Monica De Coninck: ‘De N-VA wil terug naar de tijd van upstairs, downstairs’

MONICA DE CONINCK: 'Ik denk dat we wat minder moeten gaan werken, en misschien ook wat minder gaan verdienen.' © HATIM KAGHAT

Monica De Coninck, de vrouw die be-kend werd met haar strenge aanpak voor werklozen en leefloontrekkers, is nog strenger voor de regering-Michel en het Antwerpse stadsbestuur. ‘Ze maken alles kapot.’

‘Deze regering wil mensen niet vooruithelpen, ze wil mensen alleen bestraffen’, zegt Monica De Concink (SP.A). ‘Ze is in de eerste plaats helemaal niet bezig met mensen, ze wil alleen maar saneren.’ De Coninck, die elf jaar het Antwerpse OCMW leidde en in 2014 verrassend minister van Werk werd in de regering-Di Rupo, was het gesprek nochtans begonnen met de toegeving dat ze niet zo goed is in oppositietaal. Daarvoor heeft ze te veel ervaring als bestuurder, ze weet al te goed hoe moeilijk het kan zijn om dingen in beweging te krijgen. Maar het moet zijn dat het bloed kruipt waar het niet gaan kan.

MONICA DE CONINCK: Zeker in het begin was het lastig om oppositie te voeren. Als je nog niet goed weet wat de meerderheid zal doen, kun je als oppositie alleen roepen over details en futiliteiten. Intussen is het duidelijk dat deze regering een voorhamer heeft genomen en een spoor van vernieling trekt door het huis van haar voorgangers. Zelfs de antieke schouw moet eraan geloven. Een plan lijkt er niet echt te zijn. Ik mag nochtans hopen dat deze regering een visie heeft: uitdagingen zijn er genoeg.

Zet de regering-Michel dan niet uw hervorming van de arbeidsmarkt door?

DE CONINCK: Dat is wel zo. Als u het aan minister van Werk Kris Peeters (CD&V) vraagt, zal hij waarschijnlijk ook antwoorden dat er heel wat voorbereide dossiers klaarlagen die hij maar af te werken heeft. Ik denk aan de annualisering van de arbeidsduur en de aanpassingen van de wet-Major. Ook voor de stijging van het aantal langdurig zieken en arbeidsongeschikten werkte ik aan een oplossing – daar is Peeters dan weer mee aan het talmen. Maar deze regering biedt verder geen perspectief. Er wordt in niets of niemand geïnvesteerd. Mensen willen waarschijnlijk wel langer werken, als ze weten dat hun kinderen en kleinkinderen dan ook een pensioen zullen hebben, of als ervoor gezorgd wordt dat het haalbaar is om langer te werken. Ze willen gerust iets opgeven als ze ergens anders iets winnen. Maar deze regering geeft mensen het gevoel dat iedereen verliest.

Had de regering-Di Rupo wel een visie?

DE CONINCK: Tijdens een ministerraad vroeg ik of we niet eens moesten nadenken over de grote veranderingen die er de komende decennia op ons afkwamen. Iedereen zweeg. Uiteindelijk antwoordde Di Rupo dat we daar eens iets over gingen organiseren. Daar hebben we nooit de tijd voor gevonden: de regering had tijdens de economische crisis wel grotere prioriteiten. We stonden onder druk van Europa om onze begroting op orde te brengen. Dat is ons trouwens gelukt.

Onder de huidige regering staan de overheidsfinanciën er veel slechter voor. Het zou me niet verbazen als de rente straks weer begint te stijgen voor België. De regering-Michel had in het begin nochtans vijf jaar om een langetermijnvisie uit te werken. Ik zie toch enkele evoluties waar niemand nog lang onderuit kan.

Welke evoluties zijn dat dan?

DE CONINCK: Als we de lasten op arbeid serieus willen verlagen – en daar is iedereen een voorstander van – , zal er echt naar andere inkomstenbronnen moeten worden gezocht. De vermogens zullen meer moeten bijdragen: het kán niet anders. Ook onze manier van leven is ecologisch niet veel langer houdbaar, wij gaan met water en energie om als primitieve volkeren. De aanpassing aan een duurzamere levensstijl kan ons op termijn besparingen opleveren en kan nu meteen voor banen zorgen. Investeer daar dan in! En op de arbeidsmarkt zal er het meeste moeten veranderen. Na de automatisering en de digitalisering wordt de druk op werknemers almaar groter. Dat ligt deels aan onze hoge loonkosten, en is de reden waarom de uitval zo groot is. Ik denk dat we wat minder moeten gaan werken, en misschien ook wat minder gaan verdienen. Er zijn al zo veel mensen die dat vrijwillig doen om meer tijd te hebben voor de dingen in het leven die er écht toe doen. De overheid moet dat mee organiseren.

Waarom ook niet wat vroeger met pensioen gaan?

DE CONINCK: Dat nu ook weer niet. Het is trouwens een schijndiscussie. Als het werk voor mensen weer draaglijk is, zullen ze er geen moeite mee hebben om 42 jaar te werken. Als minister van Werk heb ik gezien dat mensen die ouder zijn en die de kans krijgen om viervijfde te gaan werken vaak langer en met meer zin aan de slag blijven.

De PVDA is al langer voor arbeidsduurvermindering en een werkweek van dertig uur. Is het zoiets waar u aan denkt?

DE CONINCK: Vraag me nu niet naar de kleinste details. Ik stel alleen vast dat er vandaag heel veel mensen vroegtijdig uitvallen en zelfs niet in staat zijn om te werken op de reguliere arbeidsmarkt. Zo’n 10 à 15 procent kan een gewone baan niet aan. Ik heb het dan niet per se over mensen die fysiek of psychisch gehandicapt zijn, het gaat over mensen die niet genoeg of niet de juiste sociale competenties hebben om mee te draaien in een samenleving die steeds meer eist van iedereen. Geen enkele werkgever wil hen in dienst nemen. Voor hen zal er nog een andere oplossing moeten worden bedacht, zoals een basisloon.

Is dat een nieuw inzicht van u?

DE CONINCK: Ik zeg dat al tien jaar. U kunt dat gerust opzoeken.

Ik vraag het omdat u degene was die iedereen bestrafte die geen gewone baan vond.

DE CONINCK: Dat is niet waar. Ik heb in Antwerpen in sociale restaurants en bij de groendienst banen gecreëerd voor mensen die ver van de arbeidsmarkt stonden. Ik heb Antwerpenaren die echt niet aan een job raakten zelfs 200 euro of meer boven op hun leefloon gegeven zodat ze daar toch van konden leven.

Als minister van Werk hebt u de uitkeringen degressiever gemaakt. Die mensen hebben daar zonder enige twijfel onder geleden.

DE CONINCK: Dat zou kunnen, ja. Ik wilde daarmee in de eerste plaats de politieke verantwoordelijken wakkerschudden. Gewesten moeten werklozen begeleiden naar werk, maar het is de federale overheid die de uitkeringen betaalt. Dat klopt niet. Ik dacht dat gewesten wat sneller uit hun pijp zouden komen als de uitkeringen voor hun werklozen ook sneller daalden.

U wilde politici straffen en niet de mensen door hen een uitkering te geven waar ze maar met moeite van kunnen rondkomen?

DE CONINCK: (afgemeten) Mensen kunnen altijd naar het OCMW gaan voor ondersteuning.

Politici uit de meerderheid verwijzen weleens naar uitspraken en beslissingen van u om de SP.A te jennen. Stoort dat u?

DE CONINCK: Ze kunnen nochtans moeilijk over mij zeggen dat ik een socialist ben die het geld door ramen en deuren heeft gesmeten. Ze moeten wel toegeven dat ik een speciaal geval ben. (lacht) Het raakt mij niet. Ook in Antwerpen wordt beweerd dat mijn beleid wordt verdergezet, maar dat is absoluut niet waar. Ik heb altijd gekeken naar wat mensen wél konden doen, zij kijken nu naar wat mensen níét kunnen, en willen hen daarvoor bestraffen. In Antwerpen worden er vandaag minder mensen geactiveerd dan toen ik OCMW-voorzitster was. Blijkbaar zijn er partijen die zeggen dat mensen moeten werken, maar die ze daar niet bij willen helpen. Veel bescherming en begeleiding waar ik voor heb gezorgd, wordt weer afgeschaft. Deze regering beweert ook wel dat ze mensen wil responsabiliseren en emanciperen, maar ze is tegelijk altijd bezig over saneren en besparen. Mensen staan daar heel wantrouwig tegenover, en terecht. Werkten de coalitiepartijen maar meer zoals ik het zou doen! Ze begaan de historische vergissing om ook erkende vluchtelingen hun plan te laten trekken. Dat maakt mij heel kwaad. Daarmee organiseer je de radicalisering voor de komende jaren. Nieuwkomers moet je toch vooruithelpen met huisvesting, onderwijs en begeleiding naar een job. De mensen die naar hier komen, hebben rechten en plichten, dat is waar. Maar de overheid moet ervoor zorgen dat ze alle kansen krijgen die ze verdienen.

Niettemin, ook in uw eigen SP.A zijn er mensen die zich schamen voor uw erelijst.

DE CONINCK: Ze doen maar. Ik heb de dingen altijd anders gedaan dan anderen in mijn partij. Ik herinner me dat de degressiviteit van de uitkeringen onderhandeld was in het regeerakkoord – waar ik trouwens niet bij was – , maar dat sommigen in de partij hoopten dat we dat voor ons uit konden schuiven en niet zouden doorvoeren. Zo zit ik niet in elkaar. Ik wil mensen begeleiden naar een beter leven. Het eenvoudigste wat de overheid kan doen, is mensen in een flatje voor de televisie zetten en hen elke maand wat geld geven. Dat is wat voor vereenzaming en verzuring zorgt. Mensen die dat toestaan zijn in mijn ogen geen goeie socialisten. En wie heeft uiteindelijk de meeste mensen vooruitgeholpen? Als ik vandaag in Antwerpen Noord rondwandel, zijn er nog altijd veel mensen die mij aanspreken en bedanken. Nu ik geen minister meer ben, zouden ze het liefst hebben dat ik weer OCMW-voorzitter word. ‘Was ik niet te streng?’ vraag ik hen soms. ‘Nee, jij had ook een hart.’ Op de nieuwjaarsreceptie kwamen mensen mij vroeger soms op hun knieën bedanken. Dat vond ik er ver over. (lacht)

Het blijft vreemd. Nu staat uw partij weer schouder aan schouder met de vakbonden, terwijl u er als minister geen goed woord voor overhad.

DE CONINCK: Dat is overdreven. Omdat ik een socialistische minister was, dachten de vakbonden dat ze mij als een instrument konden gebruiken. Daar hebben ze zich dik in vergist. Ik wilde een evenwicht tussen de sociale partners. Het is ook alleen maar zó dat ik tot een oplossing over het eenheidsstatuut ben gekomen.

Denkt u dat uw verhaal van rechten en plichten kan helpen om de SP.A weer populair te maken?

DE CONINCK: Ik ben nooit met strategie en communicatie bezig geweest. Voor mij is die aanpak een evidentie. En ik denk ook dat hij aansluit bij de Vlaamse volksaard. Als de Vlaming het gevoel heeft dat iemand vooruit wil, goed voor zijn kinderen zorgt en proper is, om het zo maar eens te zeggen, wil hij hem helpen.

U werd minister onder SP.A-voorzitter Bruno Tobback. Zou ook zijn opvolger John Crombez u minister van Werk hebben gemaakt?

DE CONINCK: Ik denk het niet. Maar ik heb ook nooit begrepen waarom Bruno Tobback mij minister heeft gemaakt. Dat was ook al een donderslag bij heldere hemel.

Hoe doet Crombez het volgens u? Er is de laatste dagen wéér kritiek te horen uit eigen rangen.

DE CONINCK: John is zijn weg nog aan het zoeken. De contouren van het debat beginnen nu wel duidelijk te worden: de N-VA wil terug naar de tijd van upstairs, downstairs. Ze geeft de zwaksten weinig bescherming, en de rijken krijgen heel veel voordelen. De meeste jobs die werkgevers in ruil voor hun kortingen creëren zijn heel flexibel en precair. Die banen worden trouwens ook amper belast, waardoor de sociale zekerheid op termijn ondermijnd wordt. De putten die deze regering op die manier delft, zullen weer door iemand anders gedempt moeten worden.

U hebt het over de N-VA. Wat is het verhaal van Crombez?

DE CONINCK: Hij moet zich daartegen afzetten. Hij is zijn thema’s aan het vinden. Ik denk aan sociale dumping. Bulgaren en Roemen die hier komen werken tegen lagere lonen ondermijnen onze sociale zekerheid. Laaggeschoolden hebben daar veel last van. Zo worden zij de slachtoffers van de globalisering. Het is door zulke ervaringen dat mensen migranten, allochtonen en vluchtelingen op één hoop gooien. John is ook gebeten op fiscale fraude. Deze regering schrijft daarvoor immense bedragen in haar begroting in, maar ze doet er niets aan om ze ook echt binnen te halen. Er is nu blijkbaar een boekje uit waarin een aantal voorstellen uitgewerkt wordt. We moeten allemaal uit onze pijp komen om die punten onder de aandacht van de mensen te brengen.

Wat is het verschil tussen het voorzitterschap van Crombez en dat van Tobback?

DE CONINCK: Het zit ‘m in de stijl. Bruno communiceerde in spitse oneliners. Om John te begrijpen, heb je vaak wat voorkennis nodig, en daardoor is hij niet altijd even helder voor iedereen. Ik moet soms ook moeite doen om zijn redeneringen te volgen. Maar van iemand die te scherp communiceert – wat ik weleens deed – kan ook een karikatuur worden gemaakt. John zou ook wat meer naar de mensen moeten luisteren die al langer meedraaien, in plaats van altijd eerst naar de jongeren te luisteren. Maar zulke opmerkingen zeggen ook wel iets over mezelf. (glimlacht)

Op het vlak van diversiteit leek Crombez een forsere koers te willen varen, maar veel hebben we daar niet meer over vernomen. Hoe komt dat?

DE CONINCK: Ik kan het geloven. Iedereen is vandaag bang om iets te zeggen of zelfs maar iets te dénken. Als je een idee of overweging formuleert om een discussie op te starten, is de kans groot dat er ’s anderendaags in de kranten kipkap van je wordt gemaakt. Een dialoog bestaat bijna niet meer, er wordt altijd meteen een gevecht van gemaakt.

De discussie binnen de SP.A over diversiteit werd toch niet door journalisten opgestart?

DE CONINCK: Die scheidingslijn loopt door alle partijen, hoor. N-VA, CD&V en Open VLD hebben daar net zo goed last van als wij. Er wordt weleens naar het Antwerpse en het Gentse model verwezen. Ik denk dat wij in Antwerpen gewoon sneller met de problemen van migranten geconfronteerd werden. Terwijl ze daar in Gent nog allerlei interessante discussies over konden voeren, moesten wij al voor oplossingen zorgen. Ik vermoed dat John nu in Oostende met dezelfde problemen wordt geconfronteerd, en dus ook op zoek gaat naar de juiste aanpak.

Nu schuift Antwerpen naar Gent op. De Antwerpse SP.A’er Tom Meeuws noemt het hoofddoekenverbod ‘een vergissing’.

DE CONINCK: (afgemeten) Ik heb hem dat ook horen zeggen. Dat zal dan wel zo zijn, zeker?

U vindt het geen vergissing?

DE CONINCK: Ik vind het nogal goedkoop om zulke beslissingen achteraf te bekritiseren. De bedoeling van het hoofddoekenverbod in Antwerpen was goed. Wij merkten dat mensen met een migratieachtergrond op alle niveaus in de stadsadministratie niet makkelijk een job vonden. De stadssecretaris vertelde ons dat het kwam omdat niemand goed wist of ze vrouwen met een hoofddoek wel mochten aannemen. In Borgerhout zat er één vrouw met en één vrouw zonder hoofddoek achter een loket, en dat zorgde ervoor dat mensen met een hoofddoek in de ene rij aanschoven en mensen zonder in de andere. Die apartheid wilde natuurlijk niemand. Dat hebben we meegenomen in een bredere discussie over een dresscode die we voor het stadspersoneel opstelden, en daar is het verbod uitgekomen. Vindt u dat verkeerd?

Zou u zo’n verbod nog altijd verdedigen?

DE CONINCK:(stilte) Ik weet het niet. We hadden die discussie misschien op een andere manier moeten voeren. Er is ook heel slecht over gecommuniceerd. Maar wij waren de eersten die een uitweg moesten zoeken. In de meeste Vlaamse gemeenten zal men dat debat pas de komende maanden voeren.

Meeuws wordt de lijsttrekker voor de Antwerpse SP.A, terwijl er minstens drie competente vrouwen in de afdeling zaten. Waarom kiezen jullie dan toch voor een man die niemand kent om het in 2018 tegen Bart De Wever (N-VA) op te nemen?

DE CONINCK: Over welke vrouwen hebt u het? Kathleen Van Brempt heeft haar passie in Europa gevonden, en ik ben ondertussen zestig jaar. Yasmine Kherbache heeft ontslag genomen als fractieleidster in Antwerpen, dat klopt. Ze had nochtans alle kansen om te doen wat ze maar wilde. Ik heb haar altijd op alle mogelijke manieren ondersteund.

Wat is daar dan misgelopen? In de media leken jullie recht tegenover elkaar te staan.

DE CONINCK: Dat moet u aan haar vragen. Ik heb daar nooit iets over gezegd, en zal dat ook pas doen wanneer er niemand meer in geïnteresseerd is. Men heeft daar volledig onterecht een sacochengevecht van gemaakt. Er waren mensen binnen de partij die dachten dat ik mijn oog had laten vallen op het lijsttrekkerschap, terwijl dat nooit mijn ambitie is geweest. Ik heb dat ook altijd zo gezegd, maar blijkbaar wilde niemand mij geloven. Campagne voeren is nochtans echt niets voor mij: ik kan mezelf niet verkopen. Mensen beweren dat ze graag degelijke bestuurders willen als politici, maar ze stemmen liever op stand-upcomedians. Dat is geen talent van mij.

Is Tom Meeuws een bestuurder of een comedian?

DE CONINCK: Ik geloof in Tom. Ik heb lang met hem samengewerkt als bestuurder. Maar hij heeft ook de directe stijl om comedian te zijn. (lacht)

Peter Mertens van de PVDA op een kartellijst kan misschien ook helpen.

DE CONINCK: Ik ben niet zo voor kartels. Toen Patrick Janssens in 2012 een kartel met de CD&V voorstelde, heb ik daar geen kritiek op gegeven. Hij is tenslotte de communicatiespecialist. Maar dat was niet echt mijn keuze, en de verkiezingen hebben ook bewezen dat het geen goed idee was. Ik wil wél afspraken maken met andere partijen over gemeenschappelijke punten en wat we na de verkiezingen zullen doen. Maar dat is iets anders.

Moet de SP.A zulke afspraken maken met de PVDA?

DE CONINCK: We moeten vooral geen linkse stammentwist organiseren. Daar wordt rechts alleen maar groter van. De verschillen met de PVDA blijven natuurlijk groot. Ze kaart misschien heel wat problemen terecht aan, maar haar oplossingen zijn teleurstellend. Ik zoek een evenwicht tussen individuele en maatschappelijke verantwoordelijkheden. In de ogen van PVDA’ers is alles de schuld van de maatschappij.

In hun ogen had Monica De Coninck de Antwerpse armenzorg kunnen uitbesteden aan een veiligheidsfirma.

DE CONINCK: Dat is nochtans niet waar. Ik heb altijd goed samengewerkt met de CAW’s (Centrum Algemeen Welzijn, nvdr.) over die opdrachten. Uiteraard hadden wij ook discussies over wat ze moesten doen – ik gaf hen ook niet zomaar geld – , maar ze deden dat goed als onderaannemer van de stad. Ze hebben ook veel ervaring. Ik vind het vreemd dat schepen Fons Duchateau (N-VA) nu klaagt dat er niet genoeg concurrentie was, en dat hij daarom private partners heeft gezocht. Het is de Vlaamse overheid die de CAW’s heeft gedwongen om te fuseren tot één CAW. Dat werkte nochtans prima. Nee, ik herken mij absoluut niet in dit stadsbestuur. Soms heb ik het idee dat ze alles kapotmaken wat wij hebben gerealiseerd. Dan heb ik elf jaar van mijn leven keihard voor niets gewerkt.

Door PETER CASTEELS, foto’s HATIM KAGHAT

‘Deze regering trekt met een voorhamer een spoor van vernieling door het huis van haar voorgangers.’

‘De vakbonden dachten dat ze mij als een instrument konden gebruiken. Daar hebben ze zich dik in vergist.’

‘Mensen zeggen dat ze graag degelijke bestuurders willen, maar ze stemmen liever op stand-upcomedians. Dat is geen talent van mij.’

‘John Crombez is niet altijd helder voor iedereen. Ik moet soms ook moeite doen om hem te volgen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content