‘Ooit is het geluk op’

'Als een voetballer pech heeft, staat hij lang aan de zijlijn. Wielrenners sterven wanneer het misgaat.' © JELLE VERMEERSCH

Zes Gentse vrienden, samen het Scheldepeloton, droomden van een leven als coureur maar werden getroffen door een brute reeks ongevallen. Frank Wezenbeek, kinesist en biechtvader, blikt terug op hun verhaal.

Deze week verschijnt De Val, een indrukwekkend boek waarin journalist Matthias Declercq het meest hartverscheurende verhaal vertelt uit de recente Belgische sportgeschiedenis. Zes jonge Gentenaars dromen van een leven als coureur. Ze hebben het talent, hebben de wilskracht en bestormen de hemel. Grote ploegen vechten om hun handtekening, ze rijden de mooiste koersen. Tot het lot een onwezenlijke hoop drama over hen heen stort. Een zelfmoord, een coma, een positieve plas, een hartstilstand en een dodelijke crash: een kettingreactie van tragedies rukt de vrienden uit elkaar. Van 2006 tot 2011 was het Oost-Vlaamse wielrennen in de greep van de man met de zeis. Iljo Keisse, Kurt Hovelijnck en Bert De Backer kunnen het nog navertellen, van Dimitri De Fauw, Wouter Weylandt en Frederiek Nolf resten alleen herinneringen.

Steeds weer in de sport zijn er sleutelfiguren achter de schermen die een belangrijkere rol spelen dan het publiek beseft. Kinesist Frank Wezenbeek was zo’n figuur voor, op Bert De Backer na, alle onfortuinlijke renners van het Scheldepeloton – de geuzennaam van de coureurs die elke dag van Zwijnaarde naar de Vlaamse Ardennen koersen, en weer terug. ‘Hadden ze een film over hen gemaakt, dan had niemand hem geloofwaardig gevonden: wat ze hebben meegemaakt, tart elke verbeelding. Maar als ik aan hen denk, overheerst de triestheid niet. Dan denk ik: wat een topgasten waren het toch, stuk voor stuk. En wat hielden ze zielsveel van hun fiets’, zegt Wezenbeek, al een leven lang hoofdkinesist bij AA Gent. Hij voetbalde er nog, groeide op achter de cornervlag van het vroegere Ottenstadion. Zijn liefde voor de koers bracht hem op het pad van voormalig Belgisch kampioen Etienne De Wilde, die hem introduceerde bij Matthew Gilmore. Wezenbeek hielp Gilmore terug naar de top na een levensbedreigende rugkwetsuur. Meteen was zijn naam gemaakt in de Gentse koers. Hij raapte renners van het asfalt en zette ze weer op hun fiets. Bij het onheil dat de jonge Gentenaars trof, stond hij op de eerste rij.

Tien jaar geleden loste het noodlot zijn eerste salvo: tijdens de Zesdaagse crashte Isaac Gálvez. De Spanjaard overleefde het niet. Drie jaar later zou zijn val een tweede slachtoffer eisen, toen de goedlachse Dimitri De Fauw zich van het leven beroofde.

FRANK WEZENBEEK: Dimitri was de grappigste, de sterkste, de vrankste van de bende. In alles de overtreffende trap. Ze noemden hem Tarzan. Omdat de kracht bijna uit zijn benen barstte, maar ook omdat hij zo ontwapenend naïef kon zijn. Een type dat met alles wegkomt. Op een dag had hij in mijn praktijk een kinesistenschort gepikt, waarna hij deed alsof hij de kinesist was. Hij haalde de hele wachtkamer leeg: ‘Gaat u daar maar staan, meneer’, ‘Mevrouw mag al aan haar oefeningen beginnen’… Alles liep in het honderd, en hij maar schateren. (lacht)

Als iemand zelfmoord pleegt, ga je je hele relatie met die persoon herbekijken. Nu besef ik dat Dimi veel weglachte. Dat de grap vaak diende om het niet over de pijnlijke kant van het leven te moeten hebben. De dood van Isaac Gálvez heeft enorm op hem gewogen. Het was een ongeval zoals er in elke Zesdaagse wel drie gebeuren – en tien nét niet. Maar deze keer waren de gevolgen finaal. Dimi’s stuur haakte in dat van Gálvez. De een overleeft, de ander niet. Dan komen er levensvragen naar boven die de meeste mensen zichzelf niet durven te stellen.

Maakte hij zichzelf verwijten?

WEZENBEEK: Gelukkig niet. Iedereen wist dat het een ongeval zonder schuldigen was. Diep vanbinnen wist Dimi dat ook. Hij had wel graag dat anderen dat voor hem bevestigden. Met mij praatte hij over Gálvez, in groep begon hij er nooit over. Was er publiek, dan hield hij zich sterk. Misschien té sterk. Maar opnieuw: dat denk je achteraf.

Dimitri De Fauw was de anonieme bron achter – sindsdien weerlegde – onthullingen in Het Laatste Nieuws over dopinggebruik bij de Quick-Step-ploeg. Uit de tapes blijkt dat zijn getuigenis hem in de mond was gelegd.

WEZENBEEK: Het enige wat Dimi daar ooit over heeft gezegd, is dat hij met heel die zaak niets te maken had. Verder wilde hij er niet over praten. Niet met mij, niet met anderen.

Hij werd een wielerparia. De wereld waar hij bij wilde horen, spuwde hem uit.

WEZENBEEK: Dat moet een klap geweest zijn. Dimi was een godenkind, gemaakt om te koersen. Al op zijn veertiende leek hij voorbestemd om zesdaagsen te winnen, om te schitteren in de klassiekers. Die droom viel aan diggelen.

Voor Gálvez’ dood ging het met Dimi steil bergop: graag gezien, bakken talent, uitblinken in de Zesdaagse, een dik contract bij Quick-Step. Erna lukte niets nog. Sportief boerde hij jaar na jaar achteruit. Daar kwam nog die anonieme getuigenis bij, zijn toekomst werd onzeker… Het was te veel. Toch had niemand door dat zijn gedachten zo donker waren. Tot het te laat was.

Iljo Keisse werd de koning van ’t Kuipke in Gent, terwijl De Fauw bekendstond als het grotere baantalent. Dat kan niet makkelijk geweest zijn.

WEZENBEEK: Iljo en Dimi waren beste vrienden, al sinds hun jeugd. Maar ze waren ook atleten, en finaal woog dat door. Ze begrepen van jongs af aan hoe het werkt: ‘Hoe tof ik jou ook vind, aan de meet wil ik de eerste zijn.’ Hun vriendschap heeft dat niet helemaal overleefd – dat kon ook niet – maar ik heb de een nooit horen kwaadspreken over de ander. Sportmannen maken nochtans graag van die kleine, giftige opmerkingen die prijsgeven wat ze écht van hun concurrent denken. Iljo en Dimi gingen goed met hun concurrentiestrijd om. Ik vond het bijna vertederend, zelfs.

Iljo werd gekoppeld aan Matthew Gilmore en toonde al vroeg dat hij zesdaagsen kon winnen. Dimi heeft die kans nooit gekregen. Zijn carrière leek al voorbij nog voor ze in volle bloei was.

Voor de zelfmoord van zijn jeugdvriend had Keisse al een klap te verwerken gekregen: na zijn zege in de Zesdaagse van Gent in 2008 werd hij betrapt op doping. Hij zei niets te hebben genomen, maar zelfs zijn vader geloofde hem niet.

WEZENBEEK: Iljo was niet zoals Dimi. Hij heeft moeten wachten tot een topploeg hem een contract gaf. Hij bouwde gestaag aan een carrière, op wilskracht. Toch was hij uitgegroeid tot de ideale schoonzoon van heel Gent. Opeens was heel de wereld tegen hem, terwijl hij niets misdaan had. Tel daar nog bij wat met Dimi zou gebeuren, en met Wouter Weylandt, zijn andere beste vriend… De kracht die het hem moet hebben gekost om terug te vechten, daar heb ik het grootste respect voor. Vandaag is hij wegkapitein bij Etixx – Quick-Step, een van de grootste wielerteams ter wereld, en een vaste waarde bij de nationale ploeg.

Voor Iljo is het erg belangrijk dat hij uiteindelijk is vrijgesproken, ook al is hij een jaar méér geschorst geweest dan wanneer hij zou hebben bekend. Hij is geen prater en geen klager. Hij is een rustig type, dat de zaken overpeinst en overal het zijne van denkt. Sinds die donkere jaren tussen 2006 en 2011 neemt hij de mensen niet snel nog in vertrouwen. Die periode heeft alle betrokkenen getekend. Er is een ‘voor’ en een ‘na’.

2011 was het jaar dat Wouter Weylandt om het leven kwam. Hij viel in de afdaling van de Passo del Bocco in de Ronde van Italië.

WEZENBEEK: Wouter had de wereld aan zijn voeten. Flamboyant, a good looking guy met charisma voor tien. Wanneer hij passeerde, hoefde je niets van koers te kennen om te begrijpen: deze jongen is speciaal. Hij stond bekend als een speelvogel – dat krijg je als je opvalt zoals hij – en hij nam het leven zeker niet té ernstig. Maar ik kende hem vooral als een superprof die er keihard voor werkte.

In de weken voor zijn dood heb ik hem intensief begeleid. Wouter was gevallen tijdens de Scheldeprijs. Spurten op kasseitjes en dan tegen de grond gaan: dat kan niet mooi aflopen. Zijn vel was van zijn lijf gestroopt. Maar renners zijn van staal, de Ronde van Italië kwam eraan, en Wouter had er alweer geweldig veel zin in. Donderdagochtend zit hij in mijn praktijk te vertellen hoezeer hij uitkijkt naar die koers, maandag zie ik hem live op tv doodgaan. Achteraf denk je: ‘Had hij maar zijn sleutelbeen gebroken. Dan was hij thuisgebleven.’ Ook al is dat een zinloze gedachte.

Hij viel vaak.

WEZENBEEK: Hij was een spurter, en spurters vrezen niets of niemand. Maar Wouter was zeker geen waaghals. Hij had dikwijls pech met renners die vlak voor hem ten val kwamen. Altijd revalideren, weer opbouwen, en soms alweer aan de kant nog voor je helemaal fit bent: de wilskracht van een renner, dat is eigenlijk fenomenaal.

Wouter had me verteld dat die bewuste etappe in de Giro belangrijk voor hem was, dat hij die misschien kon winnen. Er hangt een televisie in de praktijk, en ik kijk die maandag met meer dan normale interesse. Een renner valt, ik zie dat het iemand van zijn ploeg is. Ik herken het lichaam van Wouter uit de duizend, en toch besef ik niet dat hij het is. Tot commentator Renaat Schotte zegt: ‘Het zou om Wouter Weylandt gaan.’ Die zin echoot vandaag nog na. Ik hoor het Schotte nog altijd zeggen: ‘Het zou om Wouter Weylandt gaan.’

Wouter had in 2009 twee zware trauma’s te slikken gekregen. In februari was zijn goeie vriend Frederiek Nolf overleden in zijn slaap, tijdens de Ronde van Qatar. Een hartaanval. De avond voordien hadden hij en Wouter nog ge-sms’t. Nolf was een tweedejaarsprof, een jongen voor wie het allemaal nog moest beginnen. ‘Zo iemand sterft toch niet?’ zei Wouter. En een maand later maakte Kurt Hovelijnck, een andere kameraad, een verschrikkelijke val op het jaagpad langs de Schelde. Kurt had zijn leven aan de snelle reactie van Wouter te danken. Als je de hulpdiensten belt, sturen ze niet altijd direct een mugteam. Wouter heeft de dokters overtuigd om dat wél te doen. Ik moet er niet aan denken hoe het anders met Kurt was afgelopen.

De revalidatie van Kurt is de strafste die ik ooit heb gezien. Hij lag drie weken in coma. Ze hadden zijn schedeldak verwijderd om de druk op zijn hersenen weg te nemen. Hij moest permanent een helm dragen, en was gaandeweg al zijn spieren kwijt. De dag dat hij uit het ziekenhuis vertrok, belde hij me, terwijl hij nog onderweg naar huis was: ‘Maken we een afspraak om de revalidatie te beginnen?’ Op zo’n moment moet je dezelfde mindset hebben als je patiënt. Als die erin gelooft, dan jij ook: dat ben je aan hem verplicht. Kurt is vertrokken van onder nul. Iemand die amper op zijn benen kon staan, wilden we naar de absolute wereldtop loodsen. Ik heb hem geen garanties gegeven, behalve dat we het maximum eruit zouden halen.

Hij kwam terug, maar heeft nooit meer een echte kans gekregen: de ploegen durfden het niet aan.

WEZENBEEK: Ze konden niet geloven hoe snel Kurt weer op die fiets zat. Allerlei roddels deden de ronde. Zijn revalidatie was zogezegd een ‘mirakel’, terwijl de verklaring simpel was: die jongen koerste zó graag. Hij was ‘Kurt Hovelijnck, coureur’. Hij vereenzelvigde zich met zijn vak, was hypergemotiveerd. In de jaren voor zijn val maakte dat hem populair. Kurt was een allemansvriend, altijd positief en goedgeluimd. Zijn enthousiasme deed de grootste zuurpruim dansen. Na de val leek het alsof hij, puur door nog wielrenner te zijn, de rest eraan herinnerde dat alles in een vingerknip voorbij kan zijn.

‘Ik wilde het maken als coureur en ik heb gefaald’, zegt hij in het boek over het Scheldepeloton. Dat is bikkelhard.

WEZENBEEK: Zo redeneren wielrenners. Je gaat ervoor, je zet alles aan de kant en je klaagt niet. En loopt het mis, dan ligt het aan jezelf – voor excuses is er geen plaats. De heroïek van de koers wil het zo. Kurt is na zijn val nog in de top 10 geëindigd op het Belgisch kampioenschap. Als je ziet vanwaar hij kwam, moet je dat een superprestatie noemen. Maar ik snap dat het vanuit zijn standpunt nog niet genoeg was.

Ik werk ook met voetballers, en het cliché dat die minder sportman zijn, klopt natuurlijk niet, maar in het voetbal staat er wel minder op het spel. Een voetballer die een kruisband scheurt, beleeft een persoonlijk drama. Die jongen ziet zijn wereld instorten, moet dat verwerken. Als hij pech heeft, staat hij lang aan de zijlijn. Maar wielrenners… die sterven wanneer het misgaat. Dat is toch van een andere orde. Kijk alleen al naar wat er dit seizoen allemaal is gebeurd: de ploeg van John Degenkolb wordt op training van de weg gereden. Edward Theuns breekt een ruggenwervel in de Tour – hij revalideert in mijn praktijk. Stig Broeckx en Antoine Demoitié worden aangereden door motards. Dat is veel te veel. Fietsen kan bijna nergens nog veilig, laat staan koersen. En die jongens nemen ook risico’s, hè. Bij elke Ronde van Vlaanderen zeg je vijf keer: ‘Dat had ook slecht kunnen aflopen.’ Ooit is het geluk op.

Kurt, Iljo, Dimi of Wouter zouden niet graag hebben dat ik zo over hun sport spreek. Ze koersten toch zo graag. Om te slagen, zouden ze door een muur gereden hebben. Dat niet iedereen het zou halen, wisten ze. Maar dat het noodlot een paar van hen letterlijk zou wegmaaien, had niemand kunnen voorzien.

Dat is als niet-sporter het meest verwonderlijke: die renners zagen vrienden sterven op de fiets, maar bleven zelf voorttrappen.

WEZENBEEK: Ik herinner me de eerste behandelingen van Iljo, na de dood van Dimi en Wouter. Iljo is een man van ijzer. Zijn arm moet er haast afvallen eer Iljo naar een kinesist gaat. Die weken kwam hij langs voor kleine kwetsuurtjes, heel on-Iljo. Normaal praten wij honderduit, maar bij die bezoeken hebben we bijna geen woord gezegd. Het was stil, en dat was voor ons allebei oké. Een kinesist is vanzelf een beetje biechtvader. Ik sta sporters bij in hun moeilijkste momenten. Ik weet wat ze ervoor doen om de kampioen te worden die ze in hun diepste verlangens zijn. Misschien dacht Iljo: ‘Frank kent mij goed genoeg om te begrijpen waarom er nu gezwegen moet worden.’

Maar ook verdriet gaat voorbij. Of nee: het mildert. Ook Iljo kan weer lachen. Maar de jongens van vroeger, die zijn weg. De achterblijvers zijn andere mensen geworden: van zorgeloze speelvogels naar mannen met krassen op hun ziel. Ze zijn bruusk volwassen moeten worden. Dat wens je niemand toe.

DOOR JEF VAN BAELEN, FOTO JELLE VERMEERSCH

‘Wat een topgasten waren het toch, stuk voor stuk. En wat hielden ze zielsveel van hun fiets.’

‘Nu pas besef ik dat hij veel weglachte om het niet over de pijnlijke kant van het leven te moeten hebben.’ (Over Dimitri De Fauw)

‘Sinds de donkere jaren tussen 2006 en 2011 neemt hij de mensen niet snel nog in vertrouwen.’ (Over Iljo Keisse)

‘Donderdagochtend vertelt hij me hoezeer hij uitkijkt naar de Giro. Maandag zie ik hem live op tv doodgaan.’ (Over Wouter Weylandt)

‘Zijn revalidatie was zogezegd een ‘mirakel’, terwijl de verklaring simpel was: die jongen koerste zó graag. ‘ (Over Kurt Hovelijnck)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content