De revolutionair in Roma-bezieler Paul Schyvens: ‘Rock-‘n-roll wordt een uitwas van het kapitalisme’

Paul Schyvens: 'Mijn leven draait rond vrijheid.' © Saskia Vanderstichele
Stijn Tormans

Met De Roma ontketende hij een revolutie in Borgerhout, maar nu laat hij zijn zaal los: Paul Schyvens gaat met pensioen. Tijd om terug te kijken op de voorstellingen van zijn leven. ‘Alleen door moeilijke mensen verandert er iets in de wereld.’

Hij heeft een vreemde nachtmerrie gehad, zegt hij. ‘Ik stond op een podium en was mijn tekst vergeten.’ Gebuisd door het leven.

In een volgende droombeeld zag hij zichzelf weer zitten in het college. Een gepensioneerde op de schoolbanken. ‘Ik raakte daar maar niet weg, ik werd er wanhopig van. Toen schrok ik wakker.’

In de entree van zaal De Roma in Borgerhout staat een buste van hem, zoals er ook een staat voor Toon Hermans in Carré. Het is een cadeau van een vrijwilliger. Omdat hij in 2003, samen met honderden andere vrijwilligers, de volksschouwburg uit 1928 liet herrijzen. Tegen de wil van de politiek. ‘Mensen vragen mij weleens: “Ben jij dat, Paul?” “Nee”, antwoord ik dan. “Dat is keizer Nero, die de stad in brand stak.”‘ (lacht)

De Roma is sindsdien zijn leven. Bij elke voorstelling staat Paul Schyvens aan de ingang om iedereen met luide stem te begroeten en naar de vestiaire te leiden. Een gsm of een e-mailadres heeft hij niet. ‘Iedereen weet wel waar ik ben: ofwel in de Roma, ofwel thuis. Anders bellen ze toch maar voor futiliteiten.’

Over twee maanden gaat de hopman van De Roma met pensioen, al is dat geen woord dat past bij iemand die ‘altijd zijn goesting heeft gedaan’. ‘Ik ben een kind van de jaren zestig’, zegt hij. ‘Mijn leven draait rond vrijheid.’

In mei ’68 was hij niet in Leuven, maar zat hij op de schoolbanken van het Sint-Aloysius in Mortsel. Hij begon er zijn eigen revolutie. ‘”Ik weet dat jullie een diploma willen behalen,” zei ik tegen mijn medeleerlingen, “maar er zijn nu belangrijkere zaken.”‘

De revolutie-Schyvens draaide in 1968 op niets uit, en zijn schoolcarrière werd evenmin een groot succes. Zijn grootmoeder riep hem tot de orde. ‘”Je beseft toch waar onze familie vandaan komt?” zei ze. “Je overgrootvader legde spoorwegbielzen aan, je grootvader was al stationschef en je vader is professor aan de universiteit. Wil jij het begin van de neergang zijn?” Ik ben dan naar de unief gegaan, om pol en soc te studeren. In al mijn naïviteit dacht ik dat je in die richting klaargestoomd werd om revolutionair te worden. Dat viel tegen. Ik werkte even bij een hovenier, waste af bij het ziekenfonds in Zwitserland en was drie maanden bediende in een bedrijf. Lang genoeg om te beseffen dat ik nooit meer voor een baas wilde werken.’

Zoek eens uit hoeveel Antwerp-Beerschot heeft gekost. Blanke middenklassers die elkaar de kop inslaan. Als dat in Borgerhout was gebeurd, was het kot te klein.

Muziek bood een uitweg. ‘Er bestonden toen amper culturele centra in Vlaanderen. We trokken dan naar toneellaboratorium Arlecchinno in Lier. Daar zag ik Boudewijn de Groot en Ramses Shaffy. Ik wilde ook zulke optredens organiseren en stelde in ons KSA-lokaal kleinkunstavonden samen met Miel Cools, Dimitri van Toren en Kor Van der Goten. Nu praten we over de wilde jaren zestig, maar de hitparades stonden toen vol brave muziek. Wanneer Miel Cools Boer Bavo kneep de katjes in het donker zong, werd er al gegrinnikt om zo veel stoutheid. Tot we op een dag een jonge gast naar Boechout haalden. Toen is alles veranderd.’

Raymond van het Groenewoud, in een spiegeltent in Boechout (1974)

‘Er hing die avond spanning in de lucht tussen Raymond en zijn gitarist, Jean-Marie Aerts. Raymond sprong op zijn orgel en zong Waar ik niet tegen kan.’ Een lied over het leven dat hij níét wilde leiden. Geen bestaan “van negen uur tot vijf, twee kinderen en een wijf”. “Geen snoeshaan die zegt wat ik moet doen.” Alleen die donkere meid kreeg genade, “voor een ander met haar vrijt.'”

‘Op het einde van het concert smeet Raymond zijn orgeltje van het podium. Zo veel rock-‘n-roll hadden wij in Boechout nog nooit gezien. De halve zaal stond op z’n kop, de andere helft was verontwaardigd. Omdat hij te hard speelde, en zijn teksten onverstaanbaar waren.’

Maar Schyvens applaudisseerde luid. De artiest van de Spiegeltent werd zijn held. Van ’s morgens tot ’s avonds draaide hij Waar ik niet tegen kan. Even later huurde hij met een paar vrienden de villa Les Clématites in Boechout. Ze richtten er hun eigen commune op, die ze Sfinks doopten. ‘We leefden volgens de principes van de grote anarchist Peter Kropotkin: we kweekten groenten en kookten samen, hadden een eigen wetswinkel, een natuurvoedingswinkel en een alternatieve kinderopvang. Het waren de jaren zeventig, de jaren van de vrije liefde. Warre Borgmans, die toen op school zat, vertelde me onlangs: “Tijdens de turnles moesten wij rond jullie domein lopen. We zagen jullie daar zitten: allemaal meisjes en jongens met lang haar die het met elkaar deden. Stikjaloers waren we op jullie vrijheid.”‘

Paul Schyvens 'Waar in Vlaanderen wordt er nog een polonaise of een slow gedanst?'
Paul Schyvens ‘Waar in Vlaanderen wordt er nog een polonaise of een slow gedanst?’© Saskia Vanderstichele

‘Elke dag organiseerden we wel een activiteit. We programmeerden veel folk, en ook van die typische jarenzeventiggroepen zoals Kandahar, Banzaï en Kleptomania. Daarnaast draaiden we ook artistieke films. Na de eerste zestienmillimeterband zette onze projectieman soms de derde op. Niemand die iets merkte, want die films waren toch niet te begrijpen. (lacht) Daar is ook het Sfinksfestival ontstaan. Het begon heel klein aan de kiosk, maar al snel werd het het tweede grootste folkfestival van Europa, na dat van Cambridge.’

In 1982 stapte Schyvens uit Sfinks. ‘Mét ambras. Het had ook te maken met haantjesgedrag: ik wilde de baas zijn. Op den duur had ik geen meerderheid meer in mijn eigen raad van bestuur. Dat was een wijze levensles.’

Hoewel, zoveel jaren later blijft Waar ik niet tegen kan zijn lijflied. Nog altijd geen snoeshaan in de buurt die zegt wat hij moet doen. En hij houdt ook nog altijd van rock. ‘Het blijft heerlijk amusement, al hebben groepen tegenwoordig een marketingplan. Daar staat in waar ze wel en niet optreden. Ik zeg weleens tegen mijn medewerkers: “Rock-‘n-roll is een kwalijke uitwas van het kapitalisme geworden.”‘

‘Het verhaal van de tijger’door Jan Decleir, overal in Vlaanderen (1982)

‘Jan heb ik leren kennen tijdens mijn Sfinkstijd. Hij maakte toen furore met Het verhaal van de tijger van Dario Fo. Ik wilde zijn voorstelling programmeren in de Sfinks, en voerde heel harde onderhandelingen met zijn theaterbureau. Als organisator eiste ik de helft van de recette. Ik won, maar Jan moet toen gezegd hebben: die gast moeten we hebben. Onder het motto if you can’t beat him, join him.’

Schyvens richtte later een theaterbureau op en verkocht Decleirs voorstellingen. ‘Ik werd zijn manager, zijn chauffeur… En toch heb ik alles van hem geleerd. Jan is bezeten door theater, elk klein detail merkt hij op. Ook al speelt hij een stuk voor de tienduizendste keer, hij speelt het altijd alsof het de eerste keer is.’

‘Jan is geen gemakkelijk man, maar daar ben ik heel blij om: alleen door moeilijke mensen verandert er iets in de wereld. Ontelbare keren zijn we samen onderweg geweest. Vaak arriveerden we in schouwburgen waar de directeur niet eens was. Alleen als de voorstelling uitverkocht was, waren ze er. Een keer heb ik zelfs een dronken directeur uit zijn eigen schouwburg gegooid. “Het is mijn zaal!” riep hij nog. “En het is mijn voorstelling!” riep ik terug. “Heraus.” En die deed het nog ook.’ (lacht)

‘Toen ik later met de Roma begon, heb ik daar vaak aan gedacht. Ik wilde artiesten goed ontvangen en veel publiciteit maken, want elke artiest speelt graag voor een volle zaal. Ik vind ook dat je van het publiek respect mag eisen. Vroeger waren er in een schouwburg codes, en die respecteerde je. Als je binnenkwam, gaf je je jas af – zoals de Romeinen hun stola afgaven. En zodra de voorstelling begonnen was, zweeg je. Uit respect voor de artiest en de rest van het publiek. De laatste tijd gebeurt dat steeds minder bij staande concerten. Een groep speelt een akoestisch nummer en wordt overstemd door het geklets van het publiek. Daar kan ik me aan ergeren. Ga dan iets drinken op een terras, hè.’

Wannes Van de Velde, in Rataplan in Borgerhout (2006)

‘Op mijn dertiende was ik gefascineerd door alles wat rechts was. Ik ging naar de IJzerbedevaart en kwam er in cafés waar ze het Horst Wessellied zongen. Alles was de schuld van de socialisten. Tot mijn vader me bij zich riep: “Waar ben jij mee bezig? Je weet toch waar dat voor staat?” Toen vielen de schellen van mijn ogen.’

‘Wannes heeft mijn ogen mee opengetrokken. Op mijn zeventiende kocht ik zijn platen al. Die man zong over ontsnappen, over Dublin Bay en verre zeeën.’

Schyvens’ moeder had haar zoon liever door de voordeur zien vertrekken, met een meisje in een witte bruidsjurk aan zijn zijde. ‘Ze had een spaarboekje. Ik nam het uit haar handen en kocht er een BMW-motor van. Toen heb ik mijn vrijheid gekocht. In de hete zomer van 1976 reden we naar Joegoslavië, naar Griekenland en al die plaatsen waar Wannes over zong. Zonder helm, de haren in de wind, zoals in Easy Rider.’

‘Later heb ik Wannes leren kennen. Ik heb hem ook heel vaak geprogrammeerd in de Rataplan, zijn favoriete zaal. Een dag voor zijn dood ben ik hem nog gaan opzoeken in het Stuivenbergziekenhuis. Zelfs in zijn laatste uren bleef hij een mooi, moedig en strijdbaar mens. Een week later hebben we hem begraven in De Roma. Toen het gedaan was, lag de stad stil onder een laag sneeuw.’

‘We missen vandaag zo’n figuur in Antwerpen. Tom Lanoye zou die rol kunnen overnemen, maar hij zit de helft van het jaar in Kaapstad. En Eric Antonis is er ook niet meer – zijn doodsprentje staat nog altijd op mijn schouw. In de jaren zeventig gingen we al naar zijn Warande in Turnhout, omdat hij daar zulke revolutionaire dingen deed. Eric en ik verschilden vaak van mening. Hij geloofde bijvoorbeeld absoluut niet in De Roma. Later heeft hij zich daarvoor verontschuldigd. “Ik heb me compleet vergist”, zei hij. “De Roma is een cultuurhuis dat gedragen wordt door een gemeenschap. Dat is wat minister van Cultuur Frans Van Mechelen voor ogen had, toen hij in de jaren zeventig de culturele centra oprichtte.”‘

‘Alle grote maatschappelijke ontwikkelingen zijn van onderuit gegroeid: het algemeen stemrecht, de 40-urige werkweek, de sociale zekerheid… Toch onvoorstelbaar dat de politiek altijd achteroploopt. Laatst heeft Ringland weer eens 60.000 euro binnengehaald, om studies te betalen. Dat is fantastisch, maar zulke dingen zou een overheid toch moeten bekostigen?’

‘In de Seefhoek proberen we nu de oude bioscoop National nieuw leven in te blazen. Toen we daarover gingen praten met het stadsbestuur, zei een stadsambtenaar: “Ja maar, jullie beginnen altijd met van alles. En wat als de anderen volgen?” Wees verdomme blij dat de anderen volgen, dat een stad aaneenhangt van mensen die iets willen beginnen. Of het nu een koffiebar, een ijskar of een theaterzaal is.’

Will Tura in De Roma in Borgerhout (2012)

‘Toen Jan Decleir naar de Blauwe Maandag Compagnie ging, ben ik hem gevolgd. De eerste voorstelling waarin hij meespeelde, werd een gigantisch succes: De Meeuw van Anton Tsjechov. Vele keren heb ik die voorstelling verkocht. Alleen deSingel wilde ze niet – hun volste recht. Tot De Meeuw geselecteerd werd voor het Theaterfestival: toen speelden we eindelijk in deSingel. Ik herinner me dat er iemand naar de balie belde en vroeg: “Edde gulle soms nog koarten veur die veurstelling met de Jan, met dienen vogel? De specht? De doif?” “Bedoelt u De Meeuw, mijnheer?” (lacht) Tot daar de volksschouwburg deSingel. In De Roma programmeren we bewust heel breed. We organiseren ook t.d.’s en nieuwjaarbals, waarbij mensen nog een slow of een polonaise kunnen dansen. Waar in Vlaanderen gebeurt dat nog?’

Paul Schyvens 'De hele culturele wereld is in handen van blanke mannen zoals ik.'
Paul Schyvens ‘De hele culturele wereld is in handen van blanke mannen zoals ik.’© Saskia Vanderstichele

‘Onlangs hoorde ik De Strangers zelfs De Ziekenkas zingen in De Roma’, zeg ik.

‘Twintig jaar geleden zou ik daar misschien een probleem van gemaakt hebben. Nu besef ik dat De Ziekenkas Antwerpse humor is: scherp maar niet kwaadaardig. Sommige partijen roepen veel ergere dingen. En wij moeten toch ook niet gaan zeggen wat een artiest mag zingen?’

‘Ik ben heel blij dat Will Tura elk jaar langskomt. De eerste keer moest ik bij hem op audiëntie. “We kennen elkaar niet”, zei hij. “Leg me uit waarom ik in De Roma moet spelen, want jij bent toch vooral met serieuze dingen bezig?” “Ik neem uw werk ook heel serieus”, antwoordde ik, en dat meende ik. Die avonden met Tura zijn altijd fantastisch. Elke keer zie ik mensen huilen van ontroering. En na het concert schudt Will nog een uur de handen van zijn fans. Ik ben blij dat we ook dat publiek bereiken.’

‘Toen Bert Anciaux minister van Cultuur was, wilde hij die sociale mix erin rammen. Maar zo werkt het niet. Zoiets moet geleidelijk groeien. Net zoals je ook niet van vandaag op morgen een multicultureel publiek hebt. In de beginjaren van De Roma hebben we hen verwaarloosd. Het draaide allemaal rond de schouwburg die gerestaureerd moest worden, met de realiteit van Borgerhout waren we te weinig bezig. We dachten dat we het goed deden waren omdat we Khaled programmeerden, terwijl je andere gemeenschappen pas kunt aanspreken als je stafpersoneel hebt dat een vertrouwensband met hen heeft. De hele culturele wereld is in handen van blanke mannen zoals ik. Daarom ben ik blij dat mijn opvolgster een vrouw is, maar ook dat we nu drie mensen in dienst hebben met een andere etnische achtergrond. En dat er meer diversiteit is bij onze vrijwilligers.’

Volksfeest voor de opening van de Reuzenpijp in Borgerhout (2015)

‘Vroeger werd ik soms midden van de nacht wakker, uit angst dat we iets vergeten waren. Nu weet ik dat het allemaal weer fantastisch georganiseerd zal zijn: niet alleen mijn collega’s, ook de vrijwilligers doen dat met zo’n ongelooflijke beroepsernst. Het feest ter ere van de opening van de Reuzenpijp (de premetrotunnel in Antwerpen, nvdr.) was daar een goed voorbeeld van: we hadden een opdracht gekregen van De Lijn en we hebben ze perfect uitgevoerd. Er was 70.000 man, een feest met een visie op mobiliteit. Ik kijk er nog altijd met trots op terug.’

‘Tom Meeuws, toenmalig directeur van De Lijn, wellicht iets minder’, zeg ik. ‘Hij was wat creatief met de facturen, om het vooruit te laten gaan. Het leidde tot zijn ontslag bij De Lijn en het einde van het kartel Samen.’

‘Wisten wij veel dat hij daarmee de wet omzeilde. Wij krijgen onze subsidies ook in schijven. Tom is een bevlogen man, die de ambitie had om van De Lijn een swingend bedrijf te maken dat ten dienste staat van de reiziger. Ik heb niet de indruk dat de openbaredienstverlening van De Lijn sinds zijn ontslag veel verbeterd is, integendeel.’

‘Onlangs lekte uit dat dat feest 664.290 euro gekost heeft’, zeg ik. ‘Was dat geen deuk in het sympathieke imago van De Roma?’

‘Helemaal niet. Dat geld is allemaal uitgegeven aan artiesten, maar ook aan technici die dag en nacht in de weer zijn geweest. Hoeveel kost de start van de Ronde van Vlaanderen, of de intrede van Sinterklaas? Veel. Ik ben daar allemaal voor, want zulke activiteiten maken een stad beter. Ik stel voor dat journalisten ook eens uitzoeken hoeveel de derby tussen Antwerp en Beerschot gekost heeft. Maar niemand stelt zich daar vragen bij. Dat hoort bij het voetbal: honderden mannen uit de blanke middenklasse die elkaar de kop inslaan omdat tweeëntwintig volwassen mensen achter een bal aan lopen. Godzijdank gebeurde het niet in Borgerhout en waren er geen Marokkanen bij betrokken, anders was het kot te klein geweest.’

Terug naar zijn lijstje met onvergetelijke concerten. Lou Reed in de Marni in 1973 staat er ook op. ‘Nooit zo’n demonisch concert meegemaakt. Hij schopte tegen alles en iedereen. We vroegen ons allemaal af of hij ter plekke zou sterven.’ Ook Young at Heart in zijn Roma staat voor altijd op zijn netvlies gebrand, in naam van het leven, dit keer. ‘Honderden bejaarden die op en naast het podium dansten op Stayin’ alive. Terwijl je weet dat een groot deel van hen er over vijf jaar niet meer zal zijn. Dat was heel emotioneel.’

Sommige voorstellingen verslijten nooit. ‘Mijn dochter heeft sinds kort een vriend. Bij wijze van kennismaking had ze voorgesteld om samen met hen naar het theater te gaan. “Dan ben je tenminste twee uur stil, ” zei ze, “en dan kun je geen ambetante vragen stellen.” We zijn naar Olivetti 82 van Eriek Verpale geweest, met Bob De Moor: een veelgelaagde voorstelling die gaat over de Joodse identiteit, incest, Vlaams-nationalisme en de collaboratie. Twintig jaar geleden heb ik dat stuk nog verkocht, maar het was nog beter dan in mijn herinnering. Ook omdat er intussen weer zo veel gebeurd was, en ik er nieuwe dingen in ontdekte. Hoeveel ik ook van muziek hou, het mooiste blijft toch: de lichten die uitgaan, het gordijn dat opengaat en een acteur die je meeneemt op een trip.’

‘Hoe viel uw schoonzoon mee?’ vraag ik.

‘Een hele lieve gast. Ik kon het natuurlijk niet laten om te vragen of hij Jef Van de Wiele van DeVlag en het Verdinaso kende. Niet dus. Maar dat komt nog wel.’ (lacht)

Ik wandel De Roma uit. In het prachtige, lege kassahokje ligt een bh op de rode stoel. Antwerpse humor.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content