In Bahrein begint zondag het nieuwe formule 1- seizoen. Met vier ex-wereldkampioenen op de grid en veel onzekerheid over het koersverloop. ‘Het kan bijzonder spannend worden’, verwacht de Belg Jérôme d’Ambrosio, derde rijder bij Renault.

Hij was nog maar acht jaar toen hij al snapte hoe autosport in elkaar zit. ‘We waren met vakantie op Tenerife, ergens in 1994’, vertelt hij. ‘Slecht weer, zodat de moeders maar beslisten om de kinderen eens mee te nemen naar dat kartcircuit in de buurt. In de eerste koers was mijn oudere zus de snelste. Maar ik onthield het nummer van haar kart en ging er tien minuten voor de start van de tweede koers al in zitten, om hem zeker te hebben. Natuurlijk won ik die tweede race.’

Jérôme d’Ambrosio is er vandaag 24 en is invaller of derde coureur in het formule 1-team van Renault. Maar het was ook een dag die zijn leven zou tekenen. ‘Wat me toen overkwam, is een gevoel dat ik nog altijd niet kan beschrijven. Over dat asfalt scheuren, die bocht ronde na ronde sneller proberen te nemen. Het veroverde me helemaal.’

Kortom: de uitzondering die de regel bevestigt. Eindelijk eens een coureur die er niet in is gesukkeld omdat zijn vader een racefreak was. ‘Mijn vader hield wel van auto’s, zoals veel mannen, maar hij had helemaal niets te maken met autosport. Voetbal was zijn ding. Hij sliep in paars-wit ondergoed, en Georges Grün – die trouwens mijn peter is – was kind aan huis bij ons. Hij was het die me destijds voor het eerst naar Mariembourg bracht om er op een echt circuit te gaan karten.’

Dit jaar combineer je je derde seizoen in de GP2, de wachtkamer van de formule 1, met een rol als testrijder bij Renault. Wat houdt dat precies in?

JÉRÔMED’AMBROSIO: Normaal gezien kom ik nog niet aan rijden toe. Privétests in de loop van het seizoen zijn immers verboden in formule 1. Wel is het de bedoeling dat ik klaarsta om in te vallen, mocht er een probleem zijn met een van de twee vaste coureurs, Robert Kubica en Vitaly Petrov, en dat ik ondertussen het dagelijkse leven van een F1-teamlid leid. Om met alles vertrouwd te raken, zodat ik me niet overdonderd voel als ik volgend jaar met een beetje geluk de stap naar een vast zitje kan zetten.

Is formule 1 dan zo overdonderend?

D’AMBROSIO: Je houdt het niet voor mogelijk. Ik heb nog geen centimeter gereden, maar ik voel nu al dat de dagen te kort zijn, dat die F1 mijn hele leven opslorpt. Mijn kalender van eind januari tot halverwege maart, van de voorstelling van het team tot de eerste race, was gewoon waanzin. Het lijkt alsof ik altijd maar twee minuten op dezelfde plaats kan blijven, altijd onderweg. Ik woon in Grez-Doiceau in de buurt van Waver, de volgende testsessie is in Jerez, waarna er een promo- shoot gepland is op Silverstone, waarna ik dan weer naar Parijs moet voor een interview. En zo gaat dat maar door. Het is leven met 300 per uur.

Heb je al iets opgestoken tijdens die wintertests die je ter plaatse met het team volgde?

D’AMBROSIO: Ja, dat je formule 1 met geen enkele andere discipline in de autosport kunt vergelijken. Het is véél professioneler. In de GP2 heb ik twee in- genieurs die aan mijn auto werken, in formule 1 staan tijdens zo’n testsessie constant vijfentwintig mensen rond de auto. Ik weet nu dat formule 1 zijn naam niet heeft gestolen: het is de absolute top. Alles is extreem, de manier van werken en de afwerking van de auto. Dat is chirurgische precisie.

Wat vertelden de wintertests over de machtsverhoudingen?

D’AMBROSIO: Je ziet natuurlijk welke auto’s lekker rijden, maar over de echte machtsverhoudingen word je niet wijzer. Je weet nooit met zekerheid hoeveel benzine de auto’s aan boord hebben, en hoe zwaar ze dus zijn. Veel waarnemers vermoeden dat Ferrari een voorsprong op de concurrentie heeft, maar het zou me niet verbazen als het allemaal heel dicht bij elkaar zou zitten. Maar dat het een heel boeiend seizoen kan worden, dat lijkt me duidelijk.

Waarom?

D’AMBROSIO: Omdat het reglement ingrijpend is veranderd. Voor het grote publiek lijkt het alsof er weinig nieuws is. Er is niets veranderd qua basisvormgeving van de auto’s, in tegenstelling tot vorig jaar. Die dingen zullen er dus allemaal vertrouwd uitzien. Maar de implicaties van wat wél veranderd is, zouden heel ver kunnen reiken.

Zoals?

D’AMBROSIO: Zoals het verbod om benzine te tanken tijden een pitstop. Het verplicht de auto’s om met volle tanks aan de race te beginnen. Dat betekent: zowat 160 kilo benzine aan boord. Ja, wij praten in kilo’s en niet in liters. Als je weet dat tien kilo goed is voor drie tiende van een seconde, dan leert een eenvoudig rekensommetje dat de auto’s dik vier seconden per ronde sneller zullen draaien in de kwalificaties dan in de eerste helft van de race. Alleen: geen enkele auto is in beide omstandigheden optimaal, wat trouwens meteen de grote uitdaging is voor de ingenieurs. Het resultaat is dus dat auto x in het begin van de race, met volle benzinetank, ongenaakbaar kan zijn, terwijl auto y dan weer veel beter presteert als zijn benzinetank leeg raakt. Het prestatieniveau van de auto’s zal dus veel minder constant zijn in een race, en dat zou tot leuke omwentelingen kunnen leiden. Zoals iemand die in het tweede deel van de koers plots gevaarlijk komt opzetten.

Maar daar houdt het niet op. Een andere ingrijpende wijziging betreft de banden: de eerste tien op de startgrid moeten aan de koers beginnen met de banden waarmee ze de kwalificaties hebben gereden. Alle andere coureurs mogen starten met nieuwe banden. Dat zou best voor spektakel kunnen zorgen, want op sommige circuits zullen de auto’s vanaf de elfde plaats op de startgrid dankzij dat verse rubber sneller zijn dan de eerste tien, die ook vroeger zullen moeten stoppen om banden te wisselen.

Geen tankbeurten meer. Wordt de strategie daardoor minder belangrijk?

D’AMBROSIO: Deels wel. Maar in de eerste races van het seizoen zal het voor de meeste teams zoeken en tasten zijn. Het is al van 1994 geleden dat er zonder tankbeurten is gereden. Met andere woorden: niemand van het huidige deelnemersveld heeft ervaring met die manier van koersen in de formule 1. Met uitzondering van Michael Schumacher, natuurlijk. En de jongens die promoveren uit de GP2 ook wel.

Ik heb twee jaar GP2 achter de rug en ik kan je zeggen: de auto waarmee je start, met zowat 150 kilo benzine aan boord, gedraagt zich helemaal anders dan die waarmee je veertig ronden later over de finish komt. Mede daarom wordt het heel belangrijk om foutloos te rijden, want elk stuurfoutje zal uitvergroot worden.

Enerzijds is een F1-race een lange sprint, anderzijds wordt het toch weer een beetje rekenen, zoals in de tijd van Alain Prost en Ayrton Senna: net hard genoeg gaan om in het ritme te blijven, maar ook net traag genoeg om de banden niet meteen te verslijten. Want de schommeling in de prestaties van een auto tijdens de race zal groot zijn.

Straks zijn alle ogen gericht op Michael Schumacher. Wat kan hij nog op zijn 41e?

D’AMBROSIO: Ik heb hem tijdens die wintertests geobserveerd en ik weet: hij is er fysiek helemaal klaar voor. Hij draaide meteen in het ritme van de andere toprijders. Akkoord, 41 jaar kan al een beetje gaan wegen, maar de man heeft een fenomenaal aanpassingsvermogen. Bekijk zijn carrière, en je ziet dat hij in verschillende tijdperken wereldkampioen is geweest. De auto’s van 1994, toen hij zijn eerste titel pakte, en 2005, het jaar van zijn laatste wereldtitel, waren helemaal anders. Zoals ze ook nu weer helemaal anders zijn.

Nogal wat jonge coureurs doen daar kregelig over: die oudjes nemen de plaats in van de jongeren, zeggen ze.

D’AMBROSIO: Ja, maar zo werkt het natuurlijk niet, hé. Of je nu van de mens Schumi houdt of niet, je moet toegeven dat hij een geweldige erelijst heeft en veel voor de formule 1 heeft betekend. Zijn terugkeer is bovendien een uitstekende zaak voor de populariteit van de sport. Maar vooral: een topcoureur pakt je plaats niet, hij krijgt ze omdat hij beter is of meer te bieden heeft.

Een andere wereldkampioen, Jenson Button, verkast naar McLaren. Sportieve zelfmoord, vinden sommigen, omdat hij daar moet samenleven met Lewis Hamilton.

D’AMBROSIO: Dat is heel moeilijk om in te schatten. Waarom is Button naar Mc- Laren gegaan? Er zijn veel factoren die samen tot zo’n beslissing leiden, en je kunt pas oordelen als je ze allemaal kent. Wie weet, misschien was het wel een jongensdroom van Button om voor McLaren te rijden. Alleen: naast een ex-wereldkampioen gaan rijden, in een team dat die kerel helemaal rond zijn vinger heeft gewonden, je moet het maar doen. Als Button verstandig is, zal hij zich niet op Hamilton blindstaren. Als je wilt winnen, mag je van die teamgenoot geen obsessie maken. Je moet namelijk ook alle anderen verslaan.

Wie is volgens jou de beste van de huidige generatie?

D’AMBROSIO: Heel moeilijke vraag. In de formule 1 moet je altijd eerst het hele plaatje kennen voordat je een mening vormt, terwijl ik eigenlijk niet veel meer informatie heb dan jij. Ik zie wel dat Fernando Alonso altijd op een hoog niveau presteert. Wat je over de man hoort, over zijn persoonlijkheid en zijn manier van werken, is altijd erg lovend. Hij is een heel complete autoracer. Hij is snel, werkt hard, kent het recept om een heel team achter zich te scharen en ervoor te zorgen dat de ingenieurs in de richting werken die hij uitstippelt. Op dat gebied is hij de gelijke van Schumacher, vind ik. En zoals hij in 2008 in Japan won, met een auto die daar eigenlijk niet goed genoeg voor was, is ook typisch voor de allergrootsten. Dat konden alleen kerels als Senna of Schumacher.

Jongens als Button of Hamilton rijden een fortuin bij elkaar. Droomt de jonge d’Ambrosio daarvan?

D’AMBROSIO: Je bent heel slecht bezig als je daarvan droomt. Geld mag nooit je motivatie zijn. Wel de passie en gedrevenheid om te winnen, want daarvoor ben je bereid grenzen te verleggen. Dat is trouwens de reden waarom mijn ma- nagement, een groep Luxemburgse investeerders, me drie jaar geleden onder zijn vleugels nam. Daar doen trouwens veel verhaaltjes de ronde over. (lacht) Zo zou ik toevallig in Francorchamps zijn geweest toen Gérard Lopez (de nieuwe baas van het Renault-F1-team en ook de man achter Gravity, het managementbureau van d’Ambrosio, nvdr) er met zijn GT-racewagen oefende. En het schijnt dat ik toen even het stuur overnam en dat hij zo onder de indruk was dat hij me meteen in dienst nam. Kom nou.

En nog zo’n verhaal: meneer Lopez zou gezegd hebben dat hij me levenslang in dienst zal houden als persoonlijke chauffeur als hij me niet in de formule 1 krijgt. De waarheid is dat de Luxemburgers op een bepaald moment om zich heen keken, op zoek naar jong talent. En ik was toen net overtuigend kampioen geworden in de Formula Master. Zo begon het. Maar ik kan je garanderen dat ik serieus werd doorgelicht.

Beslissen om iemand te steunen in autosport heeft te maken met talent en prestaties, maar ook met persoonlijkheid en uitstraling, met je manier van werken. En ze zijn veeleisend, de Luxemburgers. In hun domein, financiën, zijn ze absolute toppers. Hun manier van werken laat geen ruimte voor mislukking. Ik heb een uitstekend contact met de bazen, maar als ik er komend seizoen in de GP2 weinig van bak, bedanken ze me zonder aarzelen. Die Luxemburgers zijn geen wilde weldoeners hé, ik moet hen er constant van overtuigen dat ik straks mijn plaats in de formule 1 verdien.

Is winnen in de GP2 straks een must om door te groeien naar een vast zitje in de formule 1?

D’AMBROSIO: Het is nu of nooit voor mij. Weet je, als je karting rijdt, is formule 1 niet meer dan een heel verre droom. Je denkt daar niet constant aan als kind of adolescent. Zelfs niet als je wereldkampioen wordt, zoals ik. Maar op dit moment, waar ik nu sta na twee jaar GP2 en een rol als invaller van een F1-team, moet ik toegeven dat ik serieus ontgoocheld zou zijn als het niet lukt.

We hebben er al zo veel voor gedaan, zo veel offers gebracht, en we staan al zo ver dat formule 1 nu een must is. Ik zeg dit niet graag, omdat alles in de autosport heel snel kan veranderen, maar met de kansen die ik nu krijg, de context waarin ik komend seizoen kan racen en werken, zou het moeten lukken om in 2011 een volwaardige plaats te krijgen.

Ze zeggen al jaren dat het voor een Belg niet meer mogelijk is om tot in de F1 door te stoten.

D’AMBROSIO: Mij is dat ook altijd gezegd: vergeet de formule 1, je bent een Belg en dat komt nooit goed. Maar dat motiveerde me net in plaats van me te ontmoedigen. Natuurlijk heb ik achter mij geen economisch draagvlak zoals de Chinezen en de Polen. Iedereen wil in de spotlights staan in die landen. En zo worden er véél plaatsjes toegekend in de formule 1, volledig mee akkoord. Maar niet álle zitjes. Neem nu Vitaly Petrov, de nummer twee bij Renault. Iedereen zegt dat hij geld heeft moeten meebrengen om dat plaatsje te krijgen, en wellicht klopt dat ook. Maar hij werd vorig jaar wel tweede in de GP2, wat een erg veeleisend kampioenschap is.

Zul je ook geld moeten meebrengen om volgend jaar door te stoten naar een vaste plaats?

D’AMBROSIO: Zonder twijfel. Maar dat moet lukken: ook in België zijn er nog bedrijven met voldoende financiële middelen die beseffen dat ze veel return uit een aanwezigheid in formule 1 kunnen halen. Trouwens, ik heb nooit geld gehad en ben nu ook al derde rijder in een F1-team…

En dat dank je natuurlijk aan het feit dat Gérard Lopez nu de grote baas bij Renault is, want je bent zowat de enige invaller in de formule 1 die geen 5 miljoen dollar heeft moeten meebrengen om dat statuut te krijgen.

D’AMBROSIO: Nee, ik dank dat aan mijn samenwerking de voorbije twee jaar in de GP2 met Eric Bouiller, die nu de dagelijkse leiding van het F1-team van Renault heeft. Die man heeft gezien hoe ik functioneer, hoe ik reageer op moeilijke momenten. En hij is niet vergeten dat ik heel vaak sneller was dan mijn teamgenoot Kamui Kobayashi, die straks in de formule 1 mag debuteren bij Sauber.

Hoe reageerde je toen je dat telefoontje kreeg, dat je derde rijder bij Renault werd?

D’AMBROSIO: We hebben thuis natuurlijk een flesje gekraakt, met mijn ouders en mijn zus. Maar er is nog helemaal geen reden om nu voor de spiegel te staan glimmen in mijn pakje van Renault. Nu begint het pas: ik sta al met één been in de F1, maar het wordt keihard werken om er ook het tweede in te krijgen.

Eén been of niet: we hebben toch maar weer een Belg in de formule 1. Al felicitaties gekregen van Thierry Boutsen of Jacky Ickx?

D’AMBROSIO: Nee, niets van gehoord. Maar wel een sms’je gekregen van Kevin, de zoon van Boutsen, en van Vanina, de dochter van Ickx. Dat is toch al iets?

DOOR JO BOSSUYT

‘Ik heb nog geen centimeter gereden, maar ik voel nu al dat de dagente kort zijn en dat de F1 mijn hele leven opslorpt.’

‘F1 is de absolute top. Alles is extreem. De manier van werken en de afwerking van de auto, dat is chirurgische precisie.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content