Autoritaire regimes gebruiken almaar subtielere methoden om mensenrechtenactivisten het zwijgen op te leggen. Daarom blijft politieke druk van democratische landen erg belangrijk, zegt Kenneth Roth, directeur van Human Rights Watch. Hij heeft scherpe kritiek op het buitenlandse beleid van president Obama én op de houding van de Belgische regering tegenover Congo. ‘Je mag nooit censuur aanvaarden als pasmunt voor een topontmoeting.’

Cynisch zal hij nooit worden, zweert hij bij aanvang van ons gesprek. En het moet gezegd, zelfs na 17 jaar aan het hoofd van de mensenrechten- organisatie Human Rights Watch (HRW), straalt Kenneth Roth nog altijd de hoop op een betere wereld uit. ‘Natuurlijk zie en hoor ik elke dag opnieuw vreselijke dingen. De kunst is evenwel om niet op de tragedies te focussen, maar op wat we eraan kunnen doen. Dat is mijn psychologische techniek om te overleven. Maar daarom geloof ik nog niet dat de wereld ooit zonder mensenrechtenactivisten zal kunnen.’

In uw jaarrapport focust u op de vergeldingsmaatregelen tegen mensenrechten- activisten. Hebt u dat thema gekozen omdat er in de publieke opinie daarover enige gewenning optreedt?

KENNETH ROTH: We hebben het vooral gekozen omdat autoritaire regimes almaar subtielere methoden gebruiken om mensenrechtenorganisaties het zwijgen op te leggen. Zo zullen ze lokale mensenrechtenorganisaties niet meer gewoon opdoeken, maar hen allerlei regels opleggen die hun werking bemoeilijken of onmogelijk maken. Ze sluiten mensen niet meer op wegens hun activisme, maar beschuldigen ze van criminele feiten. Dat maakt het achteraf makkelijker om de censuur te ontkennen. En in Ethiopië bijvoorbeeld hebben ze nu een nieuwe wet die stelt dat mensenrechtenorganisaties die voor meer dan tien procent geld uit het buitenland krijgen, niet in Ethiopië actief kunnen zijn.

Er woedt ook een fel debat over de aanval op Google in China. Is het internet het nieuwe front voor mensenrechtenactivisten?

ROTH: Het internet is voor ons erg belangrijk omdat het hét instrument is om overheidscensuur te omzeilen. Een tv-station of een krant kan door de overheid veel makkelijker worden gecensureerd dan het internet. Maar onmogelijk is het niet, zoals China ons nu bewezen heeft. Het internet is een enorm krachtig medium om het informatiemonopolie dat sommige regimes nastreven te doorbreken. Het is inderdaad een van de nieuwe fronten waarop de strijd voor de vrijheid van meningsuiting en de mensenrechten zich afspeelt.

Hoe kan de vrijheid van meningsuiting op het internet worden gegarandeerd?

ROTH: Enerzijds is het belangrijk om censuur op het internet te bestrijden zoals eender welke andere mensenrechtenschending. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton heeft een goede speech gegeven over de internetcensuur van China. (Ze vroeg China om een transparant onderzoek naar de cyber-aanvallen, nvdr) Dat soort van politieke druk hebben we nodig. Anderzijds moeten we blijven zoeken naar technische middelen om censuur te omzeilen. Het probleem is dat hoe geavanceerder die technieken worden, hoe meer ze voorbehouden zullen zijn aan een elite. Ze bieden niet echt de garantie dat een grote massa mensen toegang kan hebben tot het internet. Hoe dan ook, de technologische vooruitgang zal niet enkel ten bate komen aan wie censureert, maar ook aan wie die censuur bestrijdt.

Kunnen de VS zich nog even kritisch uitlaten over de mensenrechten in andere landen, gezien de folterpraktijken in Guantanamo en dergelijke?

ROTH: De vorige president, George W. Bush, heeft natuurlijk een beroerd palmares wat de mensenrechten betreft. Dat heeft Amerika’s stem verzwakt. Nu heeft president Obama wel enkele stappen in de goede richting gezet, bijvoorbeeld door de CIA te verplichten de in het leger geldende regels voor verhoren te respecteren. Maar de president heeft níét laten onderzoeken wie die folteringen bevolen heeft, of wie de memo’s geschreven heeft die folteringen, ontvoeringen en lange opsluitingen zonder enige vorm van rechtspraak mogelijk hebben gemaakt. Dat bewijst dat de verantwoordelijkheid die de Amerikanen van anderen vragen, blijkbaar niet geldt voor henzelf. En dan is er ook nog de belofte van Obama om de gevangenis van Guantanamo te sluiten. De deadline is verstreken en het verbaast me niet dat het langer duurt dan verwacht. Voor mij is hét probleem evenwel dat de regering-Obama nog steeds van plan is om burgers voor militaire rechtbanken te laten terechtstaan, en niet voor reguliere federale rechtbanken. En ze maakt ook geen eind aan de langdurige opsluitingen zonder proces. De geest van Guantanamo blijft dus bestaan.

Begrijpt u dat Obama oproept om vooruit te kijken, en niet te veel over het verleden te zeuren?

ROTH: Het is duidelijk dat hij vooral niet nog meer controverse wil, wat zijn andere plannen zou kunnen hinderen. Maar naar mijn mening mag een misdaad als foltering niet het onderwerp zijn van politieke onderhandelingen. Het is niet voldoende dat Obama zulke praktijken stopzet, hij zou er ook voor moeten zorgen dat de verantwoordelijken voor de rechter worden gebracht. Nu gebeurt er niks. Minister van Justitie Eric Holder heeft enkel gezegd dat hij zou zoeken naar ondervragers die hun boekje te buiten zijn gegaan. Een van de voorbeelden die hij gaf, was dat van een ondervrager die een pistool op een verdachte heeft gericht. Dat wil dus zeggen dat de overheid het niet pikt dat iemand een pistool gebruikt als dreigement, maar geen probleem heeft met iemand die met verdrinking dreigt. Want dat is wat waterboarding was. Maar aangezien die ‘verhoortechniek’ toegelaten was, hoeft niemand van de ondervragers te vrezen dat hij ervoor zal worden vervolgd.

Washington werkt wel steeds meer mee met het Internationaal Strafhof in Den Haag. Is een officiële samenwerking in zicht?

ROTH: O ja, die is er eigenlijk nu al. Wat betreft Congo, Darfur, Kenia en Oeganda is er actieve samenwerking met de VS. Maar wat allicht wel nog lang zal duren, is een ratificering. Want daar is simpelweg niet genoeg steun voor in de Senaat.

In uw jaarrapport hebt u ook veel aandacht voor de zogenaamde ‘gesloten samenlevingen’, zoals Noord-Korea en Eritrea. Wat is volgens u de beste manier om met zulke landen om te gaan?

ROTH: De eerste zorg is toch: te weten komen wat daar gebeurt. Noord-Korea is een erg moeilijk land om over te berichten, maar we zijn erin geslaagd om heel wat informatie het land uit te krijgen. En hetzelfde geldt voor Eritrea, waar mensen eenvoudigweg niet beseffen wat voor een terreurbewind daar geïnstalleerd is. En wanneer iedereen begint te begrijpen hoe erg het leven daar is, zullen de leiders beseffen dat ze nooit internationale legitimering zullen krijgen als ze doorgaan met hun extreme methodes van politieke controle.

In Iran staat Human Rights Watch op de zwarte lijst. Het regime vraagt zijn burgers niet met jullie samen te werken. Wat raadt u uw mensen ter plaatse aan?

ROTH: Ook daar trachten we zoveel mogelijk te berichten over de misbruiken. Het is erg moeilijk voor ons om te reizen in Iran, er is altijd het gevaar gearresteerd te worden. Maar we hebben veel manieren om informatie in te winnen over Iran. En ondanks de oproep van het regime blijven heel veel mensen in Iran wel met ons samenwerken.

De Belgische regering krijgt tegenwoordig veel kritiek wegens haar minder kritische houding tegenover de Congolese president Joseph Kabila. Waar moet België volgens u de prioriteit aan geven: toegang krijgen tot Kabila, of openlijk de mensenrechtenschendingen in Congo aanklagen?

ROTH: Er is niets mis met praten en een glas drinken met iemand. Maar het is belangrijk dat jullie regering zich uitspreekt over ernstige schendingen van de mensenrechten in Congo. Als dat de toegang tot Kabila belemmert, dan is dat maar zo. Een regering mag nooit akkoord gaan met een soort van afpersing, die inhoudt dat je alleen een ontmoeting met de leider krijgt als je zwijgt over de mensenrechten.

Een adviseur van onze premier argumenteerde in de krant: ‘Een regering is geen ngo.’

ROTH: Dat is een goedkoop excuus. België heeft als ex-kolonisator een belangrijke rol in Congo. En België staat ook voor bepaalde waarden, waarvan ik hoop dat ze toch niet zomaar overboord worden gegooid wanneer er commerciële belangen in het spel komen. Spreken over mensenrechten leidt ook niet noodzakelijk meteen tot minder toegang. Human Rights Watch heeft voortdurend kritiek op de Congolese regering. Toch heeft Kabila mij ontvangen voor een lang en ernstig gesprek. Twee dagen na onze ontmoeting kondigde hij een nultolerantiebeleid aan ten aanzien van verkrachtingen. Dat was precies het doel van onze vergadering.

U hebt het in uw jaarrapport ook over schijnverkiezingen, die te snel worden gesteund door westerse landen. Maar waar trekt u de lijn? Wanneer biedt een verkiezing uitzicht op meer democratie, en wanneer is ze louter een poging tot legitimering van een fout regime?

ROTH: Wel, ook daarin zijn de dictators sluwer geworden. Steeds meer regimes willen nu verkiezingen ensceneren om zichzelf te legitimeren. Zelfs de junta in Myanmar heeft ‘verkiezingen’ georganiseerd, zonder enig risico om te verliezen: er zitten nog steeds 2100 leden van de oppositie in de gevangenis, er is geen kritische pers, mogelijkheden om campagne te voeren zijn er nauwelijks. In Egypte mag geen enkele van de gematigde seculiere politieke partijen zich officieel registreren. Terwijl president Hosni Mubarak bij echte, vrije verkiezingen zeker zou verliezen. Verkiezingen kunnen wel een belangrijk keerpunt zijn, maar alleen als mensenrechtenorganisaties en anderen ervoor zorgen dat ze plaatsvinden onder eerlijke omstandigheden, met respect voor het hele scala aan politieke rechten in de context van verkiezingen. Aan een schijnvertoning hebben we niets.

U hebt de Amerikaanse regering ook gevraagd om meer druk uit te oefenen op die Arabische landen waar onder het voorwendsel van islamitisch recht de mensenrechten worden geschonden. Maar president Obama wil toch net de confrontatie met de Arabische wereld vermijden?

ROTH: Hij heeft een zeer goede toespraak gehouden in Caïro, waar hij gepraat heeft over het belang van democratie. Obama heeft de juiste boodschap, maar het probleem is dat hij er niet altijd naar handelt. President Mubarak werd ontvangen in het Witte Huis, maar er was geen enkele politieke druk om te democratiseren in Egypte. Er is ook nog geen enkele zichtbare druk geweest op het Saudische re- gime om zich opener op te stellen. De bevriende, autoritaire regimes van het Midden-Oosten heeft hij tot nu toe ontzien. En dat is een probleem. Het is een vergissing om zich aan te schurken tegen die regeringen, want dan doet men toegevingen wat betreft de meest fundamentele waarden.

MET DANK AAN HET EUROPEAN POLICY CENTRE.

DOOR THOMAS VERBEKE

‘Het is belangrijk dat jullie regering zich uitspreekt over ernstige schendingen van de mensenrechten in Congo.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content