Deze week gaat in het kader van het Kunstenfestivaldesarts House of the Sleeping Beauties, de tweede opera van jazzpianist Kris Defoort, in wereldpremière.

We leven in een cross-overtijdperk, waarin vruchtbare samenwerking bestaat tussen verschillende kunstdisciplines. Merkwaardig genoeg heerst binnen die disciplines zelf vaak nog een ‘ splendid isolation’. Zo is in de muziek samenwerking tussen klassieke musici en jazzlui, of tussen een van beide met pop of rock, nog zeldzaam. Maar af en toe gebeurt er iets wat verbroedering en wederzijds begrip in het vooruitzicht stelt.

Voor zijn nieuwe opera House of the Sleeping Beauties werkte componist Kris Defoort opnieuw samen met theaterregisseur Guy Cassiers, met wie hij eerder het succesvolle The Woman Who Walked into Doors had gemaakt. En opnieuw is de basis voor hun libretto een boek dat de opera-epiek overstijgt. De schone slaapsters van de Japanse Nobelprijswinnaar Yasunari Kawabata gaat over de bezoeken van de oude Eguchi aan een zonderling bordeel, waar oudere mannen zich tegen verdoofde, jonge vrouwen kunnen aanvlijen om te slapen. Er ontstaat een spanningsveld tussen de droom- en reminiscentiewereld in de kamer en de wereld daarbuiten, die respectievelijk aan muziek en gesproken acteerwerk zouden worden toevertrouwd. Maar op het moment dat we Defoort spreken, is in het repetitieproces al beslist om die strikte scheiding op te geven.

DEFOORT: ‘Veel speelt zich alleen af in het hoofd van Eguchi. Bovendien vermijdt Guy altijd het liefst om expliciet te zijn op de scène, impliciet is interessanter. Voor de duidelijkheid is er daardoor tekstregie in de muziek terechtgekomen, terwijl ik had geschreven vanuit een louter akoestisch beeld. Maar het moet begrijpelijk blijven. Sopraan Barbara Hannigan is een personage dat door Eguchi wordt geobserveerd, ze is de universele vrouw, de moeder. Maar ze speelt tegelijk ook alle concrete vrouwen uit zijn verleden die in het verhaal aan bod komen. Dat is ingewikkeld. Of wanneer de hoofdpersoon aan een kus van lang geleden denkt: hoe scheid je dat duidelijk van de actie op dat moment? Zulke flashbacks zijn weliswaar muzikaal ondersteund: je hoort een volledige breuk in het muzikale beeld, de kleur verschiet.’

Maar we herkennen de personages niet aan een leidmotief, zoals bij Wagner: ‘Tiens, wie we daar hebben!’

DEFOORT: Nee, al zijn er muziekflarden die terugkeren zonder dat ik dat eerst had voorzien. Zo is er een soort lichte groove die opduikt wanneer Eguchi aan zijn eerste liefde en seksuele ervaring denkt. Op repetitie spreekt iedereen al van het Radioheadmoment, en dat heb ik aan mezelf te danken (lacht). Nu, anderhalf jaar later zit ik aan Eguchi’s herinnering aan zijn moeders dood te schrijven, en precies dan val ik opnieuw op diezelfde groove! Daar was ik zelf behoorlijk van onder de indruk. Vooral omdat het zo organisch gebeurde, zonder plan.

Groove, zegt u. Hebt u, zoals in vroegere composities, klassieke muzikanten voor de ‘geleerde’ delen en jazzmusici voor de improvisaties gevraagd?

DEFOORT: Nee. Alles is van begin tot eind uitgeschreven voor het ASKO/ Schönberg Ensemble. De groove waarover ik het had, is allicht de enige passage in de opera die voor de luisteraar ritmisch echt grijpbaar is. Het langst heb ik gezocht naar de broeierige basissfeer, waarbinnen ik constant varieer. Je hoort ook geen clash tussen klassiek en jazz, zoals vroeger in mijn muziek. Eigenlijk is het grappig: de meeste toehoorders zullen dit mijn meest ‘klassieke’ partituur noemen, terwijl ze voor mezelf opnieuw meer jazz bevat. Neem de bariton, van wie de zanglijnen eigenlijk heel bluesy zijn. Maar door de harmonische context dénk je niet eens aan blues.

Hoe staat u eigenlijk tegenover het genre opera?

DEFOORT: Ik ben geen geweldige fan van het genre op zich. Maar kunnen samenwerken met Guy, op ons eigen libretto naar een boek waarin ik meteen een soort muziek hoorde… dat is boeiend. De hele vorm is ook vrij experimenteel. Een opera behoudt vaak alleen de anekdotiek in de tekst, terwijl de innerlijke wereld volledig door de muziek vertolkt moet worden. Wat dan botst met een bepaalde vorm van overacting. In ons project is dat anders. De tekst van de bariton is haast louter beschouwing, die ik dan emotioneel kan versterken. Of kan counteren met wat lichtheid. Ik heb echt het gevoel dat ik muziek voor een nieuwe eeuw heb geschreven. Er is een sterke hotelscène waarin Eguchi op hoge leeftijd een avontuur heeft met een heel jonge vrouw. Daarin heb ik Thelonious Monk met barok gemengd. Een andere keer maak ik wrange of elegische tekst verteerbaar door er een Gershwinachtige draai aan te geven. Er is immers niks mis met musical.

THE HOUSE OF THE SLEEPING BEAUTIES, OP 8, 9 EN 10 MEI IN DE MUNT IN BRUSSEL. (www.demunt.be, WWW.KFDA.BE)

DOOR RUDY TAMBUYSER

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content