‘Mensen beseffen niet hoe filosofisch ze zijn’

© Hatim Kaghat

Hun liefde voor Spinoza en Montaigne bepaalt hun dagelijkse leven. ‘Soms vragen we ons af wat die filosofen in onze plaats zouden doen. Waarover zouden ze schrijven en waarover zouden ze zwijgen’, zeggen filosofe Tinneke Beeckman en haar partner Alexander Roose.

Acht hoog, in een flat aan de rand van de Antwerpse binnenstad, wonen ze met zijn vieren. Filosofe Tinneke Beeckman, professor Franse literatuur Alexander Roose en hun twee wijsgeren. Zij laat zich graag bijstaan door de Nederlandse vrijdenker Baruch Spinoza (1632-1678), hij wordt geflankeerd door de Franse humanist Michel de Montaigne (1533-1592). Een hele verlichting zit er tussen hun favoriete filosofen in, maar dat laten ze hier niet aan hun hart komen. ‘Als ik schrijf, over welk onderwerp dan ook, heb ik vaak het gevoel dat Spinoza naast me zit’, luidt de eerste zin van Door Spinoza’s lens, Beeckmans boek dat dit jaar een nieuwe uitgave kreeg. Die sensatie kent Roose maar al te goed. Hij bracht dit jaar De vrolijke wijsheid – Zoeken, denken en leven met Michel de Montaigne uit. ‘Als ik iets van Montaigne lees, denk ik vaak dat ik net hetzelfde geschreven zou kunnen hebben’, zegt hij. ‘Komt dat doordat ik ideeën van hem overneem, of zijn we gewoon permanent met elkaar in dialoog? Dat weet ik eigenlijk niet.’

Wijsbegeerte lijkt aan een revival bezig. Maand na maand verschijnen boeken van filosofieprofessoren en filosofen waarin ze al dan niet grootse gedachten herkauwen, heruitvinden of lanceren. Ook in debatten allerhande worden filosofische citaten, van Aristoteles en Plato tot Popper en Arendt, in de strijd gegooid. Zelfs uit het theater zijn filosofen dezer dagen niet meer weg te slaan. Nadat acteur Bruno Vanden Broecke in de huid van Socrates kroop, ging begin dit jaar Montaigne in première: een theatermonoloog die Alexander Roose voor zijn jeugdvriend Koen De Sutter schreef. ‘Dat heb ik gedaan vanuit een soort drang om schoonheid te brengen’, zegt Roose. ‘Dat we Montaigne zo bij een groter publiek konden introduceren, was een belangrijke bonus.’

Moet filosofie tegenwoordig ook een beetje entertainment zijn om een groot publiek te kunnen bereiken?

TINNEKE BEECKMAN: Nee, maar vaak heeft filosofie wel wat vertaling nodig. Zeker omdat veel mensen uit zichzelf de link met het echte leven niet zien. Kijk maar naar de universiteiten, waar studenten de concepten van alle belangrijke filosofen uit het hoofd moeten leren. Zo wordt de theorie helemaal losgekoppeld van het leven. Nochtans maakten grote filosofen zoals Spinoza, Montaigne en Aristoteles dat onderscheid totaal niet. Zij zagen hun concepten net als een middel om over hun leven na te denken.

ALEXANDER ROOSE: Filosofie kan je helpen zoeken naar een zuiverder manier van denken. Als je daarin slaagt, kun je beter in het leven staan.

Zal het niet altijd een intellectuele elite blijven die zich met filosofie inlaat?

BEECKMAN: Dat weet ik nog zo niet. Geregeld ontmoet ik mensen die zelf niet beseffen hoe filosofisch ze zijn. Je hoeft je echt niet actief met filosofie bezig te houden om wijze principes te hebben.

ROOSE: We hebben vaak de neiging om mensen te onderschatten. Overal in de samenleving voel ik een enorme honger naar iets wat hoger, schoner en moeilijker is. Onlangs nog organiseerden we aan de Gentse universiteit nascholing over Great Books, de grote boeken uit de historische Europese letterkunde. We hoopten dat er een paar tientallen geïnteresseerden op zouden afkomen, maar de eerste avond waren er al driehonderd deelnemers. Vaak mensen die zich na hun studie helemaal op hun carrière en gezin hebben gericht maar uiteindelijk toch naar iets diepers zijn gaan verlangen. Daarvoor hoef je trouwens niet gestudeerd te hebben: die honger zie ik ook bij mensen die nooit naar de universiteit zijn geweest.

En zo’n honger stil je beter met toegankelijke boeken als die van jullie dan met de originele werken van grote filosofen?

BEECKMAN: Spinoza’s Ethica is nu eenmaal een moeilijk en abstract boek. Niet alleen omdat het in het Latijn is geschreven, maar ook omdat hij het heeft opgevat als een discussie met de theologen van zijn tijd. Toch is het vandaag nog heel relevant en kun je er op elk moment van je leven iets uithalen.

ROOSE: Grote boeken en filosofen hebben vaak een gids nodig. Cultuurfilosoof George Steiner noemt zichzelf een postbode: hij is degene die de juiste brief in de juiste bus moet steken. Tinneke en ik zijn ook postbodes. We bezorgen onze lezers een brief die ze anders misschien nooit zouden ontvangen. We willen niet zozeer een complexe, erudiete uitleg doorgeven, maar wel de honger en het verlangen naar filosofie. Zoals Gustav Mahler zei: ‘Traditie is het doorgeven van het vuur, niet het aanbidden van de as.’

Vandaag lijken sommigen nochtans louter de traditie door te geven zonder er nieuwe ideeën aan toe te voegen. Zijn dat niet eerder filosofieprofessoren dan filosofen?

ROOSE: De Franse filosoof Gilles Deleuze schreef fantastische boeken over Spinoza en Nietzsche en probeerde de realiteit tegelijkertijd te begrijpen door nieuwe concepten te ontwikkelen. Alle goede filosofen doen dat. Nieuwe ideeën kunnen maar ontstaan als je in dialoog gaat met de denkers die je vooraf zijn gegaan. Tabula rasa maken is geen optie.

BEECKMAN: Een echte filosoof legt ook de link met de praktijk, maar vandaag is dat in de academische filosofie amper het geval. Er zijn professoren die overdag omstandig uitleggen dat de mens volgens Blaise Pascal zijn eigen nietigheid ontvlucht door verstrooiing te zoeken, maar het verband met hun eigen levensstijl niet leggen als ze ’s avonds op de bank gaan zitten om voetbal te kijken. Voor een filosoof is de relatie tussen de theorie en zijn eigen leven nochtans onontbeerlijk. Zelf ben ik echt veranderd door me in Spinoza te verdiepen.

Het lijkt wel alsof Spinoza en Montaigne de hele tijd over jullie schouders meekijken.

ROOSE: Daar is wel iets van. (lacht) Geregeld vraag ik me af wat Montaigne zou doen als hij in mijn schoenen stond. En als ik de krant lees, denk ik vaak: hoe zou hij op die actualiteit reageren?

BEECKMAN: Waarover zou hij schrijven en waarover zou hij zwijgen.

ROOSE: Precies. Zo heeft hij geen letter geschreven over de vreselijke Bartholomeusnacht in 1572 toen duizenden protestanten in Parijs werden vermoord. Vandaag is het ondenkbaar dat filosofen over zo’n tragedie zouden zwijgen. Al was het maar omdat de media hen meteen naar hun opinie zouden vragen.

BEECKMAN: Zeg dat wel. Op 22 maart was het nieuws van de aanslagen nog maar amper doorgedrongen toen iemand van Filosofie Magazine me opbelde voor commentaar. Ik was te geschokt om te antwoorden.

ROOSE: Vaak moet je genoeg afstand nemen om goed te kunnen nadenken. Jammer genoeg zijn we die filosofische attitude een beetje kwijtgeraakt.

Kan het schrijven van een opiniestuk niet net helpen om je gedachten te ordenen?

ROOSE: Schrijven kan inderdaad een denkproces zijn, maar dat wil nog niet zeggen dat je zo’n tekst ook meteen moet publiceren. Montaigne schreef zijn Essais, zoals de naam al zegt, om ideeën uit te proberen. Schrijvend dacht hij over zijn onderwerp na. Pas veel later kregen anderen de neerslag ook te lezen.

BEECKMAN: In het Utopia dat Thomas More heeft bedacht, is een van de regels dat bewoners een dag moeten wachten om een politiek voorstel te doen. Tijdens een vergadering mag je dus niet zomaar een idee op tafel gooien. Daar kunnen we nog iets van leren in tijden dat zo veel mensen ideeën lanceren voor ze erover hebben nagedacht.

ROOSE: Montaigne noemde dat de kwebbel- en tatercultuur. (denkt na) Niet dat iedereen zijn mond moet houden, maar het zou de kwaliteit van de boodschap ten goede komen als er wat langer over werd nagedacht.

Is de keerzijde niet dat mensen dan meer aan zelfcensuur gaan doen?

ROOSE: Soms is zelfcensuur best oké. Montaigne was ook de filosoof van de beheersing: als geen ander besefte hij dat woede geen goede raadgever is en dat de waarheid ons bevattingsvermogen soms te boven gaat.

BEECKMAN: Vrijheid van meningsuiting betekent niet dat het goed is om zomaar alles te zeggen wat in je opkomt. Zeker omdat we geneigd zijn om elkaar te imiteren, zoals Spinoza schreef: mensen zijn ontzettend gevoelig voor de emoties en gevoelens van anderen. Vandaar dat een boze of verontwaardigde tweet meteen veel weerklank krijgt.

ROOSE: Mijn grootmoeder verbood ons vroeger om aan tafel over politiek of religie te praten. Maar vandaag lijkt het wel alsof er in de meeste families en onder vrienden over niets anders meer wordt gesproken. Dat zien we ook op het publieke forum: iedereen discussieert steeds scherper over politiek en religie. Daarbij roepen mensen vaak het eerste wat bij hen opkomt. Zo’n vooruitgang vind ik dat niet.

De luidste roeper heeft het ondertussen wel tot in het Witte Huis geschopt.

BEECKMAN: In mijn ogen is de verkiezing van Donald Trump een nieuwe stap in een evolutie die al langer aan de gang is. Al jaren kijken Amerikanen gretig naar allerlei realityprogramma’s waarin mensen elkaar beledigen, bedriegen en uitschelden. Nu is die cultuur ook in de politiek doorgedrongen. Toen Trump in het begin van de campagne beledigende uitspraken deed over vrouwen en Mexicanen dacht men dat hij zijn eigen doodsvonnis tekende. Maar wat bleek? Veel Amerikanen vonden dat net heldhaftig. Eindelijk iemand die durfde te zeggen wat hij dacht!

ROOSE: Trump is de verpersoonlijking van het idee dat alleen wat spontaan bij je opkomt echt en waar kan zijn. Beleefdheid wordt als een vorm van hypocrisie beschouwd. Nochtans is beleefdheid misschien wel een voorwaarde om een fatsoenlijke samenleving te kunnen hebben.

In tijden van post-truth-politiek is zelfs de waarheid van haar voetstuk gevallen.

BEECKMAN: Ja, tegenwoordig lijkt het wel alsof elk verhaal evenveel waard is. Maar dat is natuurlijk niet zo: er zijn nog altijd juiste en foute verhalen, goede en slechte argumenten. Het is dus cruciaal dat we waarden als waarachtigheid en oprechtheid blijven verdedigen. Anders lijkt degene met de scherpste tong altijd gelijk te krijgen.

ROOSE: Montaigne schrijft dat het hoe dan ook moeilijk is om de absolute waarheid te benaderen. Maar hij is er wel van overtuigd dat we er samen naar moeten blijven streven.

BEECKMAN: Dat wil zeggen dat we ook kritisch naar onze eigen overtuigingen moeten kijken. Zoals Spinoza terecht opmerkt, bedriegen we onszelf vaak en kennen we onze eigen motieven niet. Dat komt doordat we de neiging hebben om te geloven in wat we aangenaam vinden en ons af te sluiten voor wat we liever niet horen. Zelfs wetenschappelijk bewijs kan sommigen niet meer overtuigen. Vorig jaar was er in de Verenigde Staten nog een Republikeinse senator die een sneeuwbal in zijn hand hield om te bewijzen dat de klimaatverandering een grote leugen is. Anderen doen de opwarming van de aarde dan weer af als een hoax van China. Zo hoef je natuurlijk nooit van mening te veranderen.

ROOSE: Dat is geen nieuw fenomeen. In de tijd van Montaigne verkondigde de filosoof Jean Bodin dat je een heks aan haar merkteken kon herkennen. Behalve uitzonderlijk kwaadaardige heksen, want die konden hun teken verbergen. Op die manier had de aanklager dus altijd gelijk.

Er is nog een relatieve zekerheid die op de schop dreigt te gaan: de democratie.

BEECKMAN: We vergeten te gemakkelijk hoe ontzettend belangrijk de principes van onze democratie zijn. Sommigen kennen ze niet eens meer. Principes zoals gelijkheid tussen alle groepen in de samenleving, vrijheid van meningsuiting en de scheiding der machten vinden wij vanzelfsprekend, maar dat zijn ze eigenlijk niet. Nochtans zijn ze onmisbaar om de vrijheid en welvaart die we gewoon zijn te kunnen behouden. Kijk maar naar Turkije: daar zie je vandaag wat er gebeurt als er aan die fundamenten wordt getornd en de politiek weer in het teken van het zogenaamd ware geloof komt te staan. Dan wordt een politieke tegenstander meteen een vijand en kun je al worden opgepakt als je ervan wordt verdacht sympathie voor die vijand te hebben.

ROOSE: Daar zouden we veel meer bij moeten stilstaan. Montaigne, die een voorstander was van de republiek, bouwde zijn politieke denkbeelden vooral op vanuit zijn afkeer voor het geweld en de wreedheid die hij om zich heen zag. Wie wreedheid als het absolute kwaad beschouwt, geeft daarmee meteen aan hoe een fatsoenlijke samenleving er moet uitzien.

BEECKMAN: De discussie over de democratie wordt vandaag te eng gevoerd. Het gaat de hele tijd louter over partijpolitiek en verkiezingen. Terwijl de verantwoordelijkheid van elke burger minstens even belangrijk is. Spinoza benadrukte het belang van engagement: als je deel uitmaakt van een samenleving volstaat het niet om de ander schouderophalend te verdragen. Nee, je moet ook actief naar een gedeeld burgerschap streven.

ROOSE: Zoals Montaigne zich inzette als rechter en burgemeester, ook op momenten dat hij daar misschien niet al te veel zin in had. Hij vond het zijn plicht om zijn rol te spelen in de samenleving. Zowel op persoonlijk als op politiek en professioneel vlak. Als ik mijn petje van burgemeester op heb, dan ben ik burgemeester en moet ik me ook zo gedragen. Maar als ik mijn pet afzet, leg ik die rol weer naast me neer. Dat is de innerlijke vrijheid die elke burger heeft.

Montaigne neemt het weer van u over?

ROOSE: Soms is het een beetje akelig hoeveel ik op hem lijk. (lacht) Net als hij geloof ik dat iedereen een rol te spelen heeft in de samenleving. Als docent is het mijn opdracht om concepten door te geven aan mijn studenten. Zelfs als ik soms twijfel aan het nut daarvan. Zodra ik voor een auditorium sta, zet ik mijn aarzeling opzij en doe ik wat ik moet doen.

BEECKMAN: Het besef dat je alleen maar een rol speelt, is heel belangrijk. Je bent je functie niet en dus moet je gaan uitzoeken wie je dan wel bent. Wie zich met zijn rol identificeert, heeft de neiging om zich aan de macht vast te klampen en haalt allerlei trucs uit om zijn functie te kunnen houden.

ROOSE: ‘De kerkhoven liggen vol met onvervangbare mensen’, zou Charles de Gaulle hebben gezegd. Je moet dus tegelijkertijd het belang en de relativiteit van je rol aanvaarden.

BEECKMAN: Al is dat natuurlijk een wankel evenwicht. Ook bij Spinoza vind je dat terug: aan de ene kant benadrukt hij de nietigheid en eindigheid van de mens, aan de andere kant vraagt hij een enorm engagement van ons en wil hij dat we proberen om toch iets van ons leven te maken. Hij is dus heel realistisch, maar verlangt ook naar meer en beter. Dat is wat mij zo in hem aantrekt, en waarom ik altijd weer vrolijk word als ik zijn werk lees.

U wordt er vrolijk van dat hij keer op keer herhaalt dat we allemaal doodgaan?

ROOSE: De hele klassieke filosofie is erop gericht om ons met die eindigheid te leren omgaan.

BEECKMAN: Eens je onder ogen ziet dat je op een dag zult sterven, verlies je geen tijd meer met dingen die er eigenlijk niet toe doen en maak je je minder druk om situaties waar je niets aan kunt veranderen.

Filosoferen is leren sterven, zoals Cicero zei?

ROOSE: Zeker. Een van de mooiste zinnen uit Montaignes Essais is: ‘Ik hoop dat de dood mij aantreft terwijl ik kolen plant in mijn onaffe tuin.’ Als je op het moment van je dood nog kolen aan het planten bent, wil dat zeggen dat je eindigheid je niet heeft verlamd. Dat je tuin niet af is en dat ook nooit zal zijn, is helemaal niet erg. Dat moet je leren aanvaarden.

Volgens Montaigne word je een beter mens in de besloten kring van de vriendschap, en kunnen vrienden elkaar naar een hoger niveau tillen. Geldt dat ook voor jullie relatie?

ROOSE: Van een gesprek als dit word ik in elk geval beter. Het tilt me inderdaad op een hoger niveau.

BEECKMAN: Er is een soort creatieve dynamiek tussen ons. Door met Alexander te praten, begin ik dingen die ik vanzelfsprekend vind soms anders te bekijken of te herformuleren.

ROOSE: Zo kun je ook de blinde vlekken in je denken ontdekken, want die hebben wij natuurlijk ook. Net als Spinoza en Montaigne.

Alexander Roose, De vrolijke wijsheid – Zoeken, denken en leven met Michel de Montaigne, Polis, 239 blz., ?19,95.

Tinneke Beeckman, Door Spinoza’s Lens, Polis, 238 blz., ?19,95.

Tekst Ann Peuteman, foto’s Hatim Kaghat

‘Veel professoren leggen de link niet tussen de filosofie en hun eigen leven.’

Tinneke Beeckman

‘Tegenwoordig lijkt het alsof elk verhaal evenveel waard is. Dat is niet zo: er zijn nog altijd goede en slechte argumenten.’

Tinneke Beeckman

‘Iedereen discussieert steeds scherper over politiek en religie. Zo’n vooruitgang vind ik dat niet.’

Alexander Roose

‘Soms is zelfcensuur best oké. Montaigne besefte dat woede geen goede raadgever is.’

Alexander Roose

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content