Haar professionele reputatie heeft een enorme klap gekregen. Maar Christine Schurmans, geschorst raadsheer bij het hof van beroep in Brussel, laat het daar niet bij. In een verzoekschrift, ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, geeft ze minutieus haar versie van de totstandkoming van het beruchte arrest over het Fortisdossier. En wil ze aantonen hoe daarbij haar fundamentele rechten zijn geschonden door de hoogste magistraten en het parlement.

Flashback. Op 12 december 2008 omstreeks 18.00 uur spreekt de 18e kamer van het hof van beroep in Brussel in kort geding een arrest uit dat ingaat tegen een uitspraak in eerste aanleg voor de Brusselse kamer van koophandel. Het arrest zegt dat de aandeelhouders van Fortis zich tijdens een algemene vergadering moeten kunnen uitspreken over de verkoop van belangrijke delen van de financiële groep aan het Franse BNP Paribas.

Al snel blijkt dat dit arrest er niet zonder slag of stoot is gekomen. De 18e kamer is verdeeld, en wordt op de valreep geconfronteerd met een vraag van de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij (die een nationalisering van Fortis uitvoert) om de debatten te heropenen. Daar wordt niet op ingegaan, maar finaal wordt ook niet voltallig beslist. Op 10 december was raadsheer Christine Schurmans namelijk ziek geworden. Desondanks stellen de voorzitter van de 18e kamer, Paul Blondeel, en een derde magistraat, Mireille Salmon, alles in het werk om de handtekening van Schurmans onder het arrest te krijgen. Het tweetal staat op 12 december in de voormiddag zelfs aan de voordeur van de woning van Schurmans in Boechout, maar zonder resultaat.

Dat zijn ongewone omgangsvormen onder magistraten. Maar er duiken ook berichten op dat er van politieke zijde stappen werden gezet om de rechtsgang in het Fortisdossier te beïnvloeden. Dat dossier groeit uit tot Fortisgate wanneer premier Yes Leterme (CD&V) op 17 december in een brief aan justitieminister Jo Vandeurzen (CD&V) de speculaties tegenspreekt door middel van een gedetailleerde beschrijving van de contacten die zijn kabinet heeft gehad. Zo wordt ook duidelijk dat de echtgenoot van Schurmans, Jan De Groof, zijn CD&V-connecties heeft benut en in telefoongesprekken op 11 en 12 december met voorzitter Hans D’Hondt van de kanselarij van de premier en met Vandeurzen gewag heeft gemaakt van een ‘plotse wijziging in de besluitvorming over het Fortisdossier’ en van een ‘mogelijk dramatische wending’ bij het hof van beroep. De Groof kaart ook de volgens hem onaanvaardbare behandeling van zijn vrouw aan.

Helaas voor Leterme is de kurk daarmee helemaal van de fles. Zijn regering moet ontslag nemen wanneer de hoogste magistraat van het land, eerste voorzitter van het Hof van Cassatie Ghislain Londers, naar voren treedt. Londers meldt, eerst in een brief op 18 december en daarna in een nota op 19 december, aan toenmalig Kamervoorzitter Herman Van Rompuy (CD&V) dat hij ‘geen juridisch bewijs’ maar wel ‘belangrijke aanwijzingen’ heeft van pogingen om het arrest van de 18e kamer van het hof van beroep te verhinderen en in een andere richting te sturen.

Een van de aanwijzingen van Londers is dat een ingestorte Schurmans uit de biecht heeft geklapt tegenover haar man, en zodoende het beroepsgeheim van de magistraten en het geheim van het beraad heeft geschonden. Londers en ook eerste voorzitter Guy Delvoie van het hof van beroep herhalen die stelling nadien tijdens hoorzittingen van de parlementaire onderzoekscommissie, die onderzocht of de scheiding der machten op de helling werd gezet.

‘Magistraten onwaardig’

Christine Schurmans moest de aantijgingen, die haar professionele reputatie zwaar op de proef stellen, met lede ogen aanzien. Een enkele keer biedt ze via haar advocaat Patrick Hofströssler bescheiden weerwerk in de media. Voor de rest doet ze er het zwijgen toe.

Vorige week dinsdag heeft Schurmans echter samen met haar raadsman een verzoekschrift ingediend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Ze vindt dat haar grondrechten in de Belgische rechtsorde geschonden zijn. Via dat lijvige verzoekschrift – een document van 129 bladzijden, aangevuld met 62 bijlagen – geeft ze voor het eerst in zes maanden haar lezing van de gebeurtenissen.

Zo steekt Schurmans niet onder stoelen of banken dat haar standpunt en dat van Blondeel over de mogelijke inhoud van het arrest van de 18e kamer ‘diametraal tegengesteld’ waren. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn: in een kamer van drie raadsheren moet een minderheid zich neerleggen bij het standpunt van een meerderheid. Hetzelfde geldt voor de afwezigheid van een raadsheer wegens ziekte: als het beraad heeft plaatsgevonden, volstaat de handtekening van de twee anderen. Schurmans struikelt echter vooral over het feit dat ze zich strikt aan de toepassing van de rechtsregels wenste te houden, terwijl Blondeel haar in een e-mail van 7 december meldde dat hij zich voor een zaak in kort geding ‘niet door het recht mocht laten leiden’. ‘Een verwerpelijke instelling, magistraten onwaardig’, meent Schurmans, die op de eerste plaats daarom haar handtekening niet onder het arrest wilde zetten.

Voorts zegt ze dat ze op 10 december, de dag waarop ze ziek afhaakte, ‘feitelijk en intellectueel uit het beraad gesloten werd’. Blondeel spreekt dat tegen in een nota met zijn zienswijze, die hij op 9 maart naar de parlementaire onderzoekscommissie en de media stuurde. Volgens hem was het beraad op 10 december ‘beëindigd’ en moest alleen nog aan de eindredactie van het arrest gewerkt worden. Omdat in het arrest gesproken wordt over een beraad met drie raadsheren en de uitspraak volgens haar ook niet in openbare zitting plaatsvond, noemt Schurmans het oordeel van de 18e kamer gewoonweg ‘vals’. ‘Er is nooit beraadslaagd met de drie leden van de kamer over de motieven van het arrest die de juridische grondslag vormen van de uiteindelijk bevolen maatregelen’, luidt het.

Schurmans, die op 31 oktober 2008 een heelkundige ingreep onderging, voelt zich diep gekrenkt omdat Londers en Delvoie herhaaldelijk hebben laten uitschijnen dat haar ziekte geveinsd was. Alle medische onderzoeken wijzen op het tegendeel. Op 10 december noteert haar huisarts dat ze tot 22 december arbeidsongeschikt is. Op 18 december, net op het moment dat ze voor een tuchtonderzoek toch in Brussel verwacht wordt, bevestigt een controlegeneesheer dat eerste medisch attest. En op 10 februari volgt in het kader van datzelfde tuchtonderzoek een nieuwe medische screening, dit keer door professor Wim Van De Voorde van het Centrum Forensische Geneeskunde in Leuven. Ook hij besluit dat Schurmans absoluut niet in staat was om te werken. Maar ‘een aangepaste rechtzetting’ door haar korpsoverste kwam er niet..

Schurmans maakt in haar verzoekschrift eveneens een punt in verband met de schending van het geheim van het beraad. Niet alleen hebben haar man en zijzelf alle verwijten ter zake aan hun adres steeds formeel tegengesproken. Schurmans stelt bovendien dat het Blondeel en Delvoie zijn geweest die deze regels nog voor het uitspreken van het arrest aan hun laars gelapt hebben. Ze geeft drie concrete voorbeelden. Zo blijkt op 9 december dat Blondeel vijf experts heeft aangesproken die de algemene vergadering van Fortis zouden moeten voorzitten. Ook vraagt Blondeel op 11 december aan eerste voorzitter Delvoie om de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen op de hoogte te brengen van het nakende arrest, zodat de Fortisnotering op de beurs kan worden geschorst. Ten slotte stuurt Delvoie op 11 december een mail naar Schurmans’ echtgenoot Jan De Groof met het verzoek dat hij in het belang van ‘het imago van het hof’ zou meewerken opdat zijn vrouw het arrest alsnog zou tekenen.

Atypische weg

Raadsheer Schurmans, die sinds het uitbreken van de hele heisa rond het Fortisarrest geschorst is, legt het vertrekpunt van haar verweer al uit in een brief die ze op 23 januari aan alle leden van het Hof van Cassatie schrijft. ‘Ik ben sedert het losbarsten van de zogenaamde Fortisgate publiekelijk verguisd en vernederd, en door de nota van 19 december 2008 verspreid door eerste voorzitter Ghislain Londers ook – zonder verweer – veroordeeld onder het gezag van uw Hof’, aldus Schurmans. ‘Door de gevolgde werkwijze, die volgens mijn opzoekingen in onze rechtsgeschiedenis zonder voorgaande is, heeft het hoogste rechtscollege van ons land in de nota van 19 december niet enkel feiten verkeerd weergegeven, maar daaraan ook juridische gevolgen verbonden zodat die met een – weliswaar eenzijdige – rechterlijke veroordeling gelijkstaat.’

Schurmans voelt zich als magistraat ‘rechteloos verklaard’. Ze krijgt voor die inschatting onder meer steun in Knack van professor gerechtelijk recht Jacques Englebert (Université Libre de Bruxelles) en in de Juristenkrant van professor staatsrecht Hendrik Vuye (Universiteit Hasselt). Op 28 januari komt daar een brief bovenop van Jean-François Leclercq, procureur-generaal van het Hof van Cassatie, aan eerste voorzitter Londers. Leclercq noemt de nota van Londers ‘een op zijn minst ongelukkig persoonlijk initiatief’. Volgens de hoogste parketmagistraat laten het vermoeden van onschuld en de plicht van onpartijdigheid ook niet toe dat Londers in die nota verklaart dat een raadsheer van het hof van beroep het beroepsgeheim en het geheim van het beraad heeft geschonden.

‘Londers en ook Delvoie hebben van handelingen vermoedens gemaakt en van de samenloop van vermoedens bewijzen. Mevrouw Schurmans, daarentegen, steunt in haar verzoekschrift op harde feiten’, zegt haar advocaat, Patrick Hofströssler. Die worden gebruikt om voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de schending van vier rechten uit het gelijknamige verdrag aan de kaak te stellen. Het gaat over het recht op een eerlijk proces, het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel, en het verbod van rechtsmisbruik.

Schurmans en Hofströssler spitsen het verzoekschrift toe op drie ‘feiten’, die lezen als vallende dominostenen als het gaat over de schending van de opgesomde grondrechten.

Ten eerste: de klacht die Schurmans op 12 december indiende tegen de gang van zaken binnen de 18e kamer van het hof van beroep, maar die door Cassatievoorzitter Londers onontvankelijk werd verklaard omdat ze elektronisch was verstuurd. ‘Een wereldvreemde benadering’, aldus Schurmans. En volgens haar meteen ook ‘een absolute vereiste’ voor korpsoverste Delvoie om door een onmiddellijke schorsing en een tuchtonderzoek ‘in een nietsontziende verbetenheid de jacht’ op haar in te zetten.

Ten tweede: de nota van 19 december van Londers, die haar publiek en professioneel aan de schandpaal zet, zonder dat ze zich kan verweren.

En ten derde: de parlementaire onderzoekscommissie, die tegen de waarschuwingen in van haar eigen experts over mogelijke schendingen van diverse grondrechten en vrijheden toch haar werkzaamheden voortzette en zo een nieuw forum aan Londers, Delvoie en anderen bood om Schurmans onderuit te halen. Dat ook commissievoorzitter Bart Tommelein (Open VLD) daaraan in de media gretig meedeed, blijft evenmin onvermeld.

Schurmans meent dat ze in de Belgische rechtsorde ‘geen enkel effectief verhaal’ heeft. In procedures die wel mogelijk zouden zijn, komt ze op het einde bovendien steeds uit bij het Hof van Cassatie, dat haar in de persoon van eerste voorzitter Londers al ‘veroordeeld’ heeft en dus ‘betrokken partij’ is.

Daarom hoopt Schurmans via een supranationaal rechtscollege als het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een erkenning van haar grondrechten en een schadevergoeding te bekomen. Dat dit Europese rechtscollege in principe pas zaken behandelt nadat alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput, doet sommige juristen vraagtekens plaatsen bij de ontvankelijkheid van het verzoekschrift van Schurmans. Maar advocaat Hofströssler vindt de stap probleemloos te verantwoorden: ‘We volgen deze atypische weg omdat de aanleiding van het verzoekschrift al even atypisch en uitzonderlijk is.’

DOOR PATRICK MARTENS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content