Romantisch-decadente stromingen in kunsten en letteren tierden welig in Europa aan het eind van de negentiende eeuw, met name in Brussel. In de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten loopt de expo ‘Symbolisme in België’.

Vervuld van misprijzen voor de banaliteit van de wereld verschanste Jean Floressas Des Esseintes zich in zijn appartement en bouwde er een paradijs van oude boeken, schilderijen, siervoorwerpen, parfums en likeuren. Dat stelde deze hoofdfiguur uit de roman A Rebours van de Franse schrijver Joris-Karl Huysmans (1886) in staat om een opwindend leven te leiden, louter gevoed door zijn verbeelding. Eens vermande hij zich om zijn Engelse obsessie daar ter plekke uit te leven. In een café ging hij met een glaasje port en een portie Stiltonkaas zitten wachten op de trein die hem naar de haven zou brengen. Buiten plensde onophoudelijk een Engelse regen neer. Na afloop van de bui had Des Esseintes het gevoel alsof hij al in Engeland was geweest, en hij keerde terug naar huis.

Huysmans’ held bracht een schaamteloze verheerlijking van het solitaire leven in ledigheid. Hij cultiveerde schone, elegante vormen, de suggestie en het mysterie van de dingen in plaats van het expliciete. Hij koesterde de zintuigen en de fantasie, en wees het alledaagse en sociale leven radicaal af. Ja, A Rebours leek een complete catalogus van de verzuchtingen van een hele generatie kunstenaars. Het boek zoog als een spons prille symbolistische tendensen op.

Des Esseintes adoreerde de poëzie van Stéphane Mallarmé. Die werd symbolistisch genoemd omdat ze bol stond van versleutelde betekenissen en strak gestructureerde metaforen. Ze had ook een opvallende opmaak, ritmiek en muzikaliteit. En, nog meer symbolistische lekkernij: Des Esseintes’ passie voor de spookfiguren van beeldend kunstenaar Odilon Redon, oprijzend uit de nacht der tijden. (Redon retourneerde de eervolle vermelding door het portret van Huysmans te maken en het hem te schenken.) De schilder Gustave Moreau kreeg een prominente plaats in de decadente verbeeldingswereld van Huysmans. Moreaus ‘feeërieke visioenen’, zijn mystieke aanleg en legendarische kluizenaarsbestaan in hartje Parijs waren de schrijver en zijn hoofdpersonage op het lijf geschreven.

De kunsten die het laatste anderhalve decennium van de negentiende eeuw in de salons van Parijs, Brussel, München en Wenen furore maakten, hadden minstens een lichte slag van de symbolistische molen gekregen. En, zoals Johann Wolfgang Goethe met Die Leiden des jungen Werther aan het eind van de achttiende eeuw een vloedgolf van gevoelstuitstortingen had teweeggebracht die de romantiek pas echt de wind in de zeilen gaf, zo kreeg A Rebours van Huysmans een eeuw later een schare vereerders die het symbolisme aanhingen als een nieuwe heilsleer. Zij het zonder gelijknamige beweging of school, maar simultaan optredend in de literatuur, de muziek, de beeldende kunst en het geestesleven. Vanwege zijn veelkoppigheid werden het symbolisme zowel premoderne als amoderne wezenstrekken toegeschreven, vermoedelijk meestal terecht: met Redon waan je je al voor een deel in het surrealisme, terwijl de heroïsche naakten van Jean Delville de indruk wekken in een uitloper van een romantisch gebergte beland te zijn.

Alsof de term nog niet breed genoeg was, gebruiken sommigen hem ook om een algemene maatschappelijke malaise te omschrijven, een crisis van economische, politieke en sociale aard. Michel Draguet, kunsthistoricus en directeur van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België (KMSKB) spreekt van een ‘cultuurcrisis’ en van een ‘crisiscultuur’: in een periode van systematische twijfel aan religieuze en wetenschappelijke waarden ontwaart hij in veel symbolistische kunst een hoge graad aan getourmenteerdheid. Zijn omvattende studie over het onderwerp verscheen onlangs onder de titel Het symbolisme in België (uitgeverij Mercatorfonds).

Sentimenten

Een tentoonstelling maken die de complexiteit van het symbolisme ten gronde analyseert, is zeker gekkenwerk. Daarom greep Draguet naar symbolistische middelen om Het symbolisme in België te tonen: suggereren in plaats van expliciteren, de zintuigen verleiden in plaats van het verstand te overladen met theorie. De schaarse tekstfragmenten in de zalen leggen minder uit dan dat ze de bezoeker onderdompelen in de symbolistische praktijk. Een mens zit onmiddellijk in het bad wanneer hij dit vers van Maurice Maeterlinck uit Serres Chaudes (1889) onder ogen krijgt: Végétations de symboles, / Nénuphars mornes de plaisirs, / Palmes lentes de mes désirs, / Mousses froides, lianes molles. (vegetaties van symbolen, sombere waterlelies van lusten, lome palmen van mijn verlangens, koude mossen, slappe lianen)

Met dezelfde hevigheid als de impressionistische familie naar helder daglicht, smachtten de symbolisten naar het donker en het rijk der schaduwen, hooguit naar het vallen van de avond – perfect geëvoceerd in de ondergrondse zalen van de KMSKB. Ver van de grote steden en hun dolle geraas trokken de symbolisten zich terug in het diepste van een bos. Een betoverd bos, welteverstaan, bij Jean Delville zelfs vergelijkbaar met fantasy fiction en de wereld van het stripverhaal. Dat was zeker niet de bedoeling van wellicht de meest hoogdravende onder de Belgische symbolisten – ook uitvinder van een kleurtheorie waarin de kleur blauw de poorten van de geest opent. L’Ange des splendeursis een hoogst serieuze hemelvaart van een stralende engel die een genotsdronken, naakte man naar hogere sferen meesleurt. Minder geluk hebben Adam en Eva en hun wellustige nakomelingen, zoals ze door een duivel met zwiepende drakenstaart dwars door een weelderig fantasiebos naar zijn hol worden gesleurd (Les Trésors de Satan).

Delville was de belangrijkste Belgische adept van de buitenissige filosoof, schrijver en Rozenkruiser Joséphin Péladan. Die was verantwoordelijk voor het hoge gehalte aan occulte en esoterische elementen in het symbolisme, maar ook voor het uittekenen van de nieuwe rol van de kunstenaar als een medium op de weg naar spirituele vervolmaking. Zijn al te rigide geloofsopvattingen leidden tot een breuk met Delville, die in Brussel zijn eigen Salons d’art idéaliste oprichtte.

Ook Fernand Khnopff waren esoterische rituelen en symbolen niet vreemd. In zijn huis had hij een altaar gebouwd voor Hypnos, de god van de slaap en de droom. Het op de expo getoonde schilderij Acrasia, zinnebeeld van de genotzucht, toont dat ook hij niet bang was om in fantasialand te vertoeven. Maar zowel zijn esthetische filosofie (I lock the door upon myself) als de beeldende intelligentie van zijn werk was van een zelden geëvenaarde subtiliteit. Gevoed door zintuiglijke gewaarwordingen, geschraagd door pure ideeën, componeerde hij volgens de symbolistische dichter en kunstcriticus Emile Verhaeren ‘een immens algebra waarvan de sleutel verloren geraakt is’. Dan hield de kunstenaar William Degouve de Nuncques, schepper van een stilstaande, tijdloze droomwereld, het een stuk simpeler: ‘Om een schilderij te maken volstaat het om kleuren te nemen, lijnen te trekken en de rest te vullen met sentimenten.’ De dode stad Brugge was een ideaal decor voor zijn ode aan roerloze dingen die zich spiegelen in donker water. In de kleine wereld van Léon Spilliaert had hij zichzelf kunnen terugvinden.

Symbolisme in België rijgt de symbolistische sferen mooi aaneen. Van de nacht, het landschap en de noodzakelijke stilte naar de verzoekingen van het vlees en de fatale vrouw, de geneugten van de geest en een godsdienst of duivelsverering van perverse makelij (bij Félicien Rops), de invloed van de muziek van Richard Wagner, die van opera een godsdienst maakte, tot de siervoorwerpen in art nouveau. Hun lijzig zwiepende lijnen doen denken aan kostelijke interieurs, bewoond door adepten van luxe, rust en wellust, met respect voor Baudelaire.

TOT 27 JUNI IN DE KMSKB, REGENTSCHAPSTRAAT 3, 1000 BRUSSEL. VAN DINSDAG TOT ZONDAG VAN 10.00 TOT 17.00 UUR. GESLOTEN OP MAANDAG EN OP 1 MEI.

DOOR JAN BRAET

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content