In een parlement met 175 partijen uit 27 landen die 23 talen spreken kan alleen een Babylonische spraakverwarring heersen, zou je denken. Niets is minder waar, zegt professor Hendrik Vos. Het Europees Parlement is de voorbije jaren niet alleen groter geworden, maar ook machtiger én efficiënter. Alleen moet het dringend zijn zichtbaarheid voor de Europese burger verhogen.

Grote verschuivingen verwacht hij niet na 7 juni. ‘Als de peilingen kloppen, zal er aan de machtsverhoudingen in het Europees Parlement niet veel veranderen’, zegt professor politieke wetenschappen Hendrik Vos van de Universiteit Gent. ‘De Europese Volkspartij (EVP-ED) blijft wellicht de grootste fractie. De sociaaldemocraten (PSE), die niet volop van de crisis kunnen profiteren, zullen de tweede fractie vormen. Alleen de eurosceptici zullen zich dit keer sterker kunnen organiseren, omdat ze nu de steun krijgen van de Britse Conservatieven die in maart bij de EVP-ED zijn opgestapt.’

Kunnen de eurosceptici meer gaan wegen op het parlement?

HENDRIK VOS: Ze zullen een versnelling hoger kunnen schakelen en dankzij de Britse Conservatieven aan belang winnen. Ook met Derk Jan Eppink (Lijst Dedecker) treden ze nu al sterk naar voren. En dat is normaal: de Europese publieke opinie staat ook sceptisch tegenover Europa. Zoals het een democratie betaamt, moeten de eurosceptici een stem hebben in het parlement.

Zitten alle eurosceptici op dezelfde golflengte?

VOS: Wat hen bindt, is hun afkeer van de tonnen Europese regelgeving. Maar er is meer wat hen verdeelt. Zo benadrukt Eppink dat Europa zich moet bezighouden met zijn kerntaken. Maar wat de kerntaken zijn voor Eppink, zijn niet noodzakelijk de kerntaken voor de Britse Conservatieven. Ik ben benieuwd hoe dat straks in de praktijk werkt. Misschien slagen de eurosceptici er wel in om een coherent alternatief voor te stellen. Maar ik betreur dat ze zich beperken tot de vraag of er behoefte is aan meer of aan minder Europa, terwijl de vraag naar een inhoudelijk debat erg groot is. Thema’s zoals de liberalisering van de post en het spoor, waarover tussen liberalen en socialisten grote meningsverschillen bestaan, daarover gaan de échte keuzes die het parlement maakt.

Het debat van de eurosceptici staat mijlenver af van de dromen over een federaal Europa, die iemand zoals Guy Verhofstadt (Open VLD) koestert.

VOS: De Belgen moeten ophouden met dromen, zeggen velen die vinden dat een federaal Europa onzin is. Maar als je ziet waar Europa vandaag staat, geldt eerder het tegendeel. De lidstaten hebben hun nationale munten ingeruild voor de euro. Behalve op domeinen zoals de internationale politiek, defensie en fiscaliteit, bestaat er al ontzettend veel Europa.

Hoe komt het dan dat de publieke opinie daar niet warm voor loopt?

VOS: De publieke opinie loopt ontzettend achter. De Europese Akte van de tweede helft van de jaren tachtig, de belangrijkste verdragswijziging ooit, gaf Europa plotseling veel meer bevoegdheden. Het duurde even vooraleer de regelgevende machine goed op gang kwam, maar van het begin van de jaren negentig af is Europa zich met van alles en nog wat gaan bezighouden. Het parlement kreeg met kleine stapjes heel veel macht. Maar slechts weinigen hebben dat opgemerkt.

Zal de betrokkenheid van de bevolking niet beperkt blijven zolang er bij de verkiezingen geen Europese lijsten zijn over de grenzen heen?

VOS: Er is op dat vlak een enorme kans gemist. Elke fractie had een kandidaat-Commissievoorzitter – een tegenkandidaat voor José Manuel Barroso dus – kunnen voordragen. De Commissievoorzitter komt altijd uit de grootste fractie, en dat is ongetwijfeld de EVP-ED. Maar de kiezer had van deze gelegenheid gebruik kunnen maken om aan te geven met wie hij verder wil. Zo gebeurt dat in België bij federale en nu ook bij de Vlaamse verkiezingen. Wie op Vlaams niveau kiest voor CD&V, steunt Kris Peeters als minister-president. Als je Open VLD kiest, ga je veeleer voor Dirk Van Mechelen. Helaas zijn de Europese partijen en fracties er niet in geslaagd om het debat op die manier aan te zwengelen, hoewel dat heel goed had gekund. Zo hadden de sociaaldemocraten de Deen Poul Nyrup Rasmussen, een notoire debater, als hun kandidaat naar voren kunnen schuiven, als tegenkandidaat voor Barroso.

Hoe had zo’n campagne eruit kunnen zien?

VOS: Ik zie, bijvoorbeeld, een televisiedebat, op de buis in alle 27 lidstaten, met de kandidaten van de grootste vier fracties. Rasmussen, Barroso, Daniel Cohn-Bendit van de Groenen en de liberaal Guy Verhofstadt hadden samen rond de tafel kunnen zitten, eventueel ook met de eurosceptici. Elk van hen had kunnen aangeven welke richting Europa volgens hen moet uitgaan. In een nabespreking zouden dan de nationale kandidaten op de respectieve zenders kunnen uitleggen waarom zij hun kandidaat verdedigen. Dat had het Europese debat een enorme stimulans kunnen geven.

Veel mensen geloven dat die ene kandidaat, die ze op 7 juni steunen, nooit het verschil zal kunnen maken.

VOS: Ze vergissen zich. Hoe komt een Europese richtlijn tot stand? Elk wetsvoorstel dat van de Europese Commissie komt, wordt naar het Europees Parlement gestuurd, waar het aan een parlementaire commissie wordt uitbesteed. Die bestaat uit een paar tientallen mensen, evenredig verdeeld over de fracties en doorgaans met vertegenwoordigers uit alle lidstaten. In die commissie wordt een rapporteur aangewezen, die de amendementen schrijft en het eerste aanspreekpunt vormt voor de lobbyorganisaties en de andere instellingen. Hij is de baas van het dossier in het parlement, en hij bekijkt hoe hij het wetsvoorstel van de Commissie zal kunnen bijspijkeren. Hij heeft veel macht, hij zet de toon van het debat.

Het is zijn taak om een meerderheid te vinden voor een voorstel?

VOS: Daar komt het inderdaad op neer. Hij kan uiteraard nooit radicaal ingaan tegen de standpunten van de meerderheidsfracties, maar hij kan ze wel in een bepaalde richting sturen. Voor een gewoon parlementslid is het rapporteurschap van een belangrijk dossier de hoogste trap die hij kan bereiken. Dat betekent dat zijn collega’s vertrouwen in hem stellen, en dat hij erkend wordt als een specialist in zijn domein. Hij is meteen ook het aanspreekpunt dat door zijn kennis, mogelijk zijn hele fractie en misschien wel het hele parlement in beweging kan krijgen. Het is dus zeker niet zo dat een parlementslid anoniem verdwijnt in de massa.

Weegt een lid van het Europees Parlement zwaarder dan een lid van een nationaal parlement?

VOS: Absoluut. Een nationaal of een Vlaams parlementslid speelt eventjes een rol bij de start, maar legt zichzelf daarna aan de ketting. Zodra de Vlaamse regering is gevormd, ligt zo goed als alles vast voor de volgende vijf jaar. De parlementsleden van de meerderheid stemmen en zwijgen, zoals dat van hen wordt verwacht. De oppositieleden gaan in tegen de beslissingen van de regering, maar ze zullen hun slag nooit thuishalen. Als er een functieomschrijving zou bestaan van de leden van het nationale parlement, zou dat zijn: wetten maken. Maar dat doen ze eigenlijk niet. Hun Europese collega’s doen dat wel. Ze kunnen dat ook doen, zelfs als individu, precies omdat de logica van meerderheid en oppositie in het Europees Parlement niet speelt.

Hoe verhoudt het Europees Parlement zich tot de Raad van Ministers?

VOS: De Raad van Ministers buigt zich over de amendementen voorgesteld door het parlement. Gaat de Raad akkoord, dan wordt de zaak afgerond na een eerste lezing. Zo niet, dan volgt er een tweede en eventueel een derde lezing. Het doel is om te komen tot een compromis. Opvallend voor deze zittingsperiode is dat het aantal dossiers, dat na een eerste lezing is goedgekeurd, spectaculair is gestegen. Terwijl dat in de vorige zittingsperiode amper 26 procent was, is dat aantal nu gestegen tot 63 procent. Bijna twee derde van de dossiers wordt met andere woorden in eerste lezing afgerond.

Hoe komt dat?

VOS: Het Europees Parlement telt vandaag 175 partijen uit 27 verschillende lidstaten die 23 verschillende talen spreken. Iedereen dacht dat dit de werking zou vertragen. Maar in de praktijk zien we net het omgekeerde gebeuren. Er wordt vaker informeel overlegd en het parlement wordt ook ernstiger genomen. De Raad van Ministers beseft ook wel dat hij op een bepaald moment met het parlement moet overeenkomen.

Is de invloed van het Europees Parlement binnen de Europese instellingen toegenomen?

VOS: Zonder enige twijfel. Precies omdat men weet dat de Raad gedoemd is om uiteindelijk met het Parlement rekening te houden. Bovendien is de fractiediscipline in het Europees Parlement ook behoorlijk sterk, sterker bijvoorbeeld dan in het Amerikaanse Congres. Individue-le parlementsleden volgen hun fractie in 80 procent van de gevallen. Dat is behoorlijk veel, al is het nog niet zo veel als in de nationale parlementen. Maar de fracties nemen aan belang toe, omdat het Europees Parlement sneller is gaan werken en meer dossiers op een efficiënte manier wil afhandelen.

Gaat dat niet ten koste van het debat?

VOS: Het gevaar bestaat dat de fractieleiders na verloop van tijd alles in de wandelgangen willen regelen. De gewone parlementsleden fungeren dan louter als stemmachine. Het voordeel is dat de procedure wordt versneld. Terwijl het in de vorige zittingsperiode nog ongeveer twee jaar duurde om een dossier af te ronden, gaat dat nu in maximaal anderhalf jaar. Sommige dossiers worden zelfs in acht tot negen maanden afgerond. Dat is geweldig, maar de prijs die daarvoor wordt betaald, is dat het debat verzwakt.

U zegt dat het Europees Parlement veel macht heeft, maar niet op alle gebieden?

VOS: Toch is medebeslissing voor het parlement een standaardprocedure geworden. Het spreekt ook zijn woordje mee in controversiële dossiers, zoals de liberalisering van de post, de spoorwegen en de energiemarkten. Als het Verdrag van Lissabon in werking treedt, krijgt het parlement ook voor de landbouwpolitiek medebeslissingsrecht.

Beslist het parlement ook over de begroting van de Europese Unie?

VOS: Tijdens de vorige zittingsperiode liet het parlement een steek vallen als het ging over de meerjarenbegroting. Het had de mogelijkheid om het begrotingsvoorstel te blokkeren. De Commissie had voor de periode 2007-2013 aanvankelijk een ruim budget voorgesteld, maar dat stuitte op verzet van de lidstaten. De grote fracties in het parlement, de EVP-DE en de PSE, schreeuwden van de daken dat een te krappe begroting voor hen niet bespreekbaar was. Maar de onderhandelingen over de begroting liepen spaak. De Luxemburgse premier Jean-Claude Juncker, die in de eerste helft van 2005 het Europese voorzitterschap waarnam, sprak van een ‘diepe crisis’. Er volgde pas een akkoord onder het Britse voorzitterschap, en toen trok het parlement zijn staart in. Om de begroting vast te leggen, is er nochtans een interinstitutioneel akkoord nodig. De drie instellingen – de Commissie, de Raad en het Parlement – moeten het ermee eens zijn. Het parlement maakte geen gebruik van de macht die het heeft. Dat was voor mij de grootste ontgoocheling van de voorbije zittingsperio-de.

Is het geen nadeel dat de begrotingstermijn niet samenvalt met een zittingsperiode?

VOS: Er wordt over nagedacht om de meerjarenbegroting in de toekomst met de politieke zittingsperiode te laten samenvallen. Om dus te werken met een termijn van vijf in plaats van zeven jaar. Vroeger werkte het parlement met jaarlijkse begrotingen, maar die formule werd in de jaren tachtig onhoudbaar door de houding van de Britse premier Margaret Thatcher. Commissievoorzitter Jacques Delors stelde dan voor om voortaan te werken met een begroting voor een aantal jaar, waarbij werd vastgelegd welke de inkomsten waren en welke de uitgaven. Het was een gentlemen’s agreement, maar dan één op een heel hoog niveau. In de verdragen is daar niets over vastgelegd. Het is een informele procedure die in de praktijk is gegroeid. Als ze door de drie instellingen is goedgekeurd, mag er niet meer aan worden getornd.

Hoe is de relatie van het parlement met de Europese Centrale Bank?

VOS: De ECB staat op haar onafhankelijkheid, net als de Europese investeringsbank. Die is trouwens vastgelegd bij de oprichting van de ECB, naar het model van de Duitse Bundesbank. Er is gekozen voor een instelling met een grote autonomie die als opdracht kreeg om de inflatie te bestrijden. De ECB wil geen politieke inmenging, wat niet betekent dat ze haar rol niet goed zou spelen. Ze heeft een veel lagere rente doorgevoerd. Ze heeft gedaan wat ze kon. De Fransen zijn daar niet tevreden mee. Ze willen een soort van economische regering voor de eurozone, die ook een werk- en investeringspolitiek zou voeren. Ook Guy Verhofstadt pleit ervoor dat de eurozone zich politiek meer zou verenigen.

Wat wil Verhofstadt met zijn campagne eigenlijk bereiken?

VOS: Ik vermoed dat hij fractieleider wil worden van de Alliantie van Liberalen en Democraten (ALDE). Maar de Europese liberalen zijn zeer verdeeld. Zo wil de Nederlandse VVD het Europese budget halveren, terwijl Verhofstadt pleit voor op zijn minst een vertienvoudiging. Hoe dat moet gaan op dezelfde banken, is niet helemaal duidelijk. Als kleinere fractie hebben de liberalen wel behoefte aan een sterke leider. De fractieleider speelt in het Europees Parlement steeds meer een centrale rol. En hij zal nog aan belang winnen. Hoe dan ook zal het parlement naar een conflictmodel moeten groeien, zoals dat vandaag in Vlaanderen het geval is. Het heeft behoefte aan wat meer tumult.

Tumult?

VOS: Als het meer legitimiteit wil, heeft het geen andere keus. Voor de bevolking speelt zichtbaarheid een grote rol. Er is een grote behoefte aan sterke debaters die met elkaar in discussie gaan. Ook op televisie. Dat moet daarom niet zover doorschieten als in de federale politiek. Het moet alleen duidelijk worden dat een liberaal geen socialist is. En om dat aan te tonen, heb je sterke fractieleiders nodig. Het Europees Parlement kan zich de onzichtbaarheid van de afgelopen jaren niet meer veroorloven.

DOOR INGRID VAN DAELE EN HUBERT VAN HUMBEECK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content