Barack Obama danste in Peking over het slappe koord. De VS hebben China meer nodig dan omgekeerd, en dat heeft gevolgen.

Europa moet zich geen illusies maken. De uitstap van Barack Obama deze week naar Azië, en dan vooral naar China, is zijn belangrijkste buitenlandse reis sinds hij aantrad als president van de Verenigde Staten. Europa is niet meer het middelpunt van de wereld, en buiten Europa is er ook niemand die daarover treurt. Het toenemende gewicht van een organisatie zoals de G20, met zijn sterke Aziatische inslag, leert dat beslissingen nu in andere centra worden genomen. Anders dan in Londen, Parijs of zelfs Moskou, was Obama in Peking op bezoek bij een macht die Washington het leiderschap in de wereld kan betwisten.

Dat komt ook omdat de twee elkaar economisch in een soort van wurggreep houden. Aan de ene kant hebben de Amerikanen de goedkope Chinese producten nodig, en vooral het geld waarmee China intekent op Amerikaanse staatsleningen. In maart had Peking voor bijna 800 miljard dollar aan Amerikaans waardepapier in portefeuille. Zonder dat Chinese geld kan Washington zijn gigantische begrotingstekort niet blijven financieren. Aan de andere kant kunnen de Chinezen niet zonder de grote Amerikaanse markt en de Amerikaanse investeringen.

De krant The New York Times vergeleek de reis van Obama daarom oneerbiedig met een beleefd bezoek van de president aan zijn bankier. De kans dat hij zijn Chinese collega Hu Jintao de les zou lezen over mensenrechten werd daarom vooraf klein geacht. Een ontmoeting met de dalai lama werd enkele weken geleden geschrapt, want dat had Peking kunnen storen. Obama verwijt China sinds zijn verkiezing ook niet meer dat het de waarde van zijn munt kunstmatig laag houdt om zijn export te bevorderen. De Chinezen dringen in Washington wel aan op een gezond begrotingsbeleid, want als de dollar in waarde blijft verminderen zijn ze hun geld kwijt.

Obama biedt China een ‘strategisch partnerschap’ aan. De VS hebben de hulp van Peking nodig om Iran en Noord-Korea aan banden te leggen. Tegelijk zegt dat diplomatieke taalgebruik weinig over wat er van China wordt verwacht. Daarom vindt viceminister van Buitenlandse Zaken James Steinberg dat China de wereld ook moet geruststellen over zijn bedoelingen met een politiek van ‘strategic reassurance’. Dat klinkt allemaal vaag, maar in Azië weten ze heel precies waarover het gaat. De voormalige president Lee van Singapore waarschuwde de Amerikanen onlangs in stevige termen dat ze China niet te veel vrijheid mogen gunnen in het gebied van de Stille Oceaan. Ook Japan voelt zich verongelijkt. De nieuwe regering in Tokio kan duidelijk niet op dezelfde Amerikaanse welwillendheid rekenen als Peking. Een vraag om de Amerikaanse militaire aanwezigheid op het eiland Okinawa lichter te maken, werd door minister van Defensie Robert Gates zonder omwegen afgewezen.

De traditionele Amerikaanse bondgenoten in de regio kijken zo bezorgd toe hoe de relaties tussen de VS en China zich ontwikkelen. Het steekt, bijvoorbeeld, de ogen uit dat de Birmese generaals op minder Amerikaans geduld kunnen rekenen dan de partijbonzen in Peking. Geld regeert de wereld en de ene dictatuur is duidelijk niet de andere.

door Piet Piryns

De VS en China houden elkaar economisch in een soort van wurggreep.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content