JA

Minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A) wil economen laten uitzoeken met welk partijprogramma de economie het meest gebaat is. U valt hem bij. Waarom?

Met een zwaar woord: voor onze democratie. Partijen bepleiten verschillende samenlevingsmodellen, maar het zou goed zijn als burgers ook op basis van cijfers een keuze konden maken. Per partij precies berekenen hoeveel de voorgestelde maatregelen kosten en waar het geld vandaan moet komen om ze te betalen, zou de gratuite beloftecultuur indijken. Het zou politici dwingen om klaar en helder te zijn over wat ze precies willen. Als we transparantie vragen aan banken en over de bonussen van bedrijfsleiders, waarom zouden we die eis dan niet stellen aan politieke partijprogramma’s?

Omdat je politieke beloften niet altijd in geld kunt uitdrukken.

Normen en waarden kun je inderdaad niet kwantificeren. De budgettaire weerslag van een programma is niet het enige element, maar het geeft kiezers wel bruikbare informatie. Politici zijn immers vaak kortzichtig. Ze spuien slogantaal en zeggen niet wat een maatregel op termijn zou kosten. Ze tonen wel de neus van de kameel, maar de bult komt later. Verkiezingen moeten uit de sfeer van persoonlijke verdachtmakingen komen, en geobjectiveerd worden.

Door wie?

Verschillende denktanks zouden die berekeningen kunnen maken. Of het Rekenhof. In elk geval instanties met een zekere autoriteit. In Nederland doet het Centraal Planbureau dat.

De berekening gebeurt in Nederland voor bijna alle partijen, maar ze is niet verplicht.

Kranten zijn ook niet verplicht om politici punten te geven, en toch werkt dat verhelderend. Dat de berekening nu facultatief gebeurt, moet je zien als een overgangsmaatregel. Dat is vaak nodig vooraleer iets gemeengoed wordt.

Die vrijwilligheid geldt er al meer dan twintig jaar.

Ja, blijkbaar heeft het tijd nodig.

Waarom niet? Geen loze beloften meer dan.

Om de kloof te verkleinen tussen wat partijen beloven en wat ze realiseren, zou het goed zijn dat een onafhankelijke instantie berekent hoeveel hun voorstellen kosten. Het zou de aansprakelijkheid van partijen vergroten, al moet je dat relativeren. Ten eerste is elk beleid in België noodzakelijkerwijs een compromis tussen regeringspartijen. Daarnaast hebben heel wat beloften niets met geld te maken, maar met een visie op de samenleving. Wat was de grootste tegenstelling tussen beloften en realisaties na de verkiezingen van 2007? De (niet-)splitsing van B-H-V en de staatshervorming.

Innoveren vereist dat je buiten het bestaande kader kunt denken. Wat de socialisten begin vorige eeuw voorspiegelden, was niet realistisch en onbetaalbaar, maar intussen is veel ervan wel gerealiseerd. Partijen moeten gouden bergen kunnen beloven. Het is goed voor de democratie dat ze met ideeën experimenteert. Bovendien zie ik niet in hoe je zo’n verplichting institutioneel kunt organiseren. Ik ben geen jurist, maar het lijkt me een beperking van de vrijheid van meningsuiting en van vrije deelname aan verkiezingen.

U stelt voor dat partijen vrijwillig de prijs van hun voorstellen laten berekenen. Waarom?

In dat geval zou het een soort keurmerk worden, een bewijs van geloofwaardigheid dat een partij haar programma uitvoerbaar is. Als element in het verkiezingsdebat zou het waardevol zijn. Het zou een duidelijk onderscheid maken tussen echte beleidspartijen en partijen die alleen maar luid schreeuwen.

Als het in Nederland kan, waarom dan niet bij ons?

Hoewel dat na Pim Fortuyn wellicht is veranderd, werd in Nederland het politieke debat altijd zakelijker gevoerd dan bij ons. Daarnaast staan Belgen nogal wantrouwig tegenover instellingen. Misschien heeft het Rekenhof het nodige gezag, op termijn.

NEE

Minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A) wil economen laten uitzoeken met welk partijprogramma de economie het meest gebaat is. U valt hem bij. Waarom?

Met een zwaar woord: voor onze democratie. Partijen bepleiten verschillende samenlevingsmodellen, maar het zou goed zijn als burgers ook op basis van cijfers een keuze konden maken. Per partij precies berekenen hoeveel de voorgestelde maatregelen kosten en waar het geld vandaan moet komen om ze te betalen, zou de gratuite beloftecultuur indijken. Het zou politici dwingen om klaar en helder te zijn over wat ze precies willen. Als we transparantie vragen aan banken en over de bonussen van bedrijfsleiders, waarom zouden we die eis dan niet stellen aan politieke partijprogramma’s?

Omdat je politieke beloften niet altijd in geld kunt uitdrukken.

Normen en waarden kun je inderdaad niet kwantificeren. De budgettaire weerslag van een programma is niet het enige element, maar het geeft kiezers wel bruikbare informatie. Politici zijn immers vaak kortzichtig. Ze spuien slogantaal en zeggen niet wat een maatregel op termijn zou kosten. Ze tonen wel de neus van de kameel, maar de bult komt later. Verkiezingen moeten uit de sfeer van persoonlijke verdachtmakingen komen, en geobjectiveerd worden.

Door wie?

Verschillende denktanks zouden die berekeningen kunnen maken. Of het Rekenhof. In elk geval instanties met een zekere autoriteit. In Nederland doet het Centraal Planbureau dat.

De berekening gebeurt in Nederland voor bijna alle partijen, maar ze is niet verplicht.

Kranten zijn ook niet verplicht om politici punten te geven, en toch werkt dat verhelderend. Dat de berekening nu facultatief gebeurt, moet je zien als een overgangsmaatregel. Dat is vaak nodig vooraleer iets gemeengoed wordt.

Die vrijwilligheid geldt er al meer dan twintig jaar.

Ja, blijkbaar heeft het tijd nodig.

Waarom niet? Geen loze beloften meer dan.

Om de kloof te verkleinen tussen wat partijen beloven en wat ze realiseren, zou het goed zijn dat een onafhankelijke instantie berekent hoeveel hun voorstellen kosten. Het zou de aansprakelijkheid van partijen vergroten, al moet je dat relativeren. Ten eerste is elk beleid in België noodzakelijkerwijs een compromis tussen regeringspartijen. Daarnaast hebben heel wat beloften niets met geld te maken, maar met een visie op de samenleving. Wat was de grootste tegenstelling tussen beloften en realisaties na de verkiezingen van 2007? De (niet-)splitsing van B-H-V en de staatshervorming.

Innoveren vereist dat je buiten het bestaande kader kunt denken. Wat de socialisten begin vorige eeuw voorspiegelden, was niet realistisch en onbetaalbaar, maar intussen is veel ervan wel gerealiseerd. Partijen moeten gouden bergen kunnen beloven. Het is goed voor de democratie dat ze met ideeën experimenteert. Bovendien zie ik niet in hoe je zo’n verplichting institutioneel kunt organiseren. Ik ben geen jurist, maar het lijkt me een beperking van de vrijheid van meningsuiting en van vrije deelname aan verkiezingen.

U stelt voor dat partijen vrijwillig de prijs van hun voorstellen laten berekenen. Waarom?

In dat geval zou het een soort keurmerk worden, een bewijs van geloofwaardigheid dat een partij haar programma uitvoerbaar is. Als element in het verkiezingsdebat zou het waardevol zijn. Het zou een duidelijk onderscheid maken tussen echte beleidspartijen en partijen die alleen maar luid schreeuwen.

Als het in Nederland kan, waarom dan niet bij ons?

Hoewel dat na Pim Fortuyn wellicht is veranderd, werd in Nederland het politieke debat altijd zakelijker gevoerd dan bij ons. Daarnaast staan Belgen nogal wantrouwig tegenover instellingen. Misschien heeft het Rekenhof het nodige gezag, op termijn.

opgetekend door jan jagers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content