De besparingen in het onderwijs hebben wel degelijk gevolgen ín de klas.

Vlaams minister Pascal Smet (SP.A) is een handige jongen. In juli mocht hij bij de samenstelling van de nieuwe Vlaamse regering als allerlaatste aanschuiven. Tegelijk moest hij de portefeuille van Onderwijs van zijn gedumpte partij-genoot Frank Vandenbroucke overnemen, omdat niemand anders die wou. En dat voor een bevoegdheid die bijna 40 procent van de Vlaamse begroting opslorpt en die cruciaal is voor de toekomst van Vlaanderen.

Vier maanden later is Smet klaar met een besparingspakket van ruim 210 miljoen euro voor de komende twee jaar, zonder dat er voor zijn kabinet in hartje Brussel betogingen van boze schooldirecteurs en gefrustreerde leerkrachten voorbijtrekken. Daartoe heeft Smet een doorzichtig parcours gevolgd. Aan het begin legde hij aan de vakbonden en koepelorganisaties van de onderwijsnetten een catalogus met mogelijke besparingen voor, goed wetend dat het schrikbeeld van een lineaire ingreep in de brutolonen van leerkrachten meteen naar de media gelekt zou worden. Maar aan het einde van de overlegrit was er van die maatregel uiteraard geen sprake meer, kwestie van toegeeflijk over te komen. Smet minimaliseert intussen zelfs het snijden en snoeien (‘op het totale onderwijsbudget van 9,3 miljard wordt in 2010 niet eens 1 procent bespaard’). Bovendien heeft hij een goed klinkende quote bedacht: ‘We besparen boven de klassen en niet in de klassen.’

Zo koopt een minister dus goodwill bij de meer dan 130.000 personeels-leden in het onderwijs, die hem anders het leven zuur zouden kunnen maken.

Maar Smet doet de waarheid in niet geringe mate geweld aan. Hij haalt het tempo uit een rist projecten op het vlak van onderwijsvernieuwing, begeleiding van jonge leerkrachten, gelijke onderwijskansen en talentontwikkeling (de invoering bijvoorbeeld van het nieuwe hoger beroepsonderwijs wordt uitgesteld). Die ingrepen hebben wel degelijk gevolgen ín de scholen en klassen.

Dat geldt nog veel meer voor het niet indexeren van de werkingsmiddelen, een besparing van ruim 90 miljoen (of 3,6 miljard in oude Belgische frank). Die ondergraaft de benadering van zijn voorganger om de schoolkosten voor ouders – gemiddeld 250 euro per jaar voor een kleuter, ruim 350 euro voor een kind in de lagere school en bijna 1000 euro voor een leerling in het secundair onderwijs – te drukken. Vandenbroucke stopte daarom aanzienlijk meer geld in de werking van scholen en in studietoelagen. Daartegenover mogen basisscholen sindsdien nog maar voor een bepaald maximumbedrag aan ouders kosten voor schoolse activiteiten en uitstappen aanrekenen.

Door nu te hakken in de werkingsmiddelen blijft er voor scholen niets anders meer over dan de vinger op de knip te houden voor de vernieuwing van lesmateriaal, aangepaste didactische uitrusting en scholenonderhoud. Met andere woorden, voor zaken die bepalend zijn voor de onderwijskwaliteit in de klassen. Maar Smet heeft geluk: ouders betogen niet. Ze tasten straks wel weer in hun portemonnee bij een wafelverkoop of een andere activiteit om de lege schoolkas te vullen.

door Patrick Martens

Smet heeft een goed klinkende quote bedacht, maar hij doet de waarheid in niet geringe mate geweld aan.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content