Patrick Martens

Om zich niet te verslikken in een overvolle overlegagenda moeten zowel de sociale partners als de politiek veel zelfbeheersing tonen.

Informele contacten waren er in de voorbije weken al geweest, maar toch hadden de werkgeversorganisaties en de vakbonden begin deze week een nieuwe rituele passage bij premier Yves Leterme (CD&V) nodig om het sociaal overleg formeel weer op de sporen te krijgen. Begin februari waren ze daartoe al een eerste keer in de Wetstraat 16 langsgegaan, nadat eind vorig jaar de onderhandelingen over een eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden waren afgesprongen.

De agenda van de sociale partners is meer dan gevuld. Snel na de zomer verwacht de regering van hen een advies over de koppeling van de sociale uitkeringen aan de welvaartsevolutie. Vervolgens zoeken ze in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven overeenstemming over de loonmarge die de concurrentiekracht van de ondernemingen in de komende twee jaar toelaat. Dit moet dan tegen het einde van het jaar worden ingevuld met een nieuw centraal akkoord. Van verschillende kanten hebben werkgevers en vakbonden intussen te horen gekregen dat minstens een deel van die marge besteed moet worden aan een veralgemening van een aanvullende pensioenopbouw in de privésector.

De sfeer rond dat drukke najaarsoverleg zal in grote mate afhangen van het feit of de sociale partners vooruitgang kunnen boeken over een eenheidsstatuut voor alle werknemers. België is nog zowat het enige land ter wereld met een apart statuut voor arbeiders en bedienden, maar de economische crisis maakt een toenadering extra moeilijk. Het grootste discussiepunt is de ontslagregeling. De vakbonden willen opschuiven naar de gunstiger regeling voor bedienden, de werkgevers vinden dat onbetaalbaar. In december leidde dit meningsverschil tot een breuk in het overleg. Toen de regering daarop bij de verlenging van de crisismaatregelen een bijkomende ontslagpremie van 1666 euro voor ontslagen arbeiders invoerde, gingen de werkgeversorganisaties helemaal door het lint. Om alsnog tot een geharmoniseerd statuut te komen in de eerste helft van 2011 zullen twee experts ondersteuning bieden.

Daarnaast zijn de sociale partners betrokken bij de pensioenhervorming, met onder meer maatregelen die ervoor moeten zorgen dat mensen langer werken. De herinnering aan de moeizame totstandkoming van het Generatiepact in 2005 leert dat dit niet eenvoudig wordt. Bovendien dwingen de kosten van de vergrijzing om na te denken over de financiering van de sociale zekerheid. In die laatste twee dossiers roeren ook de regeringspartijen zich, al zitten ze niet op één lijn. Vicepremier Laurette Onkelinx (PS) wil een nieuw ‘sociaal pact’, zonder drastische lastenverlagingen en met nieuwe (fiscale) inkomsten. Vicepremier Joëlle Milquet (CDH) denkt aan een ‘Pact 2020’, dat zou worden afgestemd op de nieuwe economische agenda van de Europese Unie en dat lastenverlagingen zou koppelen aan werkgelegenheidsgaranties. Open VLD wil nieuwe lastenverlagingen dan weer financieren door te besparen op de overheidsuitgaven. Zo wekken deze partijen wel allerlei verwachtingen, maar profileren ze zich vooral voor de verkiezingen in 2011. De sociale partners, die van premier Leterme al maanden geleden vernamen dat er geen geld is om hun afspraken te ‘smeren’, zijn daar dan ook niet mee gediend. Ze willen niet dat hun overleg te pas en te onpas politiek doorkruist wordt.

Patrick Martens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content