Luc Baltussen
Luc Baltussen Luc Baltussen is redacteur bij Knack.

De Belgische export staart te veel naar zijn navel. En die is helaas niet meer het centrum van de wereld.

Om de paar jaar bestudeert het Planbureau, de bollebozen van Economische Zaken, hoe goed onze Belgische exporteurs het doen in vergelijking met de rest van de wereld. In feite bekijken ze dan welk deel van de wereldimport door Belgische leveranciers wordt ingevuld. Het cijfer schommelt de laatste jaren tussen de 2,9 en de 3,3 procent, en de interpretatie wordt wat vertroebeld doordat we de Belgische export vóór de komst van de euro samen met die van Luxemburg bekeken (de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie of BLEU). Ook de sterke schommelingen van de olieprijs zorgen voor wat mist: als de olie duur is, gaat het marktaandeel van de olie-exporterende landen prompt omhoog en het onze dus omlaag. Maar zelfs doorheen al die mist is de trend op langere termijn zichtbaar: het aandeel van de Belgische industriële exporteurs boert achteruit.

Minister van Ondernemen Vincent Van Quickenborne (Open VLD), die de recentste studie bij het Planbureau bestelde, liet vorige week de kans niet liggen om het meteen over de loonkosten te hebben. Volgens de studie bestaat er inderdaad een direct verband (zij het met een zekere vertraging) tussen loonkostenhandicap en exportmarktaandeel. Tussen 1999 en 2008 was er een matig verlies aan competi-tiviteit van de Belgische exporteurs, en die volgde vrij getrouw de evolutie van de loonkostenhandicap. Volgens Van Quickenborne kunnen vakbonden en werkgevers, als ze in september aan het nieuwe interprofessionele overleg beginnen, beter meteen beseffen dat loonstijgingen er niet in zitten; de loonhandicap met Duitsland bedraagt volgens hem nu al bijna 13 procent.

Maar hoewel de loonkostenhandicap een rol speelt, liggen de belangrijkste problemen van de Belgische export volgens het Planbureau toch elders. Probleem Nummer Eén is dat de Bel-gische bedrijven vooral (70 procent van de Belgische export) gefocust zijn op traditionele markten (het oude Europa van de vijftien lidstaten en de VS), en die economieën groeien nauwelijks nog. Op de markten die wel voor vonken zorgen – de nieuwe Europese lidstaten, China, het Midden-Oosten – hebben de Belgen geen voet aan de grond.

Probleem Nummer Twee is het soort producten dat we exporteren. Het leeuwendeel van de wereldhandel draait om producten met een gemiddeld technologisch gehalte. Maar de groeidynamiek komt wel helemaal van hoogtechnologische producten, voornamelijk farmaceutica en telecommunicatie. In de farma kunnen we daarvan profiteren, maar met telecomproducten scoort ons land veel te zwak. Daarbovenop komt dan nog dat productsegmenten die vroeger heel belangrijk waren in onze export, zoals de automobielsector en andere transportuitrusting, de laatste jaren zware klappen kregen.

In een nuchter maar ontluisterend zinnetje stelt de auteur van de studie ‘dat de gegevens van een studie uit 2005 bevestigd worden’. Vijf jaar geleden trok een andere studie van het Planbureau inderdaad al heel vergelijkbare conclusies voor de BLEU over de periode 1991-2007. Klaarblijkelijk krijgt het beleid nauwelijks vat op deze problematiek. Intussen moeten we ook de gevolgen van de crisis nog verwerken en onze competitiviteit binnen de eurozone verdedigen. Pijnlijk!

Luc Baltussen

‘Op 1 juli neemt België het voorzitterschap waar van Europa. Maar zou Europa niet beter het voorzitterschap overnemen van België, zoals in 1815, 1830 en 1992?’

Paul Huybrechts, voorzitter van de Vlaamse Federatie van Beleggingsclubs, tijdens een speech in Antwerpen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content