Ook Nederland trekt binnenkort, op 9 juni, naar de stembus. De peilingen schieten als een jojo op en neer. Commentator Marc Chavannes over de wonderbaarlijke wederopstanding van de liberalen, de neergang van Geert Wilders en de casting van Job Cohen.

‘De meeste mensen hebben een redelijk ontwikkeld vermogen om gelukkig te zijn. Maar als je Nederlanders vraagt wat zij van hun land vinden, dan krijg je een glimlach en een zucht. Fijn land, maar wat maken we er een zootje van.’

Dat schrijft de Nederlandse journalist Marc Chavannes in de inleiding tot zijn boek Niemand regeert – een bundeling van de columns die hij wekelijks schrijft voor NRC Handelsblad. ‘Mijn boek probeert te beschrijven hoe Nederland zichzelf bestuurt met een mengsel van grootspraak en uitstel-als-oplossing. Dan heeft niemand het gedaan.’

Chavannes was bijna twintig jaar correspondent in het buitenland, achtereenvolgens in Londen, Parijs en Washington. Sinds hij in 2006 terugkeerde naar Nederland is hij hoogleraar journalistiek in Groningen. Voor NRC Handelsblad opereert hij nu als ‘correspondent in eigen land’.

Vond u Nederland erg veranderd? Verbaasde u zich over uw eigen land?

Marc Chavannes: Een beetje wel, ja. Je kent de taal en je weet waar de trams rijden, maar je merkt toch dat je iets heel ingrijpends niet hebt meegemaakt. Ik had vanuit Amerika de opkomst en de ondergang van Pim Fortuyn gevolgd, en ik wist natuurlijk wel dat er een verschil was tussen Nederland vóór en na Fortuyn. Maar het land was toch meer veranderd dan ik had verwacht. Dat ik lang weggeweest was, merkte ik bijvoorbeeld ook aan het feit dat het begrip Paars me helemaal niets zei. Bij paars denk ik aan kerkelijke mantels. Ik moest dus, als een soort stadsarcheoloog, alles gaan terugkrabben. Wat mij daarbij nog het meest verbaasde was hoe de mode van het marktdenken had toegeslagen: het openbaar vervoer, de energievoorziening, de cultuur, de gezondheidszorg – alles moest vermarkt worden.

Was de privatisering van de Nederlandse politiek de schuld van Paars?

Chavannes: Het hing gewoon in de lucht. Ik denk dat die verheerlijking van de markt er ook wel was gekomen zonder Paars. Dat blijkt ook uit het enthousiasme waarmee de christendemocraten, toen ze eenmaal als bamboe waren teruggeveerd, hebben meegedaan aan de uitverkoop van de energiebedrijven.

U hebt als correspondent in het Verenigd Koninkrijk in de jaren tachtig de glorieperiode van Margaret Thatcher meegemaakt. U kon dus vergelijken.

Chavannes: Ik heb de voorbije jaren vaak het gevoel gehad dat ik naar een soort rare oude film zat te kijken. In Engeland heb ik destijds meegemaakt hoe het marktdenken doorschoot. Het begon met de privatisering van British Telecom. Die kwam geen dag te vroeg, want in het Verenigd Koninkrijk was, net als in Nederland of in België, een telefoonaansluiting toen nog een voorrecht, waar gewichtige ambtelijke dossiers aan gewijd moesten worden. In het geval van British Telecom heeft de privatisering goed uitgepakt. Maar toen vervolgens de Britse spoorwegen werden geprivatiseerd, leidde dat alleen maar tot nog meer ellende. Want de treinen bleven even oud en de wissels even gammel.

Bij Thatcher was privatiseren een kwestie van ideologie.

Chavannes: Zeker, en het grappige was dat ik toen ik in 1988 terugkwam naar Nederland dacht: zo doen wij dat hier niet. Hier blijft alles bij het oude: Nederland staat stil. Een paar jaar later vertrok ik naar Frankrijk, met alle Nederlandse grappen en vooroordelen over de Franse staatseconomie in mijn bagage. Maar al gauw merkte ik dat in Frankrijk een aantal dingen toch beter geregeld zijn dan bij ons. De Franse treinen zijn toch werkelijk onovertroffen. Niet alleen rijden ze op tijd – om die beladen term te gebruiken – ze rijden nog snel ook. Door mijn ervaringen in de verschillende landen waar ik correspondent was, maakte ik een ontwikkeling in mijn denken door. Ik leerde dat je privatiseringen geval per geval moet bekijken.

‘In Nederland’, schrijft u in Niemand regeert, ‘is het iedereen voor zich en de verwarde staat voor ons allen. Alles moest op de schop. Geen openbare dienst bleef onaangetast.’

Chavannes: De overheid is zelf een bedrijf geworden, met de bijbehorende nieuwspraak en bedrijfsmetaforen. Het woord ‘nieuw’ is heel veel gebruikt de voorbije vijftien jaar. Alle ministeries moesten een nieuwe mentaliteit krijgen, overheidstaken kwamen in commerciële handen en deskundigheid werd uitbesteed. Burgers worden van het kastje naar de muur gestuurd, heel Nederland is één gigantisch callcenter geworden.

De overheid verwaarloost haar kern-taken?

Chavannes: Ze weet zelfs niet meer wat die kerntaken zijn. Het oervoorbeeld is de loodsdienst, die schepen veilig de haven moet binnenbrengen. Die loodsdienst is nu geprivatiseerd. Het is alleen maar duurder geworden en het is geen bal verbeterd. Of neem de NS, de Nederlandse Spoorwegen, die nu doen alsof ze een bedrijf zijn en in het buitenland willen investeren. Hoezo? De NS zijn er om mensen te vervoeren in Nederland, en daar zijn nogal wat klachten over. Om de haverklap gaat het mis. Dan liggen er weer te veel herfstbladeren op de sporen, en wordt de staatssecretaris naar de Tweede Kamer gesommeerd om uitleg te verstrekken. Die zegt dan dat hij het ook heel vervelend vindt, ‘maar ik ga er niet over’. Want de NS zijn een onafhankelijk bedrijf.

Is dat marktdenken ook de verklaring waarom in een welvarend land als Nederland zoveel ongenoegen heerst?

Chavannes: Het is een van de redenen. Als de politieke elite zich onttrekt aan de verdediging van het publieke belang is het onvermijdelijke gevolg dat er gaten in de democratie worden geschoten. Als de burger niet langer als mede-eigenaar van de overheid maar als klant behandeld wordt, gaat hij zich ook als klant gedragen. Dan gaat hij dus klagen. En dan is de kans groot dat hij op den duur uitkomt bij politieke partijen die van geklaag hun fonds de commerce maken.

Maar mensen stemmen toch niet op Pim Fortuyn of op Geert Wilders omdat de treinen niet op tijd rijden?

Chavannes: Het gaat niet alleen om de vermarkting, maar ook om het geloof in de maakbare samenleving dat nog steeds na-ijlt. In de jaren tachtig betekende dat nog het steeds verder optuigen van de sociale onzekerheid. Toen dat onbetaalbaar werd, is de politiek in de jaren negentig en de jaren nul blijven zeggen: wij zullen ervoor zorgen dat u geen al te ellendige dingen overkomen, wij nemen uw risico’s over. Dat was natuurlijk een belofte die per definitie tot teleurstelling moest leiden. Je kunt de garantie op geluk niet bieden. In die zin is de politiek oneerlijk geweest. Ze heeft meer beloofd dan ze kon waarmaken.

Chavannes: Rechtse partijen beweren natuurlijk altijd dat zij de enigen zijn die a safe pair of hands hebben en de begroting op orde kunnen krijgen. Dat heb ik meegemaakt met de Republikeinen in Amerika en met de Conservatieven in Engeland. Maar daar heb je dat pendulesysteem. De Thatcherrevolutie was aan het eind zo uitgewoond dat Tony Blair bij wijze van spreken door alleen maar te lachen en zijn tanden te poetsen de macht kon overnemen. Hij was dan ook de favoriete schoonzoon van Thatcher – op een aantal wezenlijke punten dacht hij niet anders dan zij. Wat dat betreft, was er sprake van een oorverdovende ideologische leegte.

Merkt u die leegte ook in Nederland?

Chavannes: Ik merk in ieder geval weinig van nieuwe ideeën. De VVD zegt: ‘Wij kunnen beter op het kasboekje letten en wij doen niet mee aan al die linkse onzin.’ Maar zoveel linkse onzin is er helemaal niet meer, want links heeft gewoon meegedaan met een hoop rechtse onzin die mislukt is. Ook PvdA-lijsttrekker Job Cohen is er tot nu toe niet in geslaagd nieuwe sociaaldemocratische idealen te formuleren. En het CDA heeft onder leiding van Jan Peter Balkenende niet veel meer verzonnen dan dat het bedrijfsleven de opvolger moest worden van het maatschappelijk middenveld. Soms heb ik het gevoel dat de regering-Balkenende, met haar blinde geloof in de zegeningen van de markt, gewoon het derde paarse kabinet was.

Heeft de Nederlandse politiek de nodige lessen getrokken uit de passage van Pim Fortuyn?

Chavannes: Het CDA en de PvdA dachten na de dood van Pim Fortuyn en de implosie van de Lijst Pim Fortuyn dat de orde was hersteld. Ze zagen onvoldoende dat de ontevredenheid waarop de aanhang van Fortuyn dreef, bleef bestaan. De PvdA schuift nu Job Cohen naar voren, met zijn idee van: iedereen hoort erbij, iedereen is Nederlander. Dat is ook de reden waarom het haar redelijk goed gaat in de peilingen. In tegenstelling tot het CDA, dat op het gebied van immigratie verdeeld is en op economisch vlak weinig heeft om zich op de borst te slaan. Bovendien is de glans van Balkenende als de ideale premier flets geworden.

Na de gemeenteraadsverkiezingen, niet langer dan twee maanden geleden, leek het niet onmogelijk dat de Partij voor de Vrijheid (PVV) van Geert Wilders de grootste zou worden. Wat is er gebeurd dat de peilingen hem nu veel lager schatten?

Chavannes: Wilders heeft om te beginnen een verscheurd profiel. Hij zegt al van vorige zomer dat hij meer wil zijn dan alleen een antimoslimpartij. Hij timmerde aan een economisch platform door de verhoging van de pensioenleeftijd af te wijzen en op te komen tegen bezuinigingen in de zorgsector. Op die sociale onderwerpen staat hij zelfs aan de kant van populistisch links, van de Socialistische Partij. Zijn grootgroei in de peilingen had er mee te maken dat een aantal VVD’ers hun politieke leider Mark Rutte toen nog te linkserig vond en te slap op het gebied van de multiculturele samenleving. Maar Rutte kreeg rust in de tent, en daar zijn VVD-kiezers op het belachelijke af gevoelig voor.

Toch. Van de peilingen in Nederland wordt een mens zeeziek.

Chavannes: Wilders maakte bij de gemeenteraadsverkiezingen een grote strategische fout. Hij koos ervoor om alleen in Almere en in Den Haag kandidaten voor te stellen. Twee gemeenten waarvan hij zeker was dat zijn partij er met betrouwbare mensen uit zijn directe omgeving goed zou scoren. De boodschap was: waar ik meedoe, verander ik papier in goud. Stem dus straks ook landelijk op mij. Hij zag over het hoofd dat zijn mensen in die gemeenten met hun standpunten nooit in het college konden terechtkomen. Plotseling bleek dat de PVV niet meer was dan een protestpartij. De ontevreden liberale kiezers keerden daarop massaal naar de VVD terug. Want terwijl er zoveel aan de hand is in de wereld, bleek Wilders niet in staat om te onderhandelen. Het beeld ontstond dat hij er niet op uit was om verantwoordelijkheid te dragen.

Bestaat de kans dat de VVD de grootste partij wordt? Zo’n wederopstanding is sinds Lazarus niet meer vertoond.

Chavannes: Dat kan, denk ik, alleen gebeuren als Italië, Spanje en Portugal de weg van Griekenland opgaan. Als er zo’n grote economische onzekerheid komt dat niemand nog naar zijn beleggersrekening durft te kijken. Maar als de beurs weer een beetje opkrabbelt en de euro uit de intensive care kan, is het aantal mensen dat geneigd is om op de VVD te stemmen toch niet de grootste groep.

Eerst zag je de kiezers in de peilingen massaal naar de flanken snellen – naar D66 en Wilders. Nu keren ze massaal terug naar de klassieke partijen.

Chavannes: Toen duidelijk werd dat Wilders als het erop aankomt niet over bestuurlijk instinct beschikt, speelde hij een derde van zijn aanhang kwijt. Maar op dat moment werd het ook minder interessant om anti-Wilders te zijn. Als er dan tegelijk een tweede golf van de economische crisis over het land spoelt, krijgen veel kiezers het gevoel dat het even geen tijd is voor genuanceerde hobby’s.

Dan kiezen ze voor zekerheid?

Chavannes: Dan wordt het een beetje een luxe om op D66 of op GroenLinks te stemmen. En het probleem van de SP is dat die partij de opvolging van haar historische leider Jan Marijnissen niet heeft verteerd.

Cohen werd door de PvdA in het veld gezet tegen Wilders. Is hij, achteraf bekeken, toch niet verkeerd gecast nu de campagne meer over economie blijkt te gaan dan over integratie?

Chavannes: Als je alleen naar de economie kijkt, ja. Aan de andere kant lijken de peilingen erop te wijzen dat veel mensen het goed zouden vinden als er weer een coalitie van christen- en sociaaldemocraten kwam. In dat opzicht is Cohen wel een goede zet, want hij heeft geen verleden met het CDA. Alleen moet zijn partij dan wel groter worden dan het CDA, want alleen dan kunnen de christendemocraten Balkenende alsnog lozen. Als het CDA de grootste partij wordt, hebben ze geen argument om hem te vervangen. Een nieuwe coalitie van het CDA met de PvdA onder zijn leiding kunnen geen van beiden verkopen.

U gokt dus op een kabinet van christen- en sociaaldemocraten?

Chavannes: Ik gok nergens op. Het viel mij de afgelopen weken alleen op dat veel mensen ertoe neigden om te denken dat dit het beste zou zijn in de huidige omstandigheden. Die twee partijen zijn nog complementair. De PvdA met de liberale VVD klinkt wel leuk, maar de VVD deed aan dijkverzwaring op zijn rechterflank, terwijl de PvdA zich verder van de vermarkting afkeert. Dat wordt ideologisch erg slikken. Het is even niet de sfeer voor dromerige ideeën over Paars.

Chavannes: Dan kom je op het punt dat in Nederland zo zelden mag worden benoemd. In Engeland sprongen de Conservatief David Cameron en de Liberaal-Democraat Nick Clegg over hun eigen schaduw om hun achterban uit te leggen dat hun coalitie nodig is. Dat ze dat offer moeten brengen. Dat getuigt van de politieke moed en het overzicht waar ik Bos en Balkenende drie jaar lang om heb gevraagd.

Zijn de verwijten van zijn tegenstanders dat Cohen te weinig van economie weet terecht?

Chavannes: Ik heb ook nooit veel gemerkt van de economische talenten van Balkenende.

U houdt in uw boek een pleidooi voor wat u een ‘integer populisme’ noemt.

Chavannes: Ik volg de opkomst van Barack Obama, sinds hij in 2004 de Democratische conventie in Boston mocht toespreken. Ik dacht toen al: dát is de man. Vergelijk zijn manier van optreden en campagne voeren met de politieke bloedarmoede in Nederland. Met de chronische teleurstelling bij alles en iedereen. Wij worden opgevoed met een traditie van breed overleg en eindeloos gemasseer. En tegelijk zijn we er spuugziek van.

Maar wat moeten we ons bij dat ‘integer populisme’ voorstellen?

Chavannes: Het betekent dat je accepteert dat je in een televisiedemocratie leeft, maar dat je daar zoals Obama op een zichtbaar en controleerbaar fatsoenlijke manier mee omgaat. Democratie kan nieuw leven worden ingeblazen, door ervoor te zorgen dat de gemiddelde burger, die ontzettend veel meer weet dan vroeger, op alle mogelijke manieren betrokken wordt. Dat hij zich kan uitspreken, maar dat er ook naar hem wordt geluisterd. Of het nou in de gemeenteraad is, het schoolbestuur of de patiëntenvereniging. Het is te gek voor woorden dat Nederland een van de laatste landen is waar we zelfs onze eigen burgemeester niet mogen verkiezen.

U pleit voor een ‘doe-het-zelfdemocratie’.

Chavannes: Ik roep de mensen op om uit hun zitkuil te komen en zelf actief te zijn. Stap in een vereniging of een bestuur.

Ze komen toch al uit hun zitkuil? Ze lopen naar hun pc en gaan zitten schelden.

Chavannes: Op die internetforums. Mijn voorstel is toch om meer te doen. Het heeft ook te maken met het Nederlandse kiesstelsel, waarbij leden van de Tweede Kamer in één nationale kieskring worden verkozen. De mensen kennen misschien wel de lijsttrekkers, maar de nummer drie of de nummer vijf? Die hobbelen maar wat mee in de campagne. Ze hoeven hun eigen zetel niet te veroveren.

Is dat een pleidooi voor een districtenstelsel, zoals u dat in Frankrijk en de Verenigde Staten kon observeren?

Chavannes: Districtenstelsels bestaan in soorten. Ik heb in die landen wel gezien hoe parlementsleden ieder weekend naar hun kiesdistrict teruggingen en voeling hielden met de mensen die ze vertegenwoordigen. Hier is er geen band. Ik word naar aanleiding van mijn boek ook regelmatig door gemeentebesturen gevraagd. Ik raad ze aan om burgers op alle mogelijke manieren bij projecten te betrekken. Houd spreekuur, laat ze zich melden. Organiseer bij manier van spreken je eigen oppositie.

Begin een actiegroep!

Chavannes: We zijn natuurlijk ook een lui volk geworden. Het is onrechtvaardig om alleen politici met de vinger te wijzen. Je kunt niet blijven klagen en niets doen.

DOOR PIET PIRYNS EN HUBERT VAN HUMBEECK

‘Als de burger niet langer als mede-eigenaar van de overheid maar als klant behandeld wordt, gaat hij zich ook als klant gedragen. Dan gaat hij dus klagen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content