Ze is wereldwijd een van de meest vooraanstaande experts in religie, en ja: Karen Armstrong maakt zich grote zorgen. ‘Na wat er in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd, gruwen mensen van het antisemitisme, maar tegelijk zien ze er geen graten in om moslims dezelfde behandeling te geven.’

De Britse auteur Karen Armstrong (71) werd wereldberoemd met het vuistdikke boek Een geschiedenis van God en publiceerde verscheidene bestsellers over het christendom, het jodendom en de islam. Met het pas verschenen Paulus – Onze liefstevijand keert ze terug naar het begin van haar carrière. ‘In 1983 kreeg ik het voorstel van de zender Channel 4 om een zesdelige reeks te maken over de apostel Paulus’, zegt ze. ‘Op dat moment had ik geen enkele ambitie om over godsdienst te schrijven. Ik was religie spuugzat.’

Begin jaren tachtig was Armstrong nog altijd niet bekomen van het leven dat ze van 1962 tot 1969 als katholieke non had geleid in The Society of the Holy Child Jesus. ‘Ik was zeventien toen ik in het klooster intrad. Het was een traumatische ervaring. Absolute gehoorzaamheid aan onze superieuren werd er tot in het absurde ingehamerd. Toen ik na zeven jaar mijn kap over de haag gooide, zat ik er psychisch helemaal door en was ik mijn geloof in God kwijt. Ik concentreerde me op mijn studies Engelse literatuur in Oxford, en ging later lesgeven in een middelbare school. Maar ik heb epilepsie, en door die ziekte verloor ik die job.’

In 1982 verscheen Armstrongs allereerste boek, Through the Narrow Gate, het relaas van haar kloosterleven. ‘De bazen van Channel 4 zagen me er op tv promotie voor voeren en vonden me de geknipte persoon om een zesdelige reeks over de apostel Paulus te maken en te presenteren. Toen ze me belden met hun programmavoorstel, was ik stomverbaasd. Ik was werkloos, hapte toe en mocht gaan filmen in Jeruzalem.’

Zou dat vandaag nog mogelijk zijn, een zesdelige tv-reeks over een apostel?

KARENARMSTRONG: Vergis u niet, die reeks was een groot succes en is in Groot-Brittannië vijf keer heruitgezonden. Toen ik het aanbod kreeg, haatte ik religie en zag ik die reportages als een kans om de mensheid te laten weten wat voor een griezel Paulus was. Als voorbereiding moest ik samen met een Bijbelgeleerde alle teksten lezen die aan hem zijn toegeschreven. Vrij snel besefte ik dat mijn kennis over de man te wensen overliet. Ik was ervan overtuigd dat Paulus een vrouwenhater was – zo had ik hem leren kennen uit zijn brieven in het Nieuwe Testament. Tot ik erachter kwam dat de passages waarin hij zich van zijn vrouwonvriendelijkste kant toont niet door hem geschreven zijn maar door anderen werden toegevoegd. Toen ik dat een paar jaar geleden aan de pastoor van de Memorial Church van Harvard University vertelde, keek hij me aan alsof ik van Mars kwam. Hij wist dat niet, terwijl zulke Bijbelkritiek voor een geestelijke van zijn kaliber basiskennis zou moeten zijn. Ik zei: ‘Uw leven zou veel makkelijker zijn als u de Bijbel een beetje kritischer zou lezen.’ (lacht) Mijn opmerking viel niet echt in goede aarde. Heel veel christenen zien Paulus nog altijd als een notoire vrouwenhater, en dat heeft te maken met het feit dat hun kerken niet geïnteresseerd zijn in historisch-kritische exegese, in geleerden die Bijbelteksten interpreteren.

Is een groot probleem bij verscheidene godsdiensten niet dat veel geestelijke voorgangers een stuitend gebrek aan achtergrondkennis hebben over hun ‘heilige teksten’?

ARMSTRONG: Klopt, en dat geldt in de eerste plaats voor protestanten. Zij verheffen de teksten uit de Bijbel tot een fetisj en vinden schriftkritiek gevaarlijk werelds. ‘Sola scriptura’, ‘alleen de Bijbel’, luidt hun devies. Katholieken hebben veel minder last van die obsessie met ‘de heilige tekst’. Zelfs in ‘mijn’ klooster werd de Bijbel kritisch gelezen.

Van de veertien brieven die in het Nieuwe Testament aan Paulus worden toegeschreven, zou maar de helft van zijn hand zijn.

ARMSTRONG: Ja, de andere zijn lang na zijn dood geschreven. We weten niet wanneer hij precies gestorven is, rond 60 na Christus is hij spoorloos van het toneel verdwenen. Paulus geloofde dat Jezus zou weerkeren, en dat de Grieks-Romeinse wereld zoals hij die kende ten onder zou gaan. Een eeuw later begon het bij de christenen te dagen dat het einde van de wereld nog niet voor meteen was, en dat de terugkomst van Jezus nog even op zich zou laten wachten. Ze werden zich ervan bewust dat ze maar beter konden leren samenleven met de gehate Grieken en Romeinen. Dus werden er ‘in naam van Paulus’ brieven geschreven met voorschriften hoe christelijke gezinnen zich in de Grieks-Romeinse samenleving hoorden te gedragen. ‘Vrouw, gehoorzaam je man. Slaaf, gehoorzaam je heer.’ Die brieven waren gebaseerd op de morele voorschriften van filosofen zoals Plutarchus, en kregen een christelijk, Paulus-achtig toontje. Ook in de brieven waarvan we zeker zijn dat ze door Paulus geschreven zijn, voegden kopiisten later passages toe. In zijn brief aan de Korintiërs leren we Paulus kennen als een voorstander van gelijke rechten en plichten voor mannen en vrouwen. Het is schrikken als er dan plots staat: ‘Vrouwen moeten gedurende uw samenkomsten zwijgen. Ze mogen niet spreken, maar moeten ondergeschikt blijven, zoals ook in de wet staat. Als ze iets willen leren, moeten ze het thuis aan hun man vragen, want het is een schande als een vrouw tijdens een samenkomst spreekt.’ Nu weten we vrijwel zeker dat die paragraaf er in de derde eeuw na Christus door een kopiist aan werd toegevoegd.

Paulus was geen vrouwenhater, maar een aangenaam mens?

ARMSTRONG: Dat zou ik nu ook weer niet zeggen. Hij was een genie, en van genieën is bekend dat ze niet de gemakkelijkste zijn. Hij kon soms heel passioneel uit de hoek komen, maar hij was ook hard. Hij heeft veel meegemaakt: omdat hij tegen de joodse religie predikte, is hij meermaals op zweep- en stokslagen getrakteerd en met stenen bekogeld. Hij heeft een paar schipbreuken overleefd, zat in de gevangenis en werd buitengegooid in alle steden waar hij zijn blijde boodschap ging verkondigen.

Wij kennen hem als de christenvervolger die op weg naar Damascus door God van zijn paard gebliksemd werd, en daarna met de fanatieke ijver van de bekeerling het woord van God ging verspreiden.

ARMSTRONG: Zo wordt hij beschreven door de evangelist Lucas in de Handelingen van de Apostelen. Maar in mijn boek hou ik geen rekening met de Handelingen. Moderne exegeten zijn het erover eens dat ze allesbehalve accurate geschiedschrijving zijn; ze werden in de tweede eeuw gefabriceerd door een fan van Paulus. Die auteur deed zijn uiterste best om zijn idool voor te stellen als een man die heel geliefd was bij de Romeinen, en schilderde de joden af als boosdoeners. Wie de historische Paulus wil leren kennen, laat de Handelingen van de Apostelen het best links liggen. Alleen de eerste brief aan de Tessalonicenzen, de twee brieven aan de Korintiërs, de brief aan de Filippenzen, aan de Galaten, aan Filemon en aan de Romeinen, zijn door Paulus geschreven. Daar leer je hem kennen als een man die gelijkheid hoog in het vaandel draagt.

Is het sowieso niet problematisch om Bijbelteksten als bron voor geschiedschrijving te gebruiken?

ARMSTRONG: De wetenschappelijke geschiedschrijving zoals wij ze kennen, met een op bewijsmateriaal gebaseerde feitelijke weergave van de gebeurtenissen, dateert pas uit de achttiende eeuw. Alle eerdere ‘historische’ geschriften zijn mijmeringen over wat feiten betekenden, in plaats van accurate beschrijvingen van de feiten. Ook de beroemde Historiën van Herodotos, de ‘grondlegger’ van de geschiedschrijving, zijn geen juiste weergave van de gebeurtenissen. Herodotos schreef op mythologische wijze over zijn tijd. U hebt dus gelijk: in de Bijbel is geen geschiedenis te vinden. Dat geldt voor elk oud geschrift. Het was heel gewoon dat ‘geschiedschrijvers’ hun helden woorden in de mond legden, of hen compleet verzonnen avonturen lieten beleven. Lucas laat zijn held Paulus vanaf de Acropolis prediken, en legt hem woorden in de mond die in Lucas’ tijd betekenis hadden maar in Paulus’ tijd als complete nonsens klonken. Herodotos deed net hetzelfde. Daarom moeten al die teksten kritisch ontleed, geduid en geïnterpreteerd worden.

Het jodendom was oorspronkelijk een mondelinge religie, maar de rabbijnen hebben er na verloop van tijd een religie van het boek van gemaakt. Toen de teksten van de Thora tot het belangrijkste onderdeel van het jodendom uitgroeiden, introduceerden de rabbijnen een manier om ze te interpreteren: de midrasj. Het uitgangspunt van de midrasj is dat telkens als een jood in de Bijbel leest, de tekst iets anders zal betekenen.

Wat heel slim is.

ARMSTRONG: Het is briljant. Tot de zestiende eeuw was de Bijbel een activiteit en geen tekst. Vanuit verschillende stukken Bijbeltekst creëerden de rabbijnen lessen voor de gelovigen. Hun exegese werd pas als geslaagd beschouwd als ze erin slaagden een betekenis uit de tekst te halen waar de oorspronkelijke auteur nooit aan gedacht zou hebben. De achterliggende redenering van de midrasj is: als de teksten uit de Bijbel het woord van God zijn, is dat woord oneindig en kan er onmogelijk maar één interpretatie aan worden gegeven.

Ook het christendom én de islam hadden eeuwenlang hun methodes om heilige teksten te interpreteren en te vertalen naar de heersende tijden. De Bijbelteksten werden door katholieke priesters op vier verschillende manieren geïnterpreteerd: eerst keken ze naar de oppervlakkige betekenis, daarna gaven ze er een morele, op dat moment geldende interpretatie aan. Dan volgde een allegorische interpretatie, en uiteindelijk gingen ze op zoek naar de mystieke betekenis. Zo heb ik als katholiek meisje dat opgroeide in de jaren vijftig de Bijbel leren lezen. Wij hebben nooit problemen gehad met de evolutietheorie van Darwin. De zestiende-eeuwse protestantse theoloog Johannes Calvijn had ook geen problemen met zijn tijdgenoot Copernicus, die de zon en niet de aarde in het centrum van het heelal plaatste. ‘Als je geïnteresseerd bent in astronomie, moet je de Bijbel niet lezen’, zei Calvijn. ‘Die gaat over andere dingen.’ Christenen die de Bijbel letterlijk lazen en Copernicus verketterden, noemde Calvijn ‘uitzinnig’.

Toch lijken steeds meer mensen hun heilige teksten op een fundamentalistische, letterlijke manier te lezen.

ARMSTRONG: Ik weet niet of het er steeds meer zijn. De meeste fundamentalisten zijn niet gewelddadig, maar ze voelen zich zwaar geïntimideerd door het seculiere establishment. Daardoor vergroot hun onzekerheid. Vooral in de moslimwereld wortelt het fundamentalisme in wat gelovigen als ‘aanvallen van de liberale heersende klasse’ ervaren. Het secularisme is er razendsnel en op gewelddadige wijze geïnstalleerd. Dictator Saddam Hoessein was seculier en allesbehalve religieus, net als de sjahs van Iran. Zij lieten hun soldaten op straat paraderen, bajonetten op het geweer, om de vrouwen hun hoofddoeken af te rukken. In 1935 beval de sjah zijn politie om op een van de heiligste plaatsen op honderden ongewapende betogers te schieten – ze waren vreedzaam aan het demonstreren tegen de verplichting om westerse kledij te dragen. De Egyptische president Gamal Nasser radicaliseerde in de jaren vijftig de Moslimbroederschap door alle leden zonder vorm van proces in de gevangenis te gooien. Zo is onder geradicaliseerde moslims het secularisme uitgegroeid tot hét kwaad.

Seculiere westerlingen vinden dan weer dat fundamentalistische moslims in de middeleeuwen zijn blijven hangen.

ARMSTRONG: Ze hebben ongelijk. Het is zinloos om daartegenin te gaan, want veel westerlingen blijven ervan overtuigd dat álle moslims gestoord, fanatiek en achterbaks zijn. Na de aanslag in januari op de redactie van het blad Charlie Hebdo kwamen duizenden mensen in Parijs op straat om te demonstreren voor vrijheid van meningsuiting. Mijn eigen eerste minister, David Cameron, marcheerde ook mee. Veel van de democratisch verkozen wereldleiders die daar rondliepen, steunen dictatoriale leiders van landen met een moslimmeerderheid die hun bevolking geen greintje vrijheid van meningsuiting gunnen.

Saudi-Arabië is de vriend van veel westerse democratieën, terwijl de verantwoordelijkheid van de Saudi’s voor het moslimextremisme verpletterend is. De voorbije decennia hebben zij met de verspreiding van hun wahabisme het gezicht van de islam compleet veranderd. Zonder Amerikaanse militaire hulp overleeft het Saudische regime geen twee minuten. De CIA doet al jaren alsof haar neus bloedt, zodat het wahabisme zich vrijelijk kan verspreiden. Ze bouwden overal hun moskeeën en Koranscholen, installeerden hun imams en geven tot op vandaag gratis Koranonderricht aan de armen. Generaties moslims in Groot-Brittannië, Nederland en België zijn door de Saudi’s besmet met het virus van het wahabisme. Na de val van de sjah in Iran gaven de Amerikanen de Saudi’s nog wat extra steun. Ze waren niet alleen geïnteresseerd in de olie, ze vonden het ook heel fijn om te zien hoe de Saudische soennieten de Iraanse sjiieten haatten.

De Islamitische Staat haat het Saudische regime, terwijl ze qua ideologie op dezelfde lijn zitten.

ARMSTRONG: Het salafisme van de IS is gegroeid uit het wahabisme van de Saudi’s, maar het is nóg radicaler. Het voornaamste doel van Osama bin Laden was om het koninklijk huis van Saud op te doeken. Toen hij later zag hoe de Saudi’s door onze regeringen in het zadel werden gehouden, nam hij het Westen in het vizier. Onze eigen verantwoordelijkheid voor de radicalisering van talloze jonge moslims is onwaarschijnlijk groot. De Iraakse invasie onder leiding van George W. Bush in 2003 heeft iets in gang gezet waarvan het einde nog lang niet in zicht is. Daar komt bij dat we alleen over ons eigen lot jammeren, terwijl er in het Midden-Oosten en Afrika veel meer moslims door jihadisten gedood worden. Daar zwijgen we over.

Kijk, na 13 november 2015 stonden onze kranten wekenlang vol met berichten over de aanslagen in Parijs. Maar in Gaza werden bij de laatste oorlog 2000 mensen gedood. Het Westen deed toen niets, en de pers schakelde geen versnelling hoger. Ik kan u verzekeren: dat hallucinante verschil in aandacht gaat niet ongemerkt voorbij in de moslimwereld. In januari was ik in Oman te gast op een besloten ontmoeting met politici, staatslui, diplomaten en leden van de koninklijke familie. Beslist geen hardliners. Een van de oudere mannen, een minister van Buitenlandse Zaken die het vredesakkoord tussen Israël en Jordanië heeft onderhandeld, zei me: ‘Het Westen is zijn menselijkheid kwijt. Want onze doden kunnen de westerlingen gestolen worden.’

Waarom wapperde in onze steden na de aanslagen in Parijs en Beiroet de Libanese vlag niet naast de Franse driekleur? Nee, we zagen al die mensen samen met onze ministers in voetbalstadions uit volle borst het refrein van de Marseillaise meebrullen: ‘Marchons! Marchons! Qu’un sang impur abreuve nos sillons!‘ Laten we marcheren opdat onze grond doordrongen raakt van onrein bloed! In het Midden-Oosten en in de Arabische wereld laat dat niet echt een vredelievende indruk na. Een paar dagen geleden zag ik op de BBC een interview met een jonge Syrische vrouw. Ze zei tegen de verslaggever: ‘De duizenden Syrische slachtoffers van Assad en de IS kunnen jullie gestolen worden. De enige reden waarom Groot-Brittannië Syrië bombardeert, is omdat er westerlingen gestorven zijn.’ Ik vrees dat ze gelijk heeft.

Het debat over de islam is intussen heel grimmig geworden. In zijn onlangs verschenen boek Waarover men niet spreekt zet de Vlaamse auteur Wim van Rooy de islam op één lijn met het nazisme en het communisme.

ARMSTRONG: De taal die in dat soort boeken gehanteerd wordt, is afschuwelijk. Ongenuanceerde uitspraken van islamhaters passen perfect in de kraam van de extremisten: zij gebruiken ze om verder te rekruteren. De meest fanatieke jihadisten zijn vaak bekeerlingen met een gebrekkige opvoeding tot moslim. Twee Britten die vorig jaar naar Syrië vertrokken, haalden hun basiskennis uit Islam for dummies.

Het jihadisme van de IS heeft helemaal niets te maken met de islam?

ARMSTRONG: Nee. Natuurlijk gebruiken ze de islamitische retoriek, maar de meeste jihadisten beginnen de Koran pas echt te lezen als ze in de gevangenis belanden. U mag niet vergeten dat het leiderschap van de IS vooral uit seculieren bestaat die officieren waren in het leger van Saddam Hoessein. De Amerikanen hebben dat leger op een heel idiote manier aan de kant geschoven en staan daardoor zelf ongewild aan de wieg van de IS.

Weet u, ik maak me heel grote zorgen. Al jaren ben ik doodsbang over onze toekomst, en dat wordt alleen maar erger. Mijn angst is ontstaan tijdens de Salman Rushdie-crisis. Ik hield van zijn roman De duivelsverzen, en ik was het totaal oneens met de fatwa die tegen hem werd uitgesproken. Maar ik schrok ook van de manier waarop de meest liberale supporters van Rushdie razendsnel een veroordeling van die fatwa inruilden voor een veroordeling van de islam als een gewelddadige, bloeddorstige religie. Ik heb de islam lang genoeg bestudeerd om te weten dat hij dat niet is.

Mijn angst heeft ook te maken met de vaststelling dat we niets geleerd lijken te hebben uit wat er in de jaren dertig is gebeurd. Net dat soort van bevooroordeelde retoriek maakte het mogelijk dat Hitler zijn plannen voor de Holocaust kon uitvoeren.

U stelt islamofobie gelijk aan antisemitisme?

ARMSTRONG: Ja. We haten moslims sinds de tijd van de kruisvaarten, en het antisemitisme komt uit dezelfde periode. Zowel de joden als de moslims waren de slachtoffers van die kruisvaarten. Dat is blijven doorgaan. Na wat er in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd, gruwen veel mensen van het antisemitisme, maar tegelijk zien ze er geen graten in om moslims dezelfde behandeling te geven. Aan het eind van de jaren negentig waren er opnieuw concentratiekampen in Europa, in Bosnië deze keer, met moslims als gevangenen. Islamofobie is uitgegroeid tot een vieze stroming in het westerse denken. In 1990, midden in de Salman Rushdie-crisis, was mijn biografie van de profeet Mohammed klaar. Ik werd gewaarschuwd door weldenkende seculiere Britten: ‘De moslims zullen het niet fijn vinden dat een westerse vrouw over hun profeet schrijft.’ Het was ook lastig om een uitgever te vinden; ze waren ervan overtuigd dat het niet lang zou duren voor ik net als Salman zou moeten onderduiken. Weet u wat er gebeurde na de publicatie van Mohammed? Niets. De moslims hielden van mijn boek. Tot de dag van vandaag spreken gewone mensen me aan: ‘Dankzij uw boeken over de islam weet ik dat het niet verkeerd is mijn kinderen als moslim op te voeden.’

Karen Armstrong, Paulus – Onze liefste vijand, Hollands Diep, 196 blz., ?19,98.

DOOR JAN STEVENS, FOTO’S PHILIPPE MATSAS

‘De meeste fundamentalisten zijn niet gewelddadig, maar ze voelen zich zwaar geïntimideerd door het seculiere establishment.’

‘Ik heb de islam lang genoeg bestudeerd om te weten dat hij geen gewelddadige, bloeddorstige religie is.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content