‘Wie naar het verband tussen verkeer en gezondheid kijkt, kan alleen maar besluiten dat het huiswerk helemaal moet worden overgedaan.’ Dirk Avonts, professor huisartsgeneeskunde, maakt brandhout van het milieueffectenrapport over de Oosterweelverbinding.

Over goed twee weken spreken de Antwerpenaren zich in een referendum uit over de Oosterweelverbinding. De zenuwachtigheid neemt overhands toe bij voor- en tegenstanders van het bouwdossier van de Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM).

Een belangrijk onderdeel van dat dossier is het milieueffectenrapport (MER) dat de BAM in 2006 liet maken over het tracé van de Oosterweelverbinding met de Lange Wapperbrug. Over dat MER is sindsdien al veel inkt gevloeid. Het werd gemaakt door Resource Analysis, een afdeling van het studiebureau Technum, dat deel uitmaakt van de tijdelijke vereniging SAM. Die laatste begeleidt en coördineert voor de BAM alle studiewerk. Een en ander leidde tot vragen over de onafhankelijkheid en de objectiviteit van Nicole Van Doninck, die bij Resource Analysis destijds eindverantwoordelijke voor het MER was en die in mailverkeer met de BAM onder meer sprak over het ‘wegschrijven’ van varianten voor de Oosterweelverbinding.

Net het ontbreken van een milieuonderzoek over de alternatieven voor de BAM-plannen (onder meer de tunnelvariant van het comité stRaten-generaal) mondde uit in een milieustakingsvordering van Groen! en een groep burgers, maar vorige maand verwierp de rechter die vordering. Intussen wordt ook uitgekeken naar een uitspraak van de Raad van State over een verzoek van Het Pomphuis, een Antwerps restaurant vlak bij het BAM-tracé, om het gewestelijk uitvoeringsplan voor de Oosterweelverbinding te vernietigen. De auditeur bij het administratieve rechtscollege heeft al geoordeeld dat er ook bij het MER voor dat uitvoeringsplan onvoldoende garanties voor onafhankelijkheid zijn geweest.

Geluidshinder

Al die procedurele geschillen zeggen weinig over de inhoud van het MER over de Oosterweelverbinding. Dirk Avonts, huisarts in de Antwerpse wijk Zurenborg en professor huisartsgeneeskunde aan de Universiteit Antwerpen, analyseerde het MER wel zorgvuldig. Hij keek daarbij in het bijzonder naar het verband tussen enerzijds de leefkwaliteit en de gezondheid van de Antwerpenaren, en anderzijds het verkeer dat de bovengrondse oplossing van de BAM voor het sluiten van de Antwerpse Ring zal genereren. Zijn conclusie: ‘Het BAM-tracé is allesbehalve ambitieus. Het zit vol gemiste kansen om de gezondheid van de bevolking te verbeteren, de leefkwaliteit in Antwerpen te verhogen en de internationale normen voor een gezonde omgeving na te leven.’

Avonts leidt dit af uit twee vaststellingen. Sinds de opmaak van het MER zijn de Europese milieunormen en de voorzorgbenadering van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) nog strenger geworden. Dat de auteurs van het MER dit niet voorzien hebben, kan hen volgens Avonts niet echt worden aangewreven. Wél dat in het rapport een groot aantal gezondheidsaspecten niet vermeld, laat staan onderzocht is. In het MER is er enkel aandacht voor de geluidshinder ’s nachts en voor de uitstoot van stikstofdioxide en stof (het BAM-tracé zou slechts een ‘matig negatieve’ invloed hebben), terwijl bij de Vlaamse overheid en wetenschappelijke instellingen een resem relevante gegevens over verkeer en gezondheid beschikbaar zijn.

Het verband tussen beide wordt door Avonts ruim opgevat in het licht van de leefkwaliteit, zoals ook de Vlaamse overheid dat doet. Naast geluidshinder, luchtvervuiling en geurhinder gaat het dan bijvoorbeeld ook over de natuur en de groene omgeving, en over de (verkeers)veiligheid. Als huisarts en academicus is Avonts daarom verbaasd dat in het MER essentiële gegevens over de huidige toestand in Antwerpen ontbreken. Als voorbeeld geeft hij de Vlaamse sterfteatlas, die voor Antwerpen onder meer wijst op meer kankers bij vrouwen, meer mannen die sterven aan hart- en vaataandoeningen, meer vrouwen met chronische longproblemen en meer meisjes die doodgeboren worden of sterven na de geboorte. ‘Die gegevens zeggen niets over de oorzaken. Heeft het met de levensstijl van de Antwerpenaren te maken. Zijn ze vatbaarder? Of spelen sociaaleconomische factoren een rol? Sommige aandoeningen zouden wel gerelateerd kunnen worden aan lucht- en geluidsvervuiling, maar dat is niet gebeurd. Uiteraard is een dergelijk onderzoek niet eenvoudig, maar voor een gigantisch project als de Oosterweelverbinding is dat toch zeer vreemd’, aldus Avonts.

In zijn kijk op het dossier hecht hij duidelijk meer belang aan de geluidshinder dan aan de problematiek van het fijn stof, die door de actiegroep Ademloos op de agenda werd geplaatst. Avonts: ‘Het MER heeft niet gekeken naar de geluidsbelasting overdag, en evenmin naar de gemiddelde geluidsbelasting tijdens een volledige dag. Bovendien is voor de geluidshinder ’s nachts een bedrijfsnorm gehanteerd (meer dan 50 decibel). Maar intussen weten we dat geluidshinder meer is dan een ongemak en dat de Vlaamse bevolking dit als het grootste milieuprobleem ervaart. De normen zijn ook aanzienlijk scherper geworden: de WHO beveelt als ondergrens zelfs 30 decibel aan, maar in het algemeen wordt 42 decibel en hoger beschouwd als een hinderlijk geluidsniveau, en daar hebben meer dan 250.000 Antwerpenaren nu al mee te maken. Geluid stelt in de hersenen een alarmfunctie in werking, die de bloeddruk doet stijgen en zo resulteert in hart- en vaatziekten. Slaapverstoring is een ander effect dat grote gevolgen kan hebben voor het geheugen en de concentratie, de afweersystemen en de stofwisseling. Elke decibel extra heeft een impact. Omgekeerd kan de gezondheidswinst heel groot zijn als de geluidshinder wordt teruggeschroefd.’

Nattevingerwerk

Ook luchtvervuiling werd in het MER maar fragmentarisch onderzocht. Zware metalen, ozon, benzeen en (ultra)fijn stof werden vergeten, terwijl van fijn stof bekend is dat het dieper in de longen dringt en ook een negatieve invloed heeft op bloeddruk en bloedvaten. ‘Het motto van het MER lijkt wel dat wat niet gemeten wordt ook geen probleem kan zijn. Er wordt bijvoorbeeld verwezen naar een meetpunt in Borgerhout, maar dat is niet relevant want het ligt op een plaats met weinig vrachtverkeer. Om de impact van het BAM-tracé te kennen, had men op cruciale plaatsen langs de huidige grote Ring metingen kunnen doen, maar dat is niet gebeurd. In Deurne aan het Sportpaleis gebeuren inmiddels wel ambulante metingen, maar enkel permanente metingen kunnen een accuraat beeld van de vervuiling geven’, zegt Avonts. ‘Minder luchtvervuiling en een betere luchtkwaliteit hebben zeker zin. Dat bewijst een recente studie over 51 grootstedelijke gebieden in de VS. Een daling van fijn stof met 10 microgram per kubieke meter leidt er tot een verlenging van de levensduur met 5 tot 10 maanden.’

In het MER is het volgens Avonts vruchteloos speuren naar gegevens over de invloed van de veertien geplande bouwwerven voor de Oosterweelverbinding op het groen in Antwerpen en over de verkeersveiligheid (ramingen van doden en gewonden, bijvoorbeeld). Op het vlak van kwetsbare groepen zoals kinderen en ouderen bevat het MER dan weer veel fouten in simpel te controleren gegevens over bijvoorbeeld het aantal ziekenhuizen, kindercrèches en rust- en verzorgingsinstellingen in de omgeving van het BAM-tracé.

In zijn kritiek heeft Avonts het meermaals over ‘nattevingerwerk’. Dat het MER over de Oosterweelverbinding desondanks gevalideerd werd door de Vlaamse overheid onder Kris Peeters (CD&V), toen die nog Vlaams minister van Openbare Werken was, doet vragen rijzen. Avonts: ‘Als een academicus financiële steun voor een onderzoeksproject zoekt, moet hij een dossier in het Engels indienen. Vervolgens moet hij wachten op het oordeel van een internationale jury en hopen dat de beschikbare budgetten niet opgebruikt zijn. Voor een MER, dat zeker ook gediend zou zijn met de inbreng van medische wetenschappers, is een dergelijke aanpak eveneens aangewezen. Wetenschappelijk moet de lat voor een MER hoger worden gelegd. Voor de beoordeling ervan kan een beroep worden gedaan op een onafhankelijke en internationale commissie. Dat voorkomt politieke filtering van de resultaten en dient de openheid in de besluitvorming rond grote en ingrijpende infrastructuurprojecten zoals de Oosterweelverbinding.’ Avonts is ervan overtuigd dat de oplossing van de mobiliteitsproblemen in Antwerpen ‘niet in en niet boven, maar onder de stad’ moet worden gezocht.

VOLGENDE WEEK: nog meer oosterweel met onder meer 10 extra pagina’s over het referendum, speciaal voor de lezers uit de regio Antwerpen.

DOOR PATRICK MARTENS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content