Oud-ambassadeur Patrick Nothomb: ‘Mao is compleet gaga, zei Mobutu’

PROPAGANDA- POSTER 'Mao was na het fiasco van de Grote Sprong Voorwaarts zijn greep op de partij kwijtgeraakt, en daarom heeft hij de massa's gemobiliseerd.' © iStock

Terwijl Jean-Paul Sartre nog volop de lof zong van de Grote Roerganger Mao Zedong, zag de jonge diplomaat Patrick Nothomb in Peking met eigen ogen welke catastrofes de Culturele Revolutie had aangericht. ‘De paranoia was totaal. De mensen staken de straat over om niet met ons te worden gezien.’ Een terugblik door een oud-ambassadeur met een roestvrij geheugen.

Afspraak in Habay-la-Neuve, in het zuidoosten van de provincie Luxemburg. Geen cadeau op een dag met veel regen en spoorstakingen. ‘Waarom kunnen ze hier niet staken zoals in Japan’, vraagt oud-diplomaat Patrick Nothomb (80) zich bij mijn aankomst af. ‘Daar knopen ze een doek rond hun voorhoofd met daarop de boodschap: ‘Ik staak’. Zo gaan ze naar hun werk, even stipt als altijd. Geloof het of niet, maar dat heeft effect. De schande voor de werkgever is zo groot dat hij binnen de kortste keren overstag gaat en tegemoet- komt aan de vakbondseisen.’

Baron Patrick Nothomb, nazaat van België-stichter Jean-Baptiste en neef van oud-minister Charles-Ferdinand, heeft het niet van horen zeggen. Van zijn 42 jaar in diplomatieke dienst heeft hij een derde in Japan doorgebracht. Van 1988 tot 1998 was hij er ambassadeur, een periode waarin hij niet alleen zijn kennis van het Japans perfectioneerde, maar ook een reputatie verwierf als vertolker van traditionele No-liederen. Zijn dochter Amélie, intussen de beroemdste telg uit het geslacht Nothomb, heeft uit die Japanse periode enkele autobiografische romans gepuurd. Haar laatste boek speelt zich echter af in de Ardennen, waar ze een moord laat plegen in een adellijk kasteel. Nee, verduidelijkt een trotse vader, het gaat niet om het familiekasteel aan de overkant van de straat. ‘Maar de protagonist is wel geïnspireerd op mijn eigen grootvader. Net als graaf de Neuville leefde die boven zijn stand en gaf hij één keer per jaar een grandioos feest. Op die manier zijn we trouwens ons kasteel kwijtgespeeld.’

Mijn cultuurminnende hart bloedde. China, met zijn vijfduizend jaar oude beschaving, was in een woestijn herschapen.

Niet dat de gepensioneerde topdiplomaat om grandeur maalt. Hij heeft een pied-à-terre in Brussel, maar meestal woont hij met zijn vrouw in dit uitgeleefde, sjofel bemeubelde rijtjeshuis. Met uitzicht op het verloren familiekasteel aan de overkant van de straat, al wordt dat belemmerd door torenhoge boekenstapels op de vensterbank.

Japan is Nothombs tweede vaderland, maar niet het toneel waar hij een afspraak met de geschiedenis had. Een eerste keer gebeurde dat in 1964 in het Congolese Stanleystad, het huidige Kisangani. Samen met honderden Belgen en andere buitenlanders werd de piepjonge consul-generaal er vier maanden lang gegijzeld door Simbarebellen. De beproeving eindigde na een spectaculaire actie van Belgische para’s, die ondanks de dertig Belgische doden als een succes werd beschouwd. Dat de bekendste Simbaleider, Pierre Mulele, een in China opgeleide guerrillero en Mao-adept was, mag ironisch heten. Nothombs tweede rendez-vous met de geschiedenis vond acht jaar later plaats in Peking, waar hij als eerste Belgische diplomaat de naschokken registreerde van de Grote Proletarische Culturele Revolutie die Mao er in 1966, op 73-jarige leeftijd, had ontketend.

Nothomb: ‘Ik was al vier jaar consul-generaal in Osaka toen ik in september 1971 van Brussel een onverwachte vraag kreeg: wilt u als zaakgelastigde naar Peking om er een Belgische ambassade te openen? Ik heb geen seconde geaarzeld. Peking was op dat moment de hotste bestemming in de hele diplomatie. Goed dus voor mijn carrière, bovendien was ik erg nieuwsgierig. China was sinds de communistische machtsovername in 1949 een blinde vlek voor westerse diplomaten. Net zoals de Amerikanen en de meeste Europese landen had België de Volksrepubliek niet erkend, voor ons was China het Taiwan van Chiang Kai Shek. Alleen Zwitserland en de Scandinavische landen hadden een ambassadeur in Peking.’

Vanwaar die koerswijziging, in volle Culturele Revolutie?

PATRICK NOTHOMB: In september 1971 was het ergste al achter de rug. Lin Biao, de tweede man na Mao en hardliner van de Culturele Revolutie, was net van het toneel verdwenen. Neergestort boven Mongolië toen hij met een vliegtuig naar de Sovjet-Unie wilde vluchten nadat zijn coup tegen Mao was mislukt. Dat is tenminste de officiële versie. Volgens hardnekkige geruchten in Peking werd hij door tegenstanders uit het kamp van de ‘gematigde’ premier Zhou Enlai geëxecuteerd. Dat lijkt me aannemelijk, want de Russen hebben nooit willen bevestigen dat Lin Biao aan boord was van het wrak dat ze wel degelijk hebben geborgen. Het zou nochtans fantastische propaganda zijn geweest: de nummer twee van maoïstisch China die naar Moskou vlucht. De Sovjet-Unie, moet je weten, was toen de aartsvijand van China. In de ogen van Mao waren Jozef Stalins opvolgers Nikita Chroestsjov en Leonid Breznjev revisionisten, zowat het ergste verwijt uit de rode canon. Van de weeromstuit had Mao toenadering tot Amerika gezocht. 1971 was immers ook het jaar van de pingpong-diplomatie, het historische staatsbezoek van president Richard Nixon hing al in de lucht.

Toen er met de dood van Lin Biao de facto een einde kwam aan de Culturele Revolutie, was het hek pas goed van de dam. Alle landen uit het westerse kamp stonden te dringen om de Volksrepubliek te erkennen en een ambassade te openen, de Chinezen konden niet volgen met het bouwen van residenties. Het was een echte race, want ambassades werden volgens het first come first served-principe toegewezen. Ik ben op 11 april 1972 in Peking gearriveerd, als eerste van een peloton van zes, op de hielen gezeten door de Libanezen en de Turken. De Rwandezen, laatsten in ons groepje, hebben een jaar langer in het afgrijselijke Peking Hotel moeten wachten op hun residentie.

U trof een land aan dat vijf jaar lang op stelten had gestaan. Viel dat eraan te merken?

NOTHOMB: De grootste excessen waren voorbij. De scholen en universiteiten waren opnieuw geopend, de Rode Gardisten (Mao’s militaire jeugdorganisatie die terreur zaaide tijdens de Culturele Revolutie, nvdr.) waren naar het platteland gestuurd, er trokken geen kolkende volksmassa’s meer door de straten van Peking, alleen voor de Russische ambassade werd nog dagelijks betoogd. De impact van de beeldenstorm viel moeilijk in te schatten. Tempels en musea bleven de hele tijd gesloten, sporen van vandalisme werden met doeken afgedekt. Mijn hart van cultuurminnaar bloedde. China, met zijn vijfduizend jaar oude beschaving, was in een woestijn herschapen. Peking zag er grauw en lelijk uit, net zoals de mensen. Vrouwen droegen geen make-up, iedereen liep met hetzelfde kapsel en in hetzelfde vaalblauwe Mao-uniform. Erger nog was de paranoia. Het was voor diplomaten totaal ondenkbaar om contact met gewone Chinezen te leggen. De nieuwe ambassades lagen gegroepeerd in twee wijken die voor Chinezen verboden terrein waren. Personeel zoals tolken en chauffeurs werd ons toegewezen, ze moesten ons niet alleen bijstaan maar ons en elkaar ook bespioneren. Maar zelfs zonder die controle zou het nooit gelukt zijn een Chinees aan te spreken. Als je buiten de diplomatenwijk wandelde, staken ze de straat over om je te vermijden. Niet uit xenofobie, maar uit angst. Zie je, voor 1966 was er meer openheid en onderhielden heel wat Chinezen vriendschappelijke banden met buitenlanders. Dat is hen tijdens de Culturele Revolutie bijzonder slecht bekomen. Al wie ooit met buitenlanders was omgegaan, werd daar zwaar voor gestraft.

Ach, intellectuelen. Soms gedragen ze zich als schapen. Vooral Franse intellectuelen: die liepen allemaal Sartre achterna, een halfgod die dweepte met de Revolutie.

Volgens de geschiedenisboeken is de Culturele Revolutie pas in 1976, na de dood van Mao en de val van de Bende van Vier, afgelopen.

NOTHOMB: Ik begrijp de verwarring. Na de dood van Lin Biao is China in een overgangsperiode beland. De storm was gaan liggen, maar de Culturele Revolutie werd in officiële mededelingen onverminderd als een succes bestempeld. Politiek werd het land intussen volledig verlamd door de machtsstrijd tussen gematigden en radicalen. Aan de ene kant stonden de aanhangers van Zhou Enlai die de Culturele Revolutie wilden terugdraaien, omdat ze vreesden voor een nieuwe catastrofe zoals de Grote Sprong Voorwaarts. De Bende van Vier, daarentegen, met Mao’s vrouw Jiang Qing als spilfiguur, wilde het revolutionaire vuur juist oppoken. Voor ons was het erg moeilijk om die machtsstrijd te doorgronden. In de bilaterale diplomatie probeer je via je netwerk van bevriende ambtenaren of burgers de vinger aan de pols te houden. Dat was in China onmogelijk. We moesten het stellen met een officieel bulletin met holle slogans dat dagelijks onder alle diplomaten werd verspreid. Soms kon je tekens aan de wand lezen. In het Paleis van het Volk werden voortdurend banketten georganiseerd ter ere van de hoge buitenlandse gasten die elkaar opvolgden. Twee per staatsbezoek, bij aankomst en bij vertrek. Telkens werd het hele corps diplomatique uitgenodigd, volgens een strikt protocol waarin de status van de gast en de rang van de genodigden elkaar in evenwicht hielden. Saaie boel, kan ik u verzekeren. Je kon zelfs perfect het moment voorspellen waarop de Sovjet-delegatie ostentatief de zaal zou verlaten, gevolgd door de vrienden uit Oost-Europa, Cuba, Mongolië en Vietnam. De Chinese gastheer, vaak Zhou Enlai himself, maakte er een sport van om tijdens zijn speech de Sovjets minstens een keer stevig te beledigen. Omdat de tekst vooraf werd rondgedeeld, wisten die precies wanneer ze van de tafel moesten weglopen. Het dessert hebben ze nooit gehaald. (lacht)

U had het over tekens aan de wand?

NOTHOMB: O ja. Kijk, bij die banketten werden aanwezigheidslijsten verspreid. Vooral de namen van de Chinese genodigden trokken onze aandacht, want daaruit kon je soms interne verschuivingen afleiden. In april 1973 keerde onze ambassadeur met groot nieuws terug van zo’n banket: Deng Xiao Ping stond op de lijst! Dat betekende een triomf voor het gematigde kamp. Deng, de latere partijleider en sterke man, was tijdens de Culturele Revolutie in ongenade gevallen en naar een werkkamp gestuurd. Dat hij het heeft overleefd, komt alleen omdat Zhou Enlai hem kon beschermen. Maar ook de Bende van Vier scoorde punten. De wereldberoemde Italiaanse cineast Michelangelo Antonioni had met toestemming van Zhou Enlai een documentaire over de Culturele Revolutie gedraaid. Zijn film werd in China echter verboden en streng veroordeeld, een manier van de radicalen om Zhou Enlai te desavoueren.

Aan wiens kant stond Mao?

NOTHOMB: Dat bleef een mysterie. Mao was oud en ziekelijk, er werd getwijfeld aan zijn geestelijke vermogens. Staatsbezoeken verliepen volgens een onwrikbaar scenario. Alles was tot op de minuut gepland, alleen het verplichte bezoek aan Mao werd niet vooraf ingevuld omdat de Chinezen er zeker van wilden zijn dat de Grote Roerganger een helder moment had. Het kon zelfs gebeuren dat een ontvangst door Zhou Enlai halfweg werd afgebroken, omdat de hoge bezoeker als de wiedeweerga bij Mao langs moest.

Een van die hoge bezoekers was de Zaïrese president en dictator Mobutu Sese Seko, een oude bekende van u. Was het een blij weerzien?

NOTHOMB: Jawel. Ik had hem in mijn Congolese periode goed leren kennen. De Belgische ambassadeur heeft me daarom meegevraagd toen hij naar protocollair gebruik met de andere ambassadeurs Mobutu op de luchthaven ging verwelkomen. Ik stond daar als laagste in rang, maar tot verbijstering van de Chinezen en het voltallige corps diplomatique kreeg ik als enige een warme accolade. Mobutu had lak aan het protocol. Later heeft hij me in zijn hotel voor een privégesprek ontboden, terwijl hij op hetzelfde moment op een ontmoeting met de Afrikaanse ambassadeurs werd verwacht. Voor mij was het een buitenkans, want hij had intussen zijn bezoek aan Mao afgelegd. Compleet gaga, was zijn oordeel, er komt geen zinnig woord meer uit. Daarmee bevestigde hij wat iedereen vermoedde maar nog niemand hardop had durven te zeggen.

U noemt Mobutu in uw memoires ‘een vriend’. Toen ze in 2004 verschenen, was al lang duidelijk wat een puinhoop hij van zijn land heeft gemaakt.

NOTHOMB: Ik wil zijn beleid niet vergoelijken, maar tijdens de Simba-opstand heeft hij zich als een grote meneer gedragen. Als opperbevelhebber van het Congolese leger maakte hij een moeilijke tijd door, maar toch heeft hij zich persoonlijk ontfermd over mijn gezin terwijl ik in Stanleystad gegijzeld zat. Zoiets vergeet je niet. Ik volg Congo niet op de voet, maar van het huidige regime moet ik alvast niet weten. Joseph Kabila is tenslotte de zoon van Laurent-Désiré, een van de leiders van de Simba-rebellie die tot het bloedbad van Stanleystad heeft geleid. Maar wees gerust, die persoonlijke appreciatie maakt mij niet blind voor Mobutu’s schaduwkant.

Sinoloog Pierre Ryckmans, beter bekend onder zijn schrijversnaam Simon Leys, werkte in 1972 op de Belgische ambassade als cultureel attaché. Onwaarschijnlijk, want Leys had in zijn bijzonder explosieve boek De nieuwe kleren van president Mao brandhout gemaakt van Mao en zijn Culturele Revolutie. Waarom hebben de Chinezen hem toegelaten?

NOTHOMB: Ik geloofde het zelf niet toen ik het bericht uit Brussel ontving. Leys was de allereerste sinoloog die poneerde dat de Culturele Revolutie niets met een revolutie en nog minder met cultuur te maken had, maar alles met een brute strijd om de macht. Mao was na het fiasco van de Grote Sprong Voorwaarts zijn greep op de partij kwijtgeraakt, en daarom heeft hij de massa’s gemobiliseerd. Niet toevallig was de gematigde president Liu Shaoqi een van de eerste slachtoffers. Maar Mao verloor de controle over het monster dat hij zelf had opgewekt, de interne zuiveringscampagne is compleet uit de hand gelopen. Leys, die met zijn Taiwanese vrouw in Brits Hongkong woonde, heeft dat in zijn boek minutieus gedocumenteerd. Hij baseerde zich uitsluitend op Chinese bronnen, kranten, documenten en getuigenissen van vluchtelingen die met duizenden tegelijk in Hongkong aanspoelden. Dat maakte zijn aanklacht zo krachtig, zijn conclusies waren onweerlegbaar.

Leys was voor de ambassade een geweldige aanwinst, maar ik heb Brussel gewaarschuwd dat de Chinezen hem nooit ofte nimmer zouden accepteren. Geen probleem, was het antwoord, hij heeft al een visum. Natuurlijk had hij dat onder zijn echte naam Pierre Ryckmans aangevraagd, maar de Chinezen wisten perfect wie hij was. Mijn theorie achteraf: het kamp van Zhou Enlai wilde hem de kans geven om zijn kritiek op de Culturele Revolutie kracht bij te zetten. Dat bleek ook tijdens zijn verblijf. Diplomaten hadden een vergunning nodig om naar het binnenland te reizen. Vaak werd die geweigerd, maar Leys kreeg alle faciliteiten om het land af te schuimen en zijn ogen en oren de kost te geven. Hij is uiteindelijk maar een half jaar gebleven, maar dat volstond om stof voor zijn meesterwerk Ombres chinoises te verzamelen. We zijn vrienden gebleven, tot zijn dood twee jaar geleden.

NOTHOMB: Ach, intellectuelen. Soms gedragen ze zich ook maar als schapen. Vooral Franse intellectuelen, die liepen allemaal Jean-Paul Sartre achterna, een halfgod die dweepte met de Culturele Revolutie. Het lag ook aan de tijdgeest. Velen keken naar China door de bril van mei 68, terwijl er werkelijk geen enkel verband bestond tussen het Europese studentenprotest en de furie van de Rode Gardisten. Ook in België had je overtuigde aanhangers. Een van mijn eerste opdrachten als zaakwaarnemer was het onthaal van een delegatie Belgische maoïsten. China was heel gesloten, maar voor het jaarlijkse 1 meifeest werden maoïsten uit de hele wereld uitgenodigd. Ik ben de naam van hun partijtje vergeten, maar de Belgische delegatie stond onder leiding van Sarah Huysmans, de dochter van de legendarische Camille Huysmans. Vriendelijke dame, de enige met wie ik kon praten. De rest van de delegatie spuwde me uit als een agent van het vuige bourgeoiskapitalisme. (lacht)

U bent tweeënhalf jaar op post gebleven. Bent u later nog teruggekeerd naar China?

NOTHOMB: Vaak zelfs. Iedere keer weer keek ik mijn ogen uit, de snelheid van de transformatie is niet te bevatten. Uw dochter Amélie schetst in Sabotage Amoureux een hilarisch maar tegelijkertijd idyllisch beeld van haar prille kindertijd in Peking. Hoe realistisch is dat?

NOTHOMB: Voor kinderen was de afgesloten diplomatenwijk een paradijs. Amélie, André en Juliette speelden de hele tijd buiten, met kinderen van alle mogelijke nationaliteiten. Ook onder diplomaten heerste er een opvallende solidariteit. Omdat we allemaal dezelfde problemen ondervonden, werd alle informatie sportief gedeeld. Zelfs met de collega’s van het Sovjetkamp waren de relaties hartelijk. Peking was een moeilijke post om vat te krijgen op het gastland, maar ook een ideale plek om de internationale politiek te observeren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content