De vroegere Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger over realiteitszin en morele waarden in de buitenlandse politiek, en de strategie van Barack Obama.

Een idealistische opvatting over democratie lijkt een constante in de buitenlandse politiek van de Verenigde Staten, en dit al sinds het Verdrag van Versailles, 90 jaar geleden. Ook de Amerikaanse ex-minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger (86) ziet het ‘geloof in de democratie als universeel geneesmiddel’ de internationale beleidsopties van Amerika kleuren. Wellicht meer dan hem lief is. Het laatst zag hij het fenomeen de kop opsteken met de neoconservatieven onder George W. Bush. Diens opvolger Barack Obama is dan weer een stuk realistischer, vindt Kissinger.

Beschouwt u Obama als een zakelijk politicus?

Henry Kissinger: Laat ik het begrip zakelijke politiek even verduidelijken. Ik ben vaak als een vertegenwoordiger ervan beschouwd, hoewel ik het begrip denk ik nooit heb gebruikt. ‘Houd hem in de gaten,’ heette het dan, ‘Kissinger is eigenlijk nog een Duitser gebleven, en hij deelt onze Amerikaanse visie op de dingen niet.’

Men zag een cynicus in u.

Kissinger: De cynicus beschouwt waarden als willekeurig, en hij gebruikt ze instrumenteel. De beslissing van een staatsman daarentegen berust op morele overtuigingen. Het is altijd eenvoudig om de wereld in te delen in idealisten en veeleer machtsgerichte mensen. De nobele motieven worden dan altijd bij de idealisten verondersteld, terwijl de machtspolitici kennelijk alle problemen van de wereld veroorzaken. Ik denk dat er meer leed is veroorzaakt door profeten dan door staatslui. Voor mij bestaat er ook in de buitenlandse politiek zoiets als objectieve voorwaarden. Wie te maken heeft met het lot van naties, zonder die voorwaarden voor ogen te houden, maakt zich schuldig aan realiteitsvlucht. De kunst van goede buitenlandse politiek bestaat erin om de waarden van een maatschappij te kennen en ze zover mogelijk te realiseren.

En als het niet mogelijk is om rekening te houden met die andere waarden, bijvoorbeeld omdat ze onmenselijk en expansief zijn?

Kissinger: Dan moet men weerstand bieden. In Iran bijvoorbeeld rijst momenteel de vraag: hebben we daar een regimewissel nodig vooraleer we tot een samenwerking komen, of kunnen we voorwaarden creëren die toelaten dat elk kamp zijn waarden en belangen kan bewaren en toch nog tot samenwerking komen?

En uw antwoord?

Kissinger: Ik zou de voorkeur geven aan een regimewissel, maar als dat niet gebeurt, is het de taak van de diplomatie om uit te zoeken hoe een weg naar de vrede er kan uitzien. Op dit ogenblik is de situatie in Teheran te onoverzichtelijk om de vragen van praktische politiek te beantwoorden. Ik heb momenteel zelf meer vragen dan antwoorden. Zal het Iraanse volk de arbitrale uitspraak van de religieuze leiding ter erkenning van de verkiezingen aanvaarden? Staat de religieuze leiding unaniem achter de arbitrale uitspraak? Ik weet het niet, niemand weet het op dit ogenblik.

U klinkt zeer sceptisch.

Kissinger: Ik zie welgeteld twee mogelijkheden: ofwel komen we tot een overeenstemming met Iran, of er komt een conflict. Zo’n botsing laat zich pas recht-vaardigen als we tevoren ernstige pogingen hebben ondernomen om die te vermijden. We zijn ons volk een verklaring schuldig. We moeten nu toch eerst de protesten in Teheran afwachten voor we de mogelijkheden van de diplomatie kunnen evalueren en afwegen.

U vraagt zoiets als een realistisch idealisme?

Kissinger: Er bestaat geen realisme dat niet tegelijk elementen van idealisme in zich draagt. De idee van een abstracte macht bestaat niet in het echte leven.

Was de rede van Obama tot de moslimwereld in Caïro van groot nut, of voedt dat soort idealisme niet tegelijk nieuwe illusies?

Kissinger: Obama is als een schaker die simultaan speelt, die dus met meerdere spelers tegelijk bezig is. Hij heeft zijn partij geopend met een ongewone zet, nu hangt alles af van de reactie van de tegenpartij en hoe Obama zijn spel dan verder ontwikkelt. We zijn nog niet voorbij die openingszet, maar persoonlijk heb ik er geen probleem mee.

Maar is wat in Caïro te horen viel echt al zakelijke politiek?

Kissinger: Dat is nu nog niet uit te maken. Als Obama’s boodschap aan de islamwereld moet tonen dat Amerika openstaat voor de dialoog en niet alleen de confrontatie als strategie heeft, dan speelt dat een nuttige rol. Als hij daar echter mee doorgaat en gelooft dat elke crisis kan worden beantwoord met een filosofische redevoering, dan krijgt Obama serieuze problemen.

De president heeft niet alleen een redevoering gehouden. Tegelijk zet hij Israël onder druk om de bouw van nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever te beëindigen en een staat van de Palestijnen te erkennen.

Kissinger: Het resultaat kan slechts een tweestatenoplossing zijn, en het ziet er toch naar uit alsof men al een algemene overeenstemming heeft bereikt over de grenzen van zo’n staat. Daarvoor heeft men onderhandelingen nodig, geen redevoeringen.

Hebben begrippen als ‘goed’ en ‘kwaad’ zin in de buitenlandse politiek?

Kissinger: Ja, maar over het algemeen slechts in gradaties, niet als absolute zekerheden. Natuurlijk zijn er verscheidene niveaus van het kwaad, we moeten ze rustig ook als zodanig benoemen. Maar uit het bestaan van het kwaad mogen we niet afleiden dat degenen die zich aan de kant van het goede zien, daarmee een onbegrensd recht hebben om hun waarden universeel door te zetten.

Wat vindt u van het woord ‘zege’? Na de Eerste Wereldoorlog werd in het Verdrag van Versailles geprobeerd om de verliezer Duitsland klein te houden, met de bekende gevolgen. Is het een verstandig idee om de zege over een ander land op te eisen?

Kissinger: Na een militaire zege is het dringend geboden om gematigd om te gaan met de overwonnen natie. Een wijze overwinnaar probeert een voor alle partijen aanvaardbare overeenkomst te vinden. Als dat niet kan worden bereikt, moet men ofwel de druk op de overwonnen vijand verhogen of hem isoleren.

Heeft het Westen zich wijs gedragen na de implosie van de Sovjet-Unie?

Kissinger: Naar mijn smaak was er aan westerse kant te veel triomfalisme in het spel. Uit het gevoel, de Sovjet-Unie in de Koude Oorlog te hebben overwonnen, groeide een zekere mate van arrogantie.

Niet alleen tegenover Rusland?

Kissinger: Velen dachten dat wij nu in elke confrontatie zouden zegevieren.

De politieke wetenschapper Francis Fukuyama sprak in een beroemd-berucht essay over het ‘einde van de geschiedenis’.

Kissinger: Dat was toen de gangbare benaderingswijze.

Waarin verschillen de huidige conflicten van die in Europa in de vroege twintigste eeuw?

Kissinger: Vroeger lag de aantrekkingskracht van een conflict hierin dat men mocht hopen op een zege. Dat geldt vandaag niet meer. Zo zou een botsing tussen China en de Verenigde Staten beide landen uit de hengsels lichten.

Zou u durven gewagen van het einde van de grote oorlogen?

Kissinger: Ik zie geen conflicten tussen de grootmachten China, Rusland, India en de VS, die een militaire confrontatie zouden verantwoorden. Daar komt bij dat de economische crisis momenteel geen enkel land toelaat om een verhoogd aandeel van zijn hulpbronnen te reserveren voor een militaire inzet. Dat wil zeggen dat ik nu structureel veel optimistischer ben dan enkele jaren geleden.

Boezemt de toestand in Iran u geen angst in?

Kissinger: Angst is altijd een slechte motivatie voor buitenlandse politiek. We moeten bij alle opwinding over de gebeurtenissen in Iran niet vergeten: de protesten in Teheran tonen ons dat de vrijheidswil van de mens zich telkens opnieuw laat gelden. Het regime in Teheran moet zich daarin schikken. Ik denk dat we net een historische ommekeer in de regio beleven. De uitdaging op lange termijn voor de VS luidt, een constructieve verhouding te vinden tegenover een dynamisch Azië en een tegenstrijdig Rusland.

© Der Spiegel

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content