Kunnen bisschoppen en kardinalen die op de hoogte zijn van seksueel misbruik door hun ondergeschikten worden vervolgd wegens het niet verlenen van hulp aan personen in nood? Nu aan het licht kwam dat bisschop Roger Vangheluwe ook een tweede jongen seksueel misbruikte, is de vraag actueler dan ooit.

Priester met pensioen Rik Devillé kreeg met zijn Werkgroep Mensenrechten in de Kerk tussen 1992 en 1998 meer dan 300 dossiers binnen. Vrouwen die zwanger waren geworden door een priester en die hun kind hadden moeten afstaan, kinderen van geestelijken die op zoek waren naar hun ouders, maar ook heel wat gevallen van seksueel misbruik.

‘Wij traden op als vertrouwenspersoon’, legt Devillé uit. ‘We verwezen slachtoffers van seksueel misbruik in eerste instantie door naar de politie, ook al waren de feiten verjaard. Vervolgens brachten we de oversten van de betrokkenen op de hoogte. Onze bedoeling was dat die dan de zaak verder onderzochten en indien nodig ingrepen.’

Een van die zaken was het dossier tegen Roger Vangheluwe. Devillé ging daarmee naar eigen zeggen aankloppen bij Godfried Danneels, toen aartsbisschop. Danneels blijft erbij dat hij zich daarvan niets meer kan herinneren.

Ook andere bisschoppen hebben blijkbaar een slecht geheugen. ‘De meesten doen nu alsof hun neus bloedt’, stelt Devillé. ‘En wij hebben ook in al die jaren nooit respons gekregen. Niemand antwoordde op onze brieven en vragen. En als we hen uitnodigden voor een gesprek, stuurden ze hun kat.’

Ook Godelieve Halsberghe, de ere-magistrate die tien jaar lang voorzitter was van de Commissie tegen seksueel misbruik in de parochiale sfeer, vertelde vorige week een zelfde verhaal. ‘Tientallen brieven naar geestelijken en naar kardinaal Danneels bleven onbeantwoord. Ze hulden zich in compleet stilzwijgen.’

Geen klacht

Eric De Beuckelaer, woordvoerder van aartsbisschop André-Joseph Léonard, zei vorige week dat de kerk vaak ook niets kon doen omdat de slachtoffers niet altijd een klacht wensen in te dienen. ‘Dat klopt niet’, stelt Frank Hutsebaut, professor strafrecht en verbonden aan het Leuvense Instituut voor Criminologie. ‘Men lijkt hier te vergeten dat dergelijke feiten geen klachtmisdrijven zijn. Er is met andere woorden geen klacht van het slachtoffer nodig om op te treden. Als ik hier iemand in elkaar geslagen zie worden, en het slachtoffer wil niet naar de politie, dan kan ik nog altijd zelf aangifte doen van de feiten. Als een bisschop of kardinaal weet heeft van zware feiten dan kan hij zelf naar de politie stappen om de zaak te laten onderzoeken, zonder dat er een klacht is van het slachtoffer.’

Kán de kardinaal naar de politie gaan of móét hij dat in zo’n geval doen? Is de kardinaal met andere woorden strafrechtelijk vervolgbaar als hij dat niet doet? ‘Dat is inderdaad de vraag’, zegt de strafrechtspecialist. ‘Dan komen we bij het al of niet schuldig verzuim. In tegenstelling tot wat soms gezegd wordt, heeft een burger niet de verplichting om elk misdrijf te melden. Maar iedere burger heeft wel de verplichting om hulp te verlenen aan een persoon die in gevaar verkeert. Zeker wanneer duidelijk is dat er nog een ernstig risico bestaat dat er nieuwe slachtoffers gemaakt worden. Elke burger heeft dus de plicht om hulp te bieden. Doet hij dat niet, dan pleegt hij een strafbaar feit: schuldig verzuim. Al geeft de wet wel een aantal voorwaarden: zo is niemand verplicht om een andere persoon te helpen op gevaar van eigen leven.’

In situaties van seksueel misbruik, zeker bij kinderen, is er wel degelijk sprake van een gevaar en moet er dus worden opgetreden, zeker ook wanneer er een manifest risico bestaat dat er nog nieuwe slacht-offers dreigen te vallen. De wet voorziet trouwens in strafverzwaring wanneer de hulp niet geboden wordt aan minderjarigen.

Professor Hutsebaut: ‘Dat ingrijpen betekent overigens niet noodzakelijk dat men onmiddellijk naar de politie moet stappen. Wie weet heeft van dergelijke feiten kan ook contact zoeken met een vertrouwenscentrum dat de zaak dan overneemt. Of in geval van de huidige situatie: melden aan de commissie van Peter Adriaenssens, die de dossiers dan verder onderzoekt. Maar het is de plicht van eenieder om iets te doen.’

De dossiers waarover hier sprake is, gaan meestal over feiten die zowel volgens het strafrecht als volgens het canoniek recht verjaard zijn. Maar dat vormt volgens professor Hutsebaut geen beletsel om in sommige gevallen toch te onderzoeken of er geen sprake was van schuldig verzuim. Een kardinaal die op de hoogte was dat een bisschop jaren geleden minderjarigen misbruikte en daar niets mee deed, kan nog altijd vervolgd worden. ‘We moeten uiteraard voorzichtig zijn en altijd dossier per dossier bekijken. Maar als de dader in kwestie door het niet ingrijpen van zijn overste nog steeds de kans had om slachtoffers te blijven maken, dan is er hier wel degelijk sprake van het niet helpen van personen in nood. En dus van een vervolgbaar misdrijf.’

Maar ook bij schuldig verzuim is er een verjaringstermijn. Die bedraagt vijf jaar en begint te lopen op het moment dat het misdrijf schuldig verzuim gepleegd werd. ‘Bij de opgedoken pedodossiers binnen de kerk zal er dus dikwijls al verjaring ingetreden zijn, maar het kan wel zijn belang hebben mocht blijken dat er in het meer recente verleden nog feiten gepleegd zijn.’

Biechtgeheim

Kerkelijke oversten die weet hadden van misbruik roepen in vele gevallen het biechtgeheim in. Informatie uit vertrouwelijke gesprekken mag volgens hen onder geen beding vrijgegeven worden.

Het biechtgeheim is in het kerkelijk recht, onder Canon 983 paragraaf 1 van het Wetboek van Canoniek Recht, wettig erkend als een beroepsgeheim. Er staat letterlijk: ‘Het biechtgeheim is onschendbaar, daarom is het de biechtvader ten strengste verboden met woorden of op welke andere wijze en om welke reden ook over de boeteling maar iets bekend te maken.’

Maar het biechtgeheim is iets heel specifieks wat niet zomaar kan worden ingeroepen, stelt Luc De Fleurquin. Hij is jurist, kerkjurist, theoloog en vicaris bij het bisdom Antwerpen. ‘Het biechtgeheim is in de kerk inderdaad absoluut. Een biechtvader mag niets lossen over de biecht, hij mag zelfs niet zeggen dat de persoon in kwestie heeft gebiecht. Maar de biecht is een sacrament, dat binnen het kader van een liturgische viering plaatsvindt. Een kerkelijke overste die in zijn kantoor een vertrouwelijk gesprek heeft met een ondergeschikte kan dus zeker niet het biechtgeheim inroepen.’

Het kerkelijk recht kan ook in geen geval boven het civiele strafrecht komen te staan, stelt De Fleurquin. ‘Dat canoniek recht is eigenlijk een geheel aan rechtsregels die de verhoudingen binnen de kerk bepalen. Het gaat dus om de inwendige organisatie. Geestelijken zijn tegelijkertijd onderhevig aan de twee rechtstelsels: het civiele en het canonieke. In sommige gevallen botsen de twee stelsels, zoals bij een echtscheiding. Een gescheiden persoon kan volgens de civiele wet hertrouwen met een tweede partner, maar blijft volgens het canonieke recht getrouwd met de eerste partner.’

In het canonieke recht is geen sprake van ‘schuldig verzuim’, in het civiele wel. ‘In Frankrijk bijvoorbeeld is er een strafwet die stelt dat ook wie door het beroepsgeheim gebonden is gevallen van pedofilie verplicht moet melden aan het parket. Die wet geldt dus ook voor geestelijken. De bisschop van Bayeux is ooit veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf omdat hij het seksueel misbruik door een ondergeschikte niet had gemeld.’

In ons land bestaat er geen duidelijke wet zoals in Frankrijk. Maar volgens strafrechtspecialist Frank Hutsebaut mag dat voor geestelijken allerminst een reden zijn om zich achter vertrouwelijkheid of biechtgeheim te verschuilen. ‘De algemene houding is dat het biechtgeheim van een geestelijke een vorm van beroepsgeheim is. In ons civiele strafrecht is een beroeps-geheim niet absoluut. In artikel 458 van ons strafrecht staat dat een schending van het beroepsgeheim strafbaar is. Maar in een later toegevoegd artikel 458 bis staat dat beroepsgeheimdragers in bepaalde gevallen minstens naar justitie mogen stappen. Dat artikel kwam er op verzoek van hulpverleners. Wanneer zij zware feiten te horen kregen en die meldden, waren ze strafrechtelijk vervolgbaar. Sinds 458bis is dat niet meer zo.’

Bovendien mag het beroepsgeheim zeker niet als een alibi gebruikt worden om geen hulp te verlenen aan personen in gevaar, meent Hutsebaut. ‘Integendeel, het kan best zijn dat om hulp te verlenen aan een persoon in gevaar het noodzakelijk is het beroepsgeheim te doorbreken. Zich verschuilen achter het beroepsgeheim of achter het ontbreken van een klacht van het slachtoffer kan dus niet. Iedere burger, ook degene die een beroepsgeheim heeft, moet zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid opnemen.’

Ingrijpen?

Maar wat moet dan verstaan worden onder die verantwoordelijkheid opnemen? ‘Iets doen wat de mogelijkheid inhoudt dat het gevaar voor derden kan verminderen of zelfs doen stoppen’, luidt de definitie.

De kerk hanteerde echter lange tijd een andere definitie, stelt Peter Vande Vyvere, hoofdredacteur van het katholieke opinieblad Tertio. ‘Er zijn volgens mij maar weinig bisschoppen die níéts deden wanneer zij een klacht over seksueel misbruik binnenkregen. De kwestie is eerder dat wat ze deden, niet voldoende was. Ik heb de pedofilieschandalen in Ierland nogal goed gevolgd en daar is gebleken dat de kerk een aantal manieren had om in te grijpen. De bisschop riep de beschuldigde priester bij zich, die ontkende in alle toonaarden en daarmee was de kous af. Een andere manier was de priester overplaatsen naar een andere parochie, weg van het slachtoffer. Het probleem was dat die priester dan soms nieuwe slachtoffers zocht. Dezelfde manieren zijn ook bij ons veelvuldig gebruikt.’

De kerk is onderhevig aan dezelfde mechanismen als een familie, stelt Vande Vyvere. ‘De kerk is een grote familie. Als de bisschop hoort dat een priester een misdrijf heeft gepleegd, dan moet hij in feite zijn ‘zoon’ aangeven. En dat ligt in elke familie gevoelig. Er is daarnaast ook de schaamte en het gevoel van verantwoordelijkheid voor de daden. Dat kan wellicht verklaren waarom de bisschoppen eerder ‘zachte’ maatregelen namen in dergelijk geval.’

Maar het is volgens de hoofdredacteur verkeerd om te denken dat niemand ooit heeft ingegrepen en dat de pedopriesters zomaar vrij spel kregen. ‘Ik ga er nog steeds van uit dat sommige oversten te goeder trouw handelden, ook als ze niet de juiste maatregelen namen. We moeten de hele situatie in de juiste context zien. De dossiers dateren bijna allemaal van dertig, veertig jaar geleden. De kerk functioneerde toen anders dan de kerk die we nu kennen. De kennis over pedofilie was toen ook nog erg beperkt. De wetenschappelijke literatuur erover kon je in een halve dag doornemen. Toen dacht men nog dat het een verkeerde kanalisering van seksuele frustratie was. Men dacht: dit zijn tijdelijke uitschuivers, we regelen iets en het is voorbij. Ondertussen weten we dat pedofilie een psychische aandoening is en dat het niet zomaar overgaat.’

DOOR CATHY GALLE

Eremagistrate Halsberghe: ‘Tientallen brieven naar geestelijken en naar kardinaal Danneels bleven onbeantwoord. Ze hulden zich in compleet stilzwijgen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content