Dave Mestdach

‘Ik had wel gehoopt om ooit eens naar Cannes te gaan. Maar dan in een verre toekomst’, zegt de jonge Vlaamse regisseur Gust Van den Berghe. Die zag zijn droom vorige week echter een stuk vroeger dan gepland in vervulling gaan toen zijn debuutfilm En waar de sterre bleef stillestaan er in wereldpremière ging in de Quinzaine. Dat is een prestigieuze, vooral op jonge auteurscinema gerichte nevensectie van het filmfes-tival waarin eerder Martin Scorsese, Werner Herzog, de gebroeders Dardenne en vorig jaar nog Felix Van Groeningen hun doorbraak forceerden.

Dat Van den Berghes selectie een verrassing is, kan tellen als understatement. En waar de sterre bleef stille staan is niet alleen voor peanuts en aanvankelijk zelfs zonder productiesteun gedraaid, het gaat zowaar om zijn gepimpte eindwerk aan de Brusselse filmschool RITS. Bovendien deed de amper 25-jarige Van den Berghe bijna uitsluitend een beroep op acteurs met het syndroom van Down, wat de opnames er zeker niet makkelijker op maakte.

‘Mijn leraars verklaarden me gek’, aldus de Brusselse debutant. ‘Maar ik wou mezelf testen als regisseur en tegelijk ook het school-systeem uitdagen. Toen ik het verhaal van Felix Timmermans las, besefte ik dat een verfilming alleen zou slagen als ik kon werken met acteurs die even puur en humaan zijn als de personages uit het verhaal.’

Een getrouwe adaptatie van Timmermans’ oer-Vlaamse kerstspel uit 1924 – over drie schooiers die getuige menen te zijn van de geboorte van het kindeke Jezus – hoef je dan ook niet te verwachten. Van den Berghe reduceerde de actie en de dialogen tot het absolute minimum en vertelt het onwereldse verhaal op een primitief picturale manier, met lumineuze zwart-witbeelden waarvoor hij onder meer inspiratie zocht bij de schilderijen van Breughel.

Geen wonder dat Van den Berghe hier en daar dan ook al het etiket van Nieuwe Vlaamse Primitief kreeg opgekleefd, terwijl internationale vakbladen als Variety en Screen International met enthousiasme de link legden met het vroege werk van giganten als Werner Herzog, Pier Paolo Pasolini en Federico Fellini.

Ondanks die flatteuze referenties, de staande ovaties en de jubelkreten van het Vlaams Audiovisueel Fonds – dat Van den Berghe een wildcard voor een volgend project schonk – bleek echter lang niet iedereen even enthousiast. Sommige critici maakten zelfs ondubbel- zinnig gewag van ‘schaamteloze exploitatie’ en ‘preten-tieuze bourgeoisbullshit’, terwijl de vraag kan worden gesteld of de film met zijn trage verteltempo en flinterdunne verhaal straks in veel Vlaamse en/of buitenlandse bioscoopzalen te zien zal zijn. ‘De reacties zijn zwart of wit, maar dat stoort ons niet’, aldus producent Thomas Leyers, die de film ondersteunde vanaf de postproductiefase. ‘Het was onze bedoeling iets heel aparts en onconventioneels te maken. De consequenties nemen we er dan ook graag bij. Liever felle reacties dan helemaal geen.’

Dave Mestdach

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content