet een keten van reacties in gang die broeikasgassen uit de atmosfeer halen.

Hij had het ook regelmatig over de leeftijd van water. Daarmee bedoelde hij de tijd verstreken sinds een waterlaag vanaf de oppervlakte de diepte in was gestuwd. Die kon hij meten aan de hand van de chemische samenstelling van water.

Water kan niet sterven. Ooit komt het weer aan de oppervlakte, waar het herboren wordt voor een nieuwe tocht in de diepte. Een eindeloze cyclus die de mens lang zal overleven.

Dirk Draulans in het kielzog van Darwin

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content