Mensen als godenmaal: het beruchte ‘schedelrek’ van de Azteken is blootgelegd

In het hart van Mexico-Stad is een hallucinante ontdekking gedaan: honderden schedels getuigen er van de ongeziene schaal waarop de Azteken mensen offerden.

‘De priester sneed snel in de romp van de gevangene en verwijderde zijn hart, dat nog klopte. Dat offer zou de goden voeden en het voortbestaan van de wereld verzekeren.’

Zo wordt in het vakblad Science een van de duizenden offers beschreven die tussen de 14e en de 16e eeuw plaatsvonden in Tenochtitlan, de mythische hoofdstad van het Azteekse rijk. Maar met de dood van de betrokkene was diens rol in het offerritueel nog niet uitgespeeld. In een volgende stap werd zijn lichaam onthoofd, werden de huid en de spieren van het gezicht weggesneden, werd de schedel van een gat in beide zijden voorzien en over een dikke houten staak geschoven – als de zoveelste in een lange rij. De schedels waren bestemd voor de tzompantli: een enorm rek gebouwd voor de Templo Mayor, de belangrijkste tempelpiramide van Tenochtitlan.

Viel een schedel na lange tijd uiteen, onder invloed van de elementen, dan werden de stukken onder meer vermengd met mortel en toegevoegd aan twee torens van schedels die de tzompantli flankeerden.

Tenochtitlan, zijn tzompantli en zijn schedeltorens raakten in onze contreien bekend via de dramatische beschrijvingen van Spaanse veroveraars, die schatten dat het rek alleen al meer dan honderdduizend schedels telde. Omdat hun geschriften eeuwenlang niet door archeologische vondsten ondersteund werden, raakten almaar meer wetenschappers ervan overtuigd dat ze overdreven hadden. Hadden ze de Azteken als moordende barbaren afgeschilderd om hun eigen vernielingen goed te praten? De Spanjaarden bereikten Tenochtitlan in 1519 en waren er allesbehalve vriendelijk mee: twee jaar later maakten ze de stad met de grond gelijk, op haar ruïnes bouwden ze wat Mexico-Stad zou worden. De schedelcollectie verdween in de mist van de geschiedenis.

Basketbalveld

Tot in 2015, toen bij graafwerken voor een infrastructuurproject in Mexico-Stad de restanten van de tzompantli en een van de schedeltorens werden blootgelegd. Hun omvang suggereert dat ze ooit duizenden schedels torsten, en dat de Azteken op een ongeziene schaal mensenoffers brachten. De tzompantli zou, zo wordt geschat, 35 meter lang geweest zijn, 12 tot 14 meter breed – iets groter dan een basketbalveld – en wellicht 4 à 5 meter hoog.

De opgegraven schedelfragmenten blijken vooral van jonge mannen afkomstig te zijn – krijgers, zo veronderstellen de onderzoekers. Er zitten ook schedels van vrouwen (20 procent) en kinderen (5 procent) tussen, mogelijk waren zij slaven. De slachtoffers stamden uit een groot deel van Midden-Amerika, maar voor hun dood zouden ze dikwijls lange tijd in Tenochtitlan gewoond hebben, mogelijk zelfs in de familie van de mannen die hen gevangen namen.

De archeologen hopen dat de schedels het antwoord zullen geven op de vraag welke rol mensenoffers speelden in de Azteekse religie en cultuur, en of ze ook, zoals wordt vermoed, meespeelden in de bouw van het rijk. Opvallend aan hun verslag is dat ze de verdediging van de Azteken op zich nemen. Niet in de eerste plaats door te benadrukken hoe geweldig efficiënt zij waren in het doden en ritueel onthoofden van hun slachtoffers, maar door er begrip voor op te brengen. ‘In alle premoderne samenlevingen werden er offers gebracht,’ stelt de Amerikaanse bioarcheoloog John Verano, ‘en in de meeste, zo niet alle, is het waardevolste offer nu eenmaal het leven van een mens.’ De Azteken geloofden echt dat ze daarmee de goden voedden, klinkt het. Anders zou de zon niet meer opgaan en zou de wereld teloorgaan.

Aan de slachtoffers werd een eervol bestaan in het hiernamaals beloofd. Het lijkt sterk op hoe moslimterroristen vandaag een glorieus hiernamaals wordt voorgespiegeld als ze zichzelf opblazen om ongelovigen de dood in te jagen.

Mensen als godenmaal: het beruchte 'schedelrek' van de Azteken is blootgelegd

Peru: 1000 jaar oude mummie

Archeoloog Peter Eeckhout van de Université libre de Bruxelles heeft in de lente een ontdekking gedaan die op grote vreugde onthaald werd. In Peru, op de opgravingssite van Pachacamac, vonden hij en zijn collega’s een duizend jaar oude mummie, nog goed ingepakt in het materiaal dat als zijn kist diende. Zo’n vondst is zeldzaam: veel van wat in de oudste begrafeniskamers lag, werd in de 16e eeuw al door Spaanse veroveraars geplunderd. De mummie wordt nu gedetailleerd onderzocht, in de hoop dat hij meer inzichten oplevert in de rituelen en het leven van de precolumbiaanse indianen.

De Pachacamac-site, die duizend jaar geleden al een pelgrimsoord moet zijn geweest, bevindt zich zo’n 20 kilometer ten zuiden van hoofdstad Lima, op een oud wegennetwerk van de Inca’s, het volk dat in de 15e eeuw een hoge beschaving ontwikkelde in Peru. Pachacamac (‘Aardemaker’) was de naam van hun scheppende god. Ze hadden hem overgenomen van een lokale indianenstam.

‘Goden en godsdienst speelden een grote rol in het leven van precolumbiaanse samenlevingen’, stelt Peter Eeckhout in een bericht. ‘De Inca’s begrepen dat en hielden er rekening mee. De site, waarvan de oorspronkelijke structuren door indianen gebouwd waren en waaraan de Inca’s aldoor tempels en kapellen toevoegden, is een treffend voorbeeld van hoe ze een gemeenschappelijke identiteit creëerden onder de vele volkeren die deel van hun rijk uitmaakten.’ Die aanpak was een stevige pijler onder hun succes, en iets waar wij in onze moderne maatschappij misschien wel behoefte aan hebben.

Mensen als godenmaal: het beruchte 'schedelrek' van de Azteken is blootgelegd

Mechelen: 3600 graven

Antropologe Katrien Van de Vijver van de KU Leuven en haar collega’s beschrijven in The Journal of Archaeological Science: Reports hun onderzoek naar 350 skeletten die gevonden werden op een begraafplaats naast de Sint-Romboutskathedraal in hartje Mechelen. De site kon tussen 2009 en 2011 bestudeerd worden, voor er een ondergrondse parking kwam.

Het werk leverde de grootste collectie menselijke resten op die ooit in ons land verzameld werd: overblijfselen van meer dan 4000 individuen in meer dan 3600 graven uit de 10e tot de 18e eeuw. De begraafplaats was meer dan achthonderd jaar ononderbroken in gebruik, tot er in 1785 een park van gemaakt werd.

Vooral de skeletten leverden al informatie op over wie er op het kerkhof lag en over de sociale verhoudingen in de stad. Opvallend was dat er in de 15e en 16e eeuw vooral jonge mannen (van 12 tot 28 jaar) begraven werden, vaak in groep en zonder kist. Dat wijst op een lagere sociale status. De beenderen vertonen veel sporen van groeistoornissen, ziekte en stress. Het zou om een subgroep van bedienden, leerjongens en immigranten gaan. Ze hadden, door hun zwakke sociale achtergrond, meer kans om op jonge leeftijd ziek te worden en te sterven.

Waarom er zo goed als geen vrouwen gevonden werden, is niet duidelijk. Mogelijk werden zij apart begraven, in een (nog) niet blootgelegd deel van het kerkhof.

Partner Content