Een cursus ‘Hoe organiseer ik de Vlaamse Cultuur-prijzen’ voor ministers van Cultuur (m/v)

Stelt u zich eens even in de plaats van een minister van Cultuur. Elk jaar moet u een hele reeks kunstenaars of bollebozen uit het brede culturele veld bekronen met een Vlaamse Cultuurprijs. Dat is traditie.

U begint met de samenstelling van een tiental jury’s. Wie komt daarvoor in aanmerking? Wie is het best geschikt om te oordelen welke persoonlijkheid of organisatie ‘op een bijzondere manier kleur en uitstraling geeft aan de cultuurbeleving in Vlaanderen’? Objectiviteit bestaat niet in zaken van kunst en cultuur.

Bovendien moet u officiële, deftige prijzen uitreiken en geen commerciële. De Gouden Uiljury samenstellen is gemakkelijk. U vraagt aan al uw sponsors om één vertegenwoordiger af te vaardigen zodat u zeker bent dat een columnist uit het blad van uw media-sponsor de prijs wint. Daar is niks mis mee. Commerciëlen doen met hun geld wat ze willen.

In naam van wie krijgt een kunstenaar nu zo’n Vlaamse cultuurprijs? In naam van ‘de Vlamingen’? In naam van de politieke meerderheid die toevallig aan de macht is? Of in naam van de collega’s van die kunstenaars? Eigenlijk is het vooral dat laatste. De letterensector bekroont elk jaar de schrijver die het beste boek heeft geschreven. De theatersector eert de beste theatermaker van het jaar. De titel ‘Vlaamse Cultuurprijs’ dient alleen om die bekroning wat meer uitstraling te geven.

In feite zou de minister zich dan ook niet moeten bezighouden met het samenstellen van jury’s. De cultuur-administratie zou alleen naar de geëigende organen van de diverse sectoren (bijvoorbeeld de Koninklijk Academie voor Taal- en Letterkunde, het Vlaams Fonds voor de Letteren, de filmfestivals en -musea, de koepelorganisaties van de erfgoedsector, de kunstencentra, de kunstenaarsvakbonden…) moeten vragen om een jury samen te stellen.

Die jury kiest dan een winnaar, en die winnaar zit het jaar daarop zelf in de jury. De administratie waakt erover dat alle geledingen van de verschillende sectoren aan hun trekken komen. Pers en parlement waken over de onverenigbaarheden, de vriendjes-politiek en de kliekjesgeest die onvermijdelijk samenhangt met álle jury’s. De namen van de juryleden moeten dan wel vooraf bekendgemaakt worden en niet – zoals dit jaar – angstvallig geheimgehouden worden.

En de minister? Die trekt zijn beste pak of haar mooiste jurk aan, leest een toespraak voor die door haar slimste adviseur geschreven is, en ze reikt de prijs uit. Met een cheque, een handdruk en/of drie kussen.

Moeten er ook genomineerden zijn? Liever niet. Het circus der ijdelheden is zo al ontluisterend genoeg bij prijsuitreikingen.

Desondanks en desalniettemin presenteert Knack u ook dit jaar alle winnaars van de Vlaamse Cultuurprijzen. Van Eric Antonis (die de hoofdprijs won) tot het Centrum voor Agrarische Geschiedenis. Hopelijk kunnen we volgend jaar met evenveel enthousiasme de Vlaamse Cultuurprijzen- nieuwe stijl aan u voorstellen. Het hele jaar lang en met ruime(re) aandacht voor elk van de laureaten.

door Karl van den Broeck

Een Cultuurminister zou zich niet moeten bezighouden met het samenstellen van jury’s.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content