‘Niet Hendrik Conscience leerde zijn volk lezen, maar Karel Van Wijnendaele’

© ©rvv&pinguin

Op zondag 3 april wordt de 100e editie van de Ronde van Vlaanderen gereden. De koers staat bol van de wielergeschiedenis, maar ook politiek is hij van historisch belang. Met dank aan journalist en stichter Karel Van Wijnendaele, die de boerenzonen en het wielrennen uit de Vlaamse klei trok. ‘Hij sloot een huwelijk tussen de fiets en de Vlaamse Beweging.’

Oudenaarde. Hier rijdt straks de winnaar van de honderdste Ronde van Vlaanderen over de eindstreep. Hier staat ook het Centrum Ronde van Vlaanderen. Aan de muren van het museum hangen oude, wollen wielertruien en andere memorabilia. Wielerliefhebbers kunnen er in het bijbehorende café aan de toog zitten op een kruk met pedalen en een fietszadel. Uit het vat vloeit amberkleurig Flandrienbier.

In de kelder van het museum wordt nog hard getimmerd aan de opbouw van een gelegenheidstentoonstelling over het jubileum. Een prominente plaats is voorbehouden aan Karel ‘Koarle’ Van Wijnendaele, de vader van de Ronde. Hij was het die op zondag 25 mei 1913 tegen de 37 startende renners riep: ‘Heeren, vertrekt!’ 324 kilometer later werd Paul Deman de eerste winnaar. Maar een commercieel succes was het niet. ‘De aankomst lag op een houten pistje dat rond een vijverke lag. Op verre na geen toeschouwers genoeg om de helft van de 800 frank prijzen te betalen’, schreef Van Wijnendaele achteraf. Hij was hoofdredacteur van de sportkrant Sportwereld, en had gespiekt bij zijn buitenlandse collega’s van L’Equipe en La Gazzetta dello Sport. Die leerden hem dat het organiseren van wielerwedstrijden de krantenoplages flink deed groeien.

Alleen: in die tijd konden veel Vlamingen niet eens lezen of schrijven. Amper tien jaar voor de eerste Ronde schreef August De Winne zijn beruchte boek Arm Vlaanderen, waarin hij het miserabele leven van de Vlaming beschreef. Een arbeider verdiende twee frank per werkdag van zestien uur. Vlaanderen was op dat ogenblik een van de armste regio’s van West-Europa. De welvaart zat in Brussel en in de Waalse industrie.

Volgens Rik Vanwalleghem, gewezen wielerjournalist en tot september nog directeur van het Centrum Ronde van Vlaanderen, hebben Sportwereld en de populariteit van de wielersport veel Vlamingen gestimuleerd om te leren lezen. Karel Van Wijnendaele voerde zelfs Stijn Streuvels en Ernest Claes op in zijn krant: de twee waren in de jaren dertig gastauteurs of columnisten avant la lettre in Sportwereld. ‘Niet Hendrik Conscience leerde zijn volk lezen, maar wel Karel Van Wijnendaele.’

Beschuldigd van collaboratie

De selfmade man uit Torhout was een flamingant. Hij was ook de oprichter van Koolskampkoers, die later werd omgedoopt tot het Kampioenschap van Vlaanderen. De winnaar kreeg een gele trui met daarop een zwarte leeuw geborduurd. Tijdens de editie van 1929 kwam het tot een flinke ruzie tussen Van Wijnendaele en de wielerbond, omdat de plaatselijke fanfare bij de huldiging niet de afgesproken Brabançonne maar de Vlaamse Leeuw speelde. Het incident leidde tot de eis dat de Belgische Wielrijdersbond vernederlandst zou worden.

Na de Tweede Wereldoorlog werd Van Wijnendaele even beschuldigd van collaboratie. Hij had van de Duitse bezetter de toelating verkregen om de Ronde te laten doorgaan tijdens alle vier de oorlogsjaren. Onder anderen Briek Schotte en Rik Van Steenbergen wonnen toen. ‘Van Wijnendaele had “zijn pen niet gebroken” tijdens de oorlog’, zegt Johny Vansevenant, Wetstraatjournalist bij de VRT maar daarbuiten een verwoed wielerliefhebber en auteur van een geprezen biografie van Eddy Merckx. ‘Maar sport was iets neutraals, en Van Wijnendaele nam zelden politiek stelling in. Hij zette ook nooit de stap naar de politiek, al kreeg hij er de kans toe. Hij werd na de oorlog gerehabiliteerd, omdat hij een Engelse piloot zou hebben gered en verborgen. Nog later werd hij gedecoreerd met het Ridderkruis van de Leopoldsorde.’

De oprichter van de Ronde mag dan tijdens de oorlog geen grote politieke uitspraken hebben gedaan, in Sportwereld stak zijn flamingantisme meer dan eens de kop op. ‘Kom, gij Volk van Vlaanderen, van wien men zei dat ge achterlijk zijt en minderwaardig, omdat men uw aard verbasterde en uw taal miskende: de taal die de vlag moet zijn van uwe fierheid en het symbool van zijn rasbewustzijn!’ schreef hij op 14 april 1935. Geert Buelens, hoogleraar letterkunde aan de universiteit van Utrecht, onderzocht wat hij ‘het opmerkelijke huwelijk tussen het wielrennen en de Vlaamse Beweging’ noemt. In het blad Yang schreef Buelens enkele jaren geleden dat Karel Van Wijnendaele, hoewel hij alleen lager onderwijs had gevolgd, zijn diensten aanbood voor de ‘vervlaamsching van de Gentsche Hoogeschool’, een van de belangrijkste symbolen van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd. Volgens Buelens was Van Wijnendaele vrij actief in de Vlaamse Beweging. Op verzoek van Jozef Goossenaerts, een flamingantische lobbyist, besteedde hij bijvoorbeeld journalistieke aandacht aan het symbooldossier van frontsoldaat Renaat De Rudder, die onder de IJzertoren werd herbegraven. De vraag van Goossenaerts om na elke renner die vermeld werd in Sportwereld te schrijven of hij een Vlaming of een Waal was, negeerde hij. ‘De Walen zyn bijna dood op Wielryders gebied. Moet ik ze nu de godsklop geven?’

De godfather van Latem

Van Wijnendaele was een man van de wereld, met veel internationale contacten. Die zorgden ervoor dat de Ronde werd opgenomen in een internationale regelmatigheidswedstrijd, de voorloper van de huidige wereldbeker. ‘Hij was zeker geen Vlaams boerke’, zegt Rik Vanwalleghem. Hij droeg deftige pakken, leek met zijn hoed fysiek een beetje op The Godfather en woonde op het einde van zijn loopbaan in een chique villa in Sint-Martems-Latem mét stoeterij.

Vanwalleghem herinnert er wel aan dat de Ronde van Vlaanderen níét de moeder van alle klassiekers is, zoals velen denken. ‘De Scheldeprijs is bijvoorbeeld ouder dan de Ronde, net als de Ronde van Frankrijk, Luik-Bastenaken-Luik en Parijs-Tours. Dát waren de grote koersen van die tijd, niet de Ronde.’

Wielrennen was voor de Eerste Wereldoorlog een elitesport van de Franstaligen, vooral op de baan. Gewone mensen konden zich geen fiets veroorloven. Op het eind van de negentiende eeuw telde België 35 velodrooms. Op foto’s uit die tijd zie je voorname heren uitgedost in kamgaren pakken en met bolhoeden. Zij stapten later over van fietsen naar hun nieuwe speeltje: de auto. Het fietsen zakte op de sociale ladder, en de wielersport groeide voor en na de Tweede Wereldoorlog uit tot dé volkssport in Vlaanderen, samen met het voetbal. Vansevenant: ‘Er waren enorm veel beroepskoersen. Elk dorp had zijn eigen wedstrijd, en veel daarvan werden georganiseerd door een krant. Daardoor was de Ronde van Vlaanderen lange tijd ook een afspiegeling van het verzuilde Vlaanderen. De wedstrijd was eigendom van het Vlaamsgezinde Het Nieuwsblad-Sportwereld, de Omloop Het Volk was van de katholieke krant Het Volk, en de 1 meiprijs in Hoboken werd georganiseerd door de socialistische Volksgazet.’

Volgens Vansevenant waren er veel meer Vlaamse wielrenners dan Waalse. Claude Criquielion was in 1987 de enige Waalse overwinnaar in honderd edities, en bovendien hadden de schaarse Waalse renners vaak een link met Vlaanderen. ‘Philippe Gilbert werd bijvoorbeeld opgeleid bij een Vlaamse amateurclub. Joseph Bruyère, de meesterknecht van Eddy Merckx, had een Waalse vader en een Nederlandse moeder uit de Voerstreek; hij vertelde mij dat ze thuis Het Laatste Nieuws lazen. En een renner zoals Ferdinand Bracke kwam weliswaar uit Charleroi, maar zijn ouders waren vanuit Hamme daarheen geëmigreerd om in de mijnen te gaan werken.’

Grizzly’s langs de weg

Karel Van Wijnendaele had een heel eigen lyrische stijl waarvan je vandaag echo’s hoort in het barokke taalgebruik van VRT-wielercommentator Michel Wuyts. Tijdens een Pyreneeënrit koersten de renners bijvoorbeeld ‘onder een looden hemel waar de arenden rondcirkelen terwijl de grizzly’s van de wegkant toekeken!’ Hoewel Van Wijnendaele zijn Sportwereld gebruikte om het Vlaamse volk te verheffen, moet je dat volgens Rik Vanwalleghem ook niet overschatten. ‘De meeste lezers waren vooral geïnteresseerd wie van onze jongens had gewonnen in den vreemde, en hoe de koers was verlopen. Je mag niet vergeten dat een wielerwedstrijd in Zuid-Frankrijk toen iets was dat zich aan de andere kant van de wereld afspeelde. Karel gebruikte die bloemrijke taal om de verbeelding te prikkelen. En wie zou zeggen dat er géén grizzlyberen langs de weg toekeken? Er was toen geen televisie. Die barokke taal leent zich nog altijd voor een semifictieve sport zoals het wielrennen. In het voetbal ziet iedereen wat er op het veld gebeurt, daar kun je als commentator niet beginnen te fantaseren. Maar in het wielrennen kan de tv maar één beeld uitzenden. Ondertussen gebeurt er misschien van alles achter in het peloton waar de kijkers niets van te zien krijgen.’

De renners waren volgens Vanwalleghem tot in de jaren zestig en zeventig vooral boerenzonen en ‘jongens uit de vakschool’. En de meest legendarische winnaars werden flandriens genoemd om aan te tonen dat ze beter waren dan de Waalse coureurs.

Cyrille Van Hauwaert was de eerste flandrien. Vreemd, want de man was lid van een Frans team en koerste vooral in Franse wedstrijden – hij nam volgens Vanwalleghem zelfs nooit deel aan de Ronde van Vlaanderen. Maar de ‘oerflandrien’ was Briek Schotte, vooral vanwege zijn offensieve, bonkige rijstijl: altijd aanvallen en dan nog het liefst in de miezerigste weersomstandigheden met de wind op kop. Volgens Vanwalleghem klopt dat beeld historisch niet. ‘Ik heb er destijds met Briek over gepraat. Hij vertelde me dat tot in de jaren vijftig niemand sprak over “flandriens”. Het begrip werd pas later op een type renner, genre Briek Schotte, geplakt.’

Sociale promotie

Na de Tweede Wereldoorlog begon Vlaanderen economisch te floreren, en ook de wielersport stond volgens Vanwalleghem aan het begin van een sociale opwaardering. Tijdens de Ronde van 2009 werd een enquête gehouden onder de toeschouwers langs het parcours. Daaruit bleek dat 42 procent hogere studies had gedaan. Eén op de drie was een vrouw. Vanwalleghem: ‘Het beeld van de wielersupporter als een oude vent met een pet op en een zelfgerolde sigaret in zijn mond is al lang achterhaald. Tegenwoordig moeten we er zelfs over waken dat de sport toegankelijk en volks blijft. Racefietsen worden steeds vernuftiger en duurder. Sommige wielertoeristen betalen 5000 euro voor een goeie fiets, en het aantal managers en bedrijfsleiders dat stopt met golfen en gaat fietsen is niet bij te houden.’

Johny Vansevenant: ‘Ook de renners zijn stilaan hoger opgeleid. Een coureur met een universitair diploma is al lang geen uitzondering meer in het peloton. De renners hebben meegeprofiteerd van de democratisering van het onderwijs en van het statuut van topsporter, waardoor een jong talent zoals Jasper Stuyven zijn studie communicatiewetenschappen kan combineren met het professionele wielrennen.’ Al gaat het traag, vindt Vanwalleghem. ‘In de jaren tachtig kreeg de Franse Tourwinnaar Laurent Fignon nog de bijnaam “le professeur” omdat hij een bril droeg en weleens een boek las.’ Vansevenant: ‘Pas in de jaren zeventig kregen de beroepsrenners een volwaardig sociaal statuut. Daarvoor waren het zelfstandigen die maar tien maanden per jaar werden betaald, en bovendien nog veel in het zwart. Er bestond wel een minimumloon, maar sommige renners werden verplicht om een deel daarvan terug te storten aan hun sponsor. Eigenlijk hadden ze geen sociale bescherming, en waren ze al blij dat ze voor een aalmoes mochten meerijden. Dat is pas veranderd met de intrede van Angelsakische ploegen.’

‘Het wielrennen loopt financieel nog altijd achter op andere wereldsporten’, zegt Vanwalleghem. ‘De prijzenpot van de Ronde van Vlaanderen is 50.000 euro, die van Wimbledon 37 miljoen euro. De winnaar krijgt er 2,9 miljoen, die van de Ronde krijgt dit jaar 20.000 euro. Er is een klein groepje van topcoureurs die goed betaald worden en 4 à 5 miljoen euro per jaar verdienen, maar daarna volgt een heel grote kloof met het peloton.’

De flandrien in Eddy Merckx

Zelfs de grootste renner aller tijden, Eddy Merckx, verdiende volgens zijn biograaf Vansevenant niet zoveel. ‘Eddy reed voor hongerlonen in vergelijking met wat sommige toprenners nu verdienen. En hij deelde zijn prijzengeld ook nog eens met zijn ploegmaats. De enige koersen waar wel goed geld te rapen was, waren de criteriums na de Ronde van Frankrijk.’

Merckx hielp zijn sport sociaal hogerop. Zeker toen hij na zijn eerste overwinning in de Ronde van Frankrijk in 1969 samen met zijn ploegmaats werd uitgenodigd op het koninklijk paleis in Laken. ‘Toen ik zijn biografie aan het schrijven was, vertelde Eddy me dat “dat bezoek goed was geweest voor de standing van het wielrennen”. En wat de meeste mensen niet weten, is dat Merckx in het peloton beschouwd werd als een intellectueel, omdat hij een van de weinige renners was die in het lager middelbaar Latijn had gevolgd.’

Merckx was volgens Vansevenant misschien wel de meest belgicistische renner van allemaal. ‘Dat komt door zijn hybride afkomst. Hij werd geboren in Meensel-Kiezegem, in de armste regio van Vlaams-Brabant. In dat dorp werd na de Tweede Wereldoorlog de collaborateur Gaston Merckx geëxecuteerd. Hij was de neef van Eddy’s vader. Merckx vertelde me dat zijn vader niets te maken had met de collaboratie, maar na de oorlog was het leven voor de Merckxen niet meer te harden in Meensel-Kiezegem. Daarom week het gezin uit naar Sint-Pieters-Woluwe. Omdat er nauwelijks Nederlandstalig onderwijs was in Brussel ging Eddy naar een Franstalige school en waren al zijn vrienden Franstaligen. Zo werd hij voor een deel een verfranste Vlaming. Eddy spreekt goed Nederlands en Frans, al zegt hij zelf dat hij in beide talen aarzelt, omdat hij zich nooit echt thuis voelt in een van beide.’

Een van de meest traumatische momenten in het leven van Eddy Merckx speelde zich af op 5 december 1967, bij zijn burgerlijke huwelijk. Toen Henri Simonet, de burgemeester van Anderlecht, hem in het Frans vroeg of hij wilde trouwen met Claudine Accou, antwoordde hij spontaan: ‘oui.’ De Vlaamse kranten spraken van verraad, en een dag later legden boze supporters rouwkransen voor zijn deur. Merckx is er zo veel jaren later nog altijd gefrustreerd over. ‘Ik dacht niet aan ja of aan oui’, vertelde hij aan Johny Vansevenant. ‘Ik dacht alleen aan trouwen.’

‘Hij voelde zich communautair verscheurd. Lange tijd was het bon ton om Frans te spreken als je sociaal vooruit wilde in België. Dat is pas veranderd toen Vlaanderen welvarender werd. Eddy Merckx leefde en sportte op de breuklijnen van die tijd en hij was daar zeer gevoelig voor.’ Vanwalleghem: ‘Het is toch merkwaardig en ook onverdiend dat Merckx nooit een flandrien werd genoemd? Zijn aanvallende rijstijl beantwoordde aan alle vereisten. Hij reed zo hard dat hij niet meer wist van welke parochie hij was, en zijn tegenstanders smeekten hem om te vertragen.’

De ziel eruit

Toen ondernemer Wouter Vandenhaute eind 2008 de Ronde van Vlaanderen kocht en ze nadien onderbracht in Flanders Classic vreesden sommigen het einde van het romantische koerstijdperk. Sociale promotie voor het wielrennen, allemaal goed en wel, maar nu zou alles zakelijker worden. Zéker als de iconische Muur van Geraardsbergen uit het parcours zou verdwijnen. Rik Vanwalleghem is het daar niet mee eens. ‘Het is goed dat de Ronde zich aanpast. Het is nog altijd een van de mooiste koersen die er zijn. Dat vind ik niet alleen, dat zeggen alle renners die eraan deelnemen. Nergens staat er zo veel volk langs de weg als hier. Vergelijk de kleurrijke start van de Ronde in Brugge maar eens met de doodsheid van Milaan-San Remo.’

Ook Johny Vansevenant vindt dat de Ronde haar eigenheid heeft behouden. ‘De Muur is een mooie beklimming, maar ook zonder blijft de Ronde trouw aan haar DNA. Er waren zoveel Rondes zonder de Koppenberg. De Ronde van Vlaanderen hangt niet af van een of andere helling, maar van de opeenvolging van alle hellingen samen.’ Eddy Merckx is zelfs enthousiaster over het huidige parcours dan over dat waarop hij triomfeerde in 1969 en 1975. De eerste editie die hij won, kwam aan in Gentbrugge na een lange vlakke strook. De finale was toen lang niet zo zwaar als nu. ‘Op het huidige en zwaardere parcours zou ik vaker gewonnen hebben’, vertelde hij aan Johny Vansevenant.

De rol van het wielrennen en de Ronde van Vlaanderen in de Vlaamse Beweging lijkt ook voor professor Geert Buelens stilaan te verdwijnen. Er is nog wel de vlaggenactie van de Vlaamse Volksbeweging met de dozijnen Vlaamse Leeuwen aan de aankomst, maar de aandacht voor het vlagvertoon kwijnt stilaan weg. ‘De Ronde van Vlaanderen is net als de Gordel begonnen als een politieke fietstocht, maar nu is het vooral een toeristische attractie geworden’, zegt Buelens. ‘En zolang Vlamingen de wielerwedstrijden winnen, is dat misschien niet eens zo erg.’

DOOR MICHEL VANDERSMISSEN

‘De Ronde is net als de Gordel begonnen als een politieke fietstocht, maar nu is het vooral een toeristische attractie geworden.’ Geert Buelens

‘Het wielrennen loopt financieel nog altijd achter. De prijzenpot van de Ronde bedraagt 50.000 euro, die van Wimbledon 37 miljoen euro.’ Johny Vansevenant

‘Het is toch merkwaardig dat Merckx nooit een flandrien werd genoemd? Zijn rijstijl beantwoordde aan alle vereisten.’ Rik Vanwalleghem

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content