Ondanks alle speculatie is een coalitie met socialisten en postcommunisten bijzonder onwaarschijnlijk.

Over geen enkele coalitie werd de laatste weken zoveel gepraat als over de combinatie die in werkelijkheid vooralsnog uitgesloten is: het samengaan van SPD en groenen met Die Linke . Voor centrumkiezers en iedereen die zich rechts daarvan bevindt, staat zo’n coalitie gelijk met ‘een machtsgreep van de communisten’ – het einde van de wereld dus.

Want hoewel de postcommunisten van Die Linke in diverse (oostelijke) deelstaten regeringsverantwoordelijkheid dragen of gedragen hebben, blijft een regeringsdeelname op bondsniveau absoluut taboe. Dat heeft op de eerste plaats te maken met de eigen geschiedenis van Die Linke, maar evenzeer met de uitgesproken traumatische verhouding tussen die partij en de SPD, én met de onverholen afkeer van de groenen voor een partij die zij blijven zien als ‘de opvolger in schaapsvacht’ van de SED.

Die Linke sleept als erfgenaam van de SED ( Sozialistische Einheitspartei Deutschlands), die veertig jaar lang met harde hand regeerde over het ‘boeren- en arbeidersparadijs’ van de Duitse Democratische Republiek, een zwaar verleden mee. In 1990 ging de DDR op in de Bondsrepubliek en vormde de SED zich om tot de PDS ( Partei des Demokratischen Sozialismus). Tot verbazing van velen bleek de partij ook in vrije verkiezingen behoorlijk stand te houden in het oosten. Dat de PDS in de armlastige deelstaat Mecklenburg-Voor-Pommeren zelfs mee bleef regeren – in een coalitie met de SPD – werd in het herenigde Duitsland al op gefronste wenkbrauwen onthaald. Maar toen uitgerekend in de nieuwe hoofdstad Berlijn ook een rood-rode regering (van SPD en PDS) aantrad, ging een storm van verontwaardiging op bij de conservatieve partijen én bij grote delen van de SPD en de groenen. In werkelijkheid bleek die formule echter de beste manier om ‘de muur in de hoofden’ verder te slopen en de Berlijners een fors bezuinigingsbeleid te laten slikken.

Nadat de rood-groene Bondsregering in 2002 de verkiezingen had overleefd, pakte kanselier Gerhard Schröder (SPD) uit met een reeks maatregelen die de arbeidsmarkt een ‘nieuwe dynamiek’ moesten geven, maar volgens kritische stemmen ‘niet zozeer de werkloosheid bestreden dan wel de werklozen’. Het protest tegen die maatregelen (berucht geworden onder het etiket Hartz IV) zwol al snel sterk aan binnen de SPD en de vakbeweging, en leidde uiteindelijk tot een afscheuring van vele duizenden militanten. Die nieuwe formatie, de WASG ( Wahlalternative für Arbeit und soziale Gerechtigkeit), fuseerde in 2007 met de inmiddels tot Linkspartei omgedoopte PDS tot een nieuwe, in de hele Bondsrepubliek actieve linkse partij, die zichzelf dan ook maar meteen zo noemde: Die Linke.

Bitse verhouding

In 2005 trad niemand minder dan de voormalige SPD-voorzitter Oskar Lafontaine tot de partij toe. Lafontaine, jarenlang minister-president van Saarland, lag mee aan de basis van de rood-groene overwinning in 1998 en was zelfs even ‘superminister’ in de eerste regering-Schröder. Hij hield het daar echter al snel voor bekeken en ontpopte zich tot links criticus van het regeringsbeleid. Hij wist in de media munt te slaan uit zijn overstap naar Die Linke en werd meteen een van de boegbeelden van de partij. Met als gevolg dat die ook in de ‘oude’ Bondsrepubliek al in enkele deelstaatparlementen zit.

Voor het eerst sinds het ontstaan van de Bondsrepubliek heeft de SPD nu noemenswaardige concurrentie te duchten op haar linkerflank, en dat leidt tot een uitgesproken bitse verhouding tussen beide partijen. Die Linke verwijt de SPD dat ze én haar achterban én haar principes verraadt door een antisociaal hervormingsbeleid. De sociaaldemocraten werpen op dat Die Linke de tekenen des tijds niet wil zien, en door haar starre houding de essentiële verworvenheden van de verzorgingsstaat juist in gevaar brengt.

Voor een linkse regeringsmeerderheid zou echter nog een derde partner nodig zijn: de groenen. En die blijken nog veel minder dan de SPD voor zo’n formule te vinden. Enerzijds zijn in het welvarende westen juist de groenen uitgesproken voorstanders van het gewraakte hervormingsbeleid. Anderzijds wordt de partij in het oosten vooral gedragen door mensen die onder geen beding willen samenwerken met ‘de erfgenamen van het SED-regime’ – ook omdat ze destijds door dat regime hardhandig werden aangepakt.

Toch verklaarden de groenen in de deelstaat Thüringen zich bereid om eventueel toe te treden tot een rood-rode regering. Dat gebeurde wel pas nadat lijsttrekker Bodo Ramelow van Die Linke, die na de CDU als sterkste partij uit de bus was gekomen bij de deelstaatverkiezingen eind augustus, te kennen had gegeven dat hij het minister-presidentschap wel aan een sociaaldemocraat wou overlaten als dat de vorming van een centrumlinkse regering kon vooruithelpen. Uiteraard is het er de Linksen daarbij vooral om te doen hun Regierungsfähigkeit aan te tonen.

Die Linke verwijt de SPD dat ze haar principes verraadt door een antisociaal hervormingsbeleid.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content