Nostalgie vertroebelt al eens de blik.

Wanneer theatermonumenten, zoals Jan Decleir of Pierre Audi, het woord krijgen, roemen ze de tijd en de mensen die hen tot monument maakten. Dat is niet erg, dat is zelfs normaal. Maar nostalgisch terugblikken staat een heldere kijk op de realiteit in de weg. Dat blijkt uit de boude uitspraken die beiden recent deden over het hedendaagse theater. Hun bezorgde visie bevat een kern van waarheid, maar die is omhuld met een laagje nostalgie.

Acteur Decleir ventileerde zijn mening in een interview met NRC Handelsblad naar aanleiding van zijn magistrale vertolking in Onder het Melkwoud. Samen met Koen De Sutter bracht hij ode aan Hugo Claus’ vertaling van Dylan Thomas’ luisterspel Under Milkwood. Vanuit zijn respect voor Claus spreekt Decleir zijn wantrouwen uit over de huidige generatie theatermakers. Hij huivert bij de hegemonie van makers (‘makelaars in projecten’) die handiger zijn in decors bouwen en concepten bedenken dan in theaterteksten schrijven of acteurs regisseren. Hij vindt het zorgwekkend dat de acteur steeds meer overbodig wordt in die projecten.

Regisseur Audi, artistiek directeur van het Holland Festival, treedt Decleir bij. In zijn openingstoespraak van het Nederlandse Theater Festival maakt hij zich zorgen over de gezondheid van het Nederlandstalige theater. Het huidige theater ontkent zijn verleden en zijn traditie, meent Audi. Er is ’te veel van het één en te weinig van het ander’. Met ‘het ander’ doelt hij vooral op ensceneringen van nieuwe theaterteksten. Volgens hem ‘ontbreekt het ons aan toneelschrijvers, en dat gemis brengt schade toe aan ons theater’.

Even rustig ademen, heren. Dat er makers aan het werk zijn die de traditionele hoeken en kanten van het theater – dus ook de rol van de acteur – ter discussie stellen, dat klopt. Een gezelschap als Crew tracht zelfs om de toeschouwer tot acteur te maken te midden van complexe technologische installaties. Zulke experimenterende theatermakers zijn snuffelhonden. Ze zoeken naar nieuwe manieren om verhalen te vertellen. Ze prikkelen. Maar ze bepalen het totaalbeeld niet.

Dat beeld wordt nog altijd bepaald door de ziel van het theater: steengoede acteurs en dito regisseurs. Zij schrijven wél almaar vaker zelf hun theaterteksten. Dat is hun sterkte… en hun zwakte. De meeste hedendaagse makers blikken veeleer vooruit dan terug. Daardoor vervaagt hun kennis van de klassieke theaterteksttraditie, van repertoireteksten kortom.

Repertoireteksten zijn monumenten, maar veel jonge(re) theatermakers kijken er amper naar om. Die desinteresse voor het theatererfgoed komt deels voort uit een samenleving die alles wat oud is meteen oubollig vindt, en deels uit het (theater)onderwijs dat de autonomie van de maker predikt. Waardoor zij liever ‘vanuit zichzelf’ creëren dan dat ze een oud werk als uitgangspunt nemen. Alleen houdt een groot deel van het publiek nu eenmaal van die ‘oude’ repertoireteksten, zowel vanwege de herkenning als uit nieuwsgierigheid. Het (theater)onderwijs zou (nog) wat meer aan monumentenzorg mogen doen.

BLOG! Reageer op blogs.knack.be/opinie

door Els Van Steenberghe

‘Het huidige theater ontkent zijn verleden en zijn traditie.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content