‘De toestand in België is zeer ernstig en de vooruitzichten zijn allesbehalve gunstig’, zegt eregouverneur Fons Verplaetse. ‘België kan sinds kort niet meer mee met de Europese kopgroep en de kosten van de vergrijzing komen er nog aan. Wat doet men? Wie bezit een klaar inzicht? Wie heeft visie? Wie toont de nodige moed?’

‘We zijn recent uit de kopgroep van de Europese landen getuimeld’, zegt eregouverneur Fons Veplaetse. ‘Als je alle recente cijfers bekijkt, kun je maar één conclusie trekken: België staat er absoluut niet goed voor. Dat de Belgische economie structureel verzwakt, wordt aangetoond door de lopende rekening van de betalingsbalans. Daaruit blijkt dat we jaar na jaar met onze export marktaandeel verliezen. In 2008 incasseerden we voor het eerst zelfs een tekort op onze lopende rekening van de betalingsbalans. Dit jaar bedraagt dat tekort al bijna 3 procent van het bbp (bruto binnenlands product, alles wat we aan goederen en diensten produceren).’

‘We maken niet langer deel uit van de Europese top’, moet Verplaetse tot zijn spijt concluderen. ‘We behoren niet meer tot de landen die wel nog een overschot op hun betalingsbalans hebben zoals Duitsland, Nederland, Luxemburg, Oostenrijk en Finland. Ook op wereldvlak tellen we steeds minder mee: vroeger was België goed voor 0,6 procent van het wereld-bbp, vanaf 2009-2010 zal dat nog maar 0,5 procent zijn. Zowel binnen Europa als op wereldvlak gaan we achteruit. Maar ligt daar nog iemand van wakker? Ik in ieder geval wel’, zegt Verplaetse.

‘Wat me vooral zorgen baart, is de negatieve trend in zowat alle cijfers. We hebben ook nog een structureel overheidstekort van 3 tot 4 procent van het bbp. In 2009-2010 komen er 250.000 nieuwe werklozen bij… Allemaal zeer verontrustend. En dan krijgen we vanaf nu te maken met de kosten van de vergrijzing! We hebben de volgende vijf jaar 1,1 procent van het bbp, pakweg 3,5 miljard euro nodig om de kosten van de vergrijzing op te vangen. Budgettair is daar geen ruimte voor. We zouden de kosten van de vergrijzing ook kunnen opvangen door meer mensen aan het werk te helpen en ze ook langer aan het werk te houden, maar met de huidige financieel-economische crisis dreigt juist het omgekeerde te gebeuren.

‘Dat alles vormt een gigantisch probleem. En wat gaan onze politici doen? Ik hoor sommigen zeggen dat er dringend gesaneerd moet worden, maar dat is echt kletspraat van mensen die geen inzicht hebben in het economische leven: als je nu te vlug begint met besparen, maak je de prille heropleving waarop we hopen onmiddellijk kapot.’ En hij besluit: ‘De problemen waar we voor staan zijn moeilijk oplosbaar, maar we mogen nooit opgeven.’

Laten we eerst kijken hoe de economische crisis zich ontwikkelt: wanneer nemen we de bocht?

FONS VERPLAETSE: Het is moeilijker dan ooit om zinvolle prognoses te formuleren over de economische crisis. Het grote probleem is dat we vandaag geconfronteerd worden met twee crisissen die samenvallen. We zitten nu in een neerwaartse fase die hoort bij het cyclische verloop van de conjunctuur. Maar daarbovenop komt nog eens de financiële crisis en nog steeds kan niemand met zekerheid zeggen hoe diep die zal gaan of hoe lang ze nog zal duren. In oktober 2008 meende het IMF nog dat het bbp in de eurozone in 2009 een groei zou kennen van 0,2 procent, in april sprak het over een daling met 4,2 procent voor 2009. Zo vlug kunnen vooruitzichten tegenwoordig veranderen.

Toch lijkt het erop dat de afbraak van de economische activiteiten een hoogtepunt bereikte in de laatste maanden van 2008 en de eerste maanden van 2009. De neergang van de economie vermindert nu sterk en de verwachting is dat we naar het einde van dit jaar het dieptepunt zullen bereiken, waarna een trage verbetering zal optreden. Ik denk dat we in 2010 weer een positieve groei zullen kennen: plus 0,1 procent in het eerste kwartaal in vergelijking met het vorige kwartaal, plus 0,2 procent in het tweede kwartaal, plus 0,3 procent in het derde kwartaal… Dat is positieve groei, maar tegelijkertijd verre van schitterend. En dat telt zowel voor de eurozone als voor België, want onze economie is zeer verweven met die van de hele eurozone. (zie grafiek 1)

Wat mogen we voor de voornaamste Europese indicatoren verwachten?

VERPLAETSE: De OESO, het IMF en de Europese Commissie zijn het erover eens: in 2009 zal het bbp in de eurozone met zo’n 4 procent krimpen, in 2010 met nog eens 0,3 procent. Maar ze verwachten dat de werkloosheid, die nu 10 procent bedraagt, volgend jaar een stuk boven de 11 procent zal stijgen. (zie tabel 2)

En wat mogen we verwachten voor België?

VERPLAETSE: De OESO heeft recent geen vooruitzichten voor België bekendgemaakt, maar we beschikken wel over goede cijfers van het IMF en de Europese Commissie (tabel 3). Volgens die cijfers krimpt het Belgisch bbp in 2009-2010 met pakweg 3,5 procent, maar dat is wel 0,5 tot 1 procent beter dan het cijfer voor de hele eurozone. (zie tabel 2) Hoe dat komt? De Duitse economie doet het momenteel zeer slecht en met hun grote economie trekken ze het cijfer van de hele eurozone naar beneden.

Wat betekent een krimp van het bbp met 3,5 procent voor de levensstandaard van de Belgische bevolking?

VERPLAETSE: Je moet dan niet alleen rekening houden met die krimp van 3,5 procent, maar ook nog eens met het feit dat onze bevolking aangroeit. Anders gezegd: onze welvaart vermindert en we moeten die ook nog eens over meer mensen verdelen. Onze bevolkingsaangroei bedraagt nu 0,7 procent per jaar. We kennen een heel kleine natuurlijke aangroei, maar ons bevolkingsaantal stijgt jaarlijks met 0,5 procent dankzij immigratie. Dat alles samen betekent dat we kunnen spreken van een vermindering van de levensstandaard met gemiddeld zo’n 5 procent per inwoner in twee jaren: 3,5 procent minder groei, plus twee keer 0,7 procent voor de bevolkingsaangroei.

Let op, dan aanvaard je een structureel overheidstekort van 3 tot 4 procent. Als je dat structureel tekort aanpakt en streeft naar een evenwicht, daalt onze levensstandaard met 6,5 procent. En dan heb je de kosten van de vergrijzing nog niet opgevangen. Wil je dat ook nog doen, dan kom je aan een vermindering van pakweg 7,5 procent van de levensstandaard van de gemiddelde Belg en gaan we terug naar de levensstandaard van 2003-2004. Veel mensen zeggen ’toen hadden we het toch niet zo slecht’, maar we zijn zo wel aardig op weg naar een verloren decennium, zoals econoom en Nobelprijswinnaar Paul Krugman dat noemt: bijna tien jaar dat we geen vooruitgang boeken.

Laten we nog eens kijken naar de andere indicatoren voor België: een inflatie van 0,5 procent dit jaar en 1 procent volgend jaar. (tabel 3)

VERPLAETSE: Dat is hét goede nieuws: we zullen een zeer lage inflatie hebben van 2 procent over 2 jaar. Maar de keerzijde is dat er geen koopkrachtcreatie zal zijn, want er komen geen loonindexeringen.

De werkloosheidsgraad klimt terug boven de 10 procent.

VERPLAETSE: En dat is zeer veel: in twee jaar tijd zullen er ongeveer 250.000 werklozen bij komen. Zo’n 150.000 werklozen komen er in de jaren 2009-2010 bij door het wegvallen van jobs door de crisis en 100.000 door de aangroei van de arbeidsmarkt. Het tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans stijgt, we verliezen steeds meer marktaandeel met onze uitvoer.

VERPLAETSE: In 1998 boekten we nog een overschot van 5,2 procent van het bbp, in 2008 noteerde België voor het eerst een tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans. Dit en volgend jaar loopt dat tekort op tot 2 of zelfs 3 procent van het bbp. Dat toont aan dat we een structureel probleem hebben. En de conclusie die zich opdringt, is niet vrolijk: we horen niet langer bij de groep van landen als Duitsland, Nederland, Luxemburg, Oostenrijk en Finland, die wel nog een overschot konden halen. Dat spreekt boekdelen.

En ons begrotingstekort neemt opnieuw toe.

VERPLAETSE: Ons begrotingstekort zal oplopen tot bijna 6 procent in 2010, waarvan zo’n 4 procent structureel is. En dan voorspelt de Europese Commissie ook nog dat de bruto-staatsschuld volgend jaar opnieuw rond de 100 procent bbp zal liggen.

Er moet iets gedaan worden aan dat groeiende begrotingstekort?

VERPLAETSE: De Hoge Raad voor Financiën waarschuwde in haar jongste rapport terecht dat het zo niet verder kan. De voorkeuroplossing die de Hoge Raad verdedigde, is echter onverwezenlijkbaar. De Hoge Raad wou vier jaar lang 1,1 procent van het bbp saneren op het primair begrotingssaldo, dus het begrotingssaldo zonder de rentelasten. Dat betekent dus 3,5 miljard euro besparen, vier jaar aan een stuk. Weet je dat die sanering dubbel zo hoog zou liggen als wat de Europese Commissie vandaag oplegt aan landen met te grote budgettaire tekorten?

De Hoge Raad verwijst wel naar de jaren 1993-1998, toen een soortgelijke inspanning ervoor zorgde dat België er weer bovenop kwam en de euro mocht invoeren.

VERPLAETSE: In 1993-1998 hebben we met premier Jean-Luc Dehaene de overheidsfinanciën moeten aanpakken om te voldoen aan de Maastrichtnormen, zodat we de euro konden invoeren. Laten we die saneringsinspanning even van naderbij bekijken. En laten we meteen de besparingen van 1982-1987 onder premier Wilfried Martens (CD&V) onder de loep nemen, die de devaluatie begeleidden van de Belgische frank in februari 1982. Dan wordt onmiddellijk duidelijk voor welke gigantische opdracht België staat. In de periode-Martens werd over zes jaar 7,6 procent van het bbp bespaard, tijdens de zes jaar onder Jean-Luc Dehaene 7,1 procent. Je mag dus zeggen dat in beide periodes het globaal begrotingstekort met gemiddeld 1,2 procent per jaar werd verbeterd.

Dat komt overeen met wat de Hoge Raad nu voor de volgende jaren bepleit?

VERPLAETSE: Maar je moet kijken hoe die 7,6 procent en 7,1 procent gehaald werden. Die besparingen werden toen gerealiseerd mede dankzij ‘gemakkelijkheidsfactoren’. In de periode-Martens werd voor 4,5 procent van het bbp gesnoeid in kapitaalsverrichtingen: hier werd een brug niet gebouwd, daar werd een weg niet aangelegd, enzovoort. Dat zijn beslissingen die weinig weerstand oproepen bij de bevolking. Tijdens de periode-Dehaene werd de helft van de sanering gerealiseerd dankzij de daling van de interestlasten voor de overheid, omdat de rente toen sterk gezakt was. Daar heeft een regering weinig ver- dienste aan, maar ze moet dan wel die rente- meevaller gebruiken om het overheidssaldo te verbeteren.

Het is al vaker gezegd, maar Paars heeft de voorbije jaren die rentemeevaller niet gebuikt om het overheidssaldo te verbeteren.

VERPLAETSE: We hebben tijdens de voorbije vette jaren inderdaad een unieke kans laten liggen om met de daling van de interestlasten een buffer aan te leggen. Je moet de naakte cijfers even vergelijken van de periodes onder de premiers Wilfried Martens (1982-1987), Jean-Luc Dehaene (1993-1998) en Guy Verhofstadt (1999-2007). (zie tabel 4)

Tijdens Dehaene moesten we 3,5 procent van het bbp minder interestlasten betalen en mede daardoor werd 7,1 procent bespaard. Verhofstadt kon genieten van dezelfde daling van de rente, maar in acht jaar tijd verbeterde het globaal saldo slechts met 0,6 procent van het bbp. Wat deed Paars dan met de rentemeevaller? Ze gaf 1,7 procent van het bbp meer uit en verminderde de belastingen met 1,6 procent. Je kunt zeggen dat de winst van de rentemeevaller mooi gelijk verdeeld werd over de verzuchtingen van de socialisten en die van de liberalen.

Je kunt uit dat overzicht nog iets anders afleiden: als je de ‘gemakkelijkheidsfactoren’, de interestlasten en de kapitaalverrichtingen, buiten beschouwing laat, zie je wat elke regering echt gedaan heeft: onder Martens stegen de courante verrichtingen met 5 procent bbp, onder Dehaene met 3,6 procent, maar onder Verhofstadt daalde dat juist met 3,3 procent. We hebben onder Paars een uitstekende kans laten liggen om een budgettaire spaarpot van pakweg 3 procent van het bbp aan te leggen, die ons nu goed van pas zou komen.

En de ‘gemakkelijkheidsfactoren’ om te besparen, een rentedaling of minder openbare werken, zijn er vandaag niet meer?

VERPLAETSE: Nee, de factoren die zo’n diepgaande sanering van de overheidsfinanciën zoals onder Martens of Dehaene mogelijk maakten, ontbreken nu volledig. De interesttarieven vertonen geen neiging om te dalen, integendeel. En in de overheidsinvesteringen kan ook nog moeilijk gesneden worden. In 1981 bedroegen de overheidsinvesteringen in België 4,6 procent van het bbp en tijdens de saneringsperiode-Martens zijn die fors verlaagd. Sindsdien werd helaas geen enkele reanimatie meer doorgevoerd, ze werden nooit meer op een aanvaardbaar peil gebracht. Onze huidige overheidsinvesteringen bedragen spijtig genoeg maar 1,7 procent van het bbp. Dat is veel lager dan de 2,8 procent van de eurozone, wat volgens mij trouwens het absolute minimum is. Je hebt vandaag dus geen elementen meer waardoor je relatief makkelijk kunt saneren. Een besparing van 1,1 procent bbp per jaar, of 3,5 miljard euro, zoals de Hoge Raad voor Financiën voorstelde, is dan ook niet haalbaar.

Waar komen we uit als we die ‘gemakkelijkheidsfactoren’ buiten beschouwing laten? Voor hoeveel werd er onder Martens en Dehaene zonder die factoren gesaneerd?

VERPLAETSE: Dan kom je uit op een gemiddelde jaarlijkse sanering van ongeveer 0,7 procent van het bbp.

Jaarlijks 0,7 procent van het bbp besparen, dat gaat in de richting van waar de regering-Van Rompuy nu aan denkt.

VERPLAETSE: Ja, maar je moet wel kijken hoe die 0,7 procent onder Martens en Dehaene bereikt werden. Bij het saneren zijn er steeds twee componenten: je kunt overheidsontvangsten (belastingen, sociale bijdragen…) verhogen en/of de uitgaven (lonen, sociale uitkeringen…) verlagen. Bij de sanering na de devaluatie van 1982 aanvaardden de vier betrokken regeringspartijen de gulden regel dat de helft van de sanering zou komen van uitgavenvermindering en de andere helft via het verhogen van de ontvangsten. En uit de cijfers blijkt dat in de periode 1993-1998 de saneringsoperatie gerealiseerd werd door de verhoging van de ontvangsten, die stegen met 3,7 procent van het bbp. (zie tabel 4) Een saneringsritme van 0,7 procent per jaar lijkt dus niet onmogelijk, maar dat zal gepaard moeten gaan met meer overheidsontvangsten. De vraag is of er dan geen onoverkomelijke politiek doctrinaire hindernissen zullen opduiken.

Ondertussen komt de vergrijzingsgolf op gang, met alle kosten voor de overheid die daarmee gepaard gaan.

VERPLAETSE: Die hoge kosten door de vergrijzing van de bevolking zagen we al langer aankomen en de Vergrijzingscommissie heeft ze herhaaldelijk becijferd. We weten dat in 2009 de kosten van de vergrijzing 0,3 procent van het bbp bedragen, of zo’n 1 miljard euro. De pensioenen nemen namelijk met 0,1 procent van het bbp toe en de kosten die de vergrijzing voor de gezondheidszorg meebrengen met 0,2 procent. Als je het over een wat langere periode bekijkt, merk je dat we tussen 2009 en 2013 1,1 procent van het bbp nodig hebben om die kosten van de vergrijzing te dragen. Dat komt neer op 3,5 miljard euro voor vijf jaar.

Hoe gaan we die kosten kunnen opvangen?

VERPLAETSE: Eigenlijk zijn er maar twee manieren om die kosten op te vangen: je wapent je budgettair en/of je verhoogt de werkgelegenheidsgraad, je zorgt er dus voor dat meer mensen op arbeidsleeftijd effectief werken.

Hoe zit het met onze werkgelegenheidsgraad?

VERPLAETSE: Op dat vlak is de Belgische toestand uiterst zorgwekkend. We hebben binnen Europa al langer een zeer lage werkgelegenheidsgraad: in België was in 2008 slechts 62,4 procent van de bevolking tussen 15 en 65 jaar aan het werk, terwijl het gemiddelde in Europa toen 66,2 procent bedroeg. Met de huidige crisis en het verdwijnen van 150.000 jobs de volgende twee jaar, zal die werkgelegenheidsgraad nog met 2 procentpunten afnemen zodat we in 2010 zullen uitkomen op 60,5 procent. Dat is even hoog, of beter gezegd even laag als in 2004, toen we een werkgelegenheidsgraad kenden van 60,3 procent. Dat is echt dramatisch laag. En mag ik eraan herinneren dat we de Lissabonakkoorden hebben ondertekend? Daarin stellen we dat onze werkgelegenheidsgraad tegen 2010 70 procent zal bedragen. Dat dit kan, wordt bewezen door de Scandinavische landen, die al langer boven die 70 procent zitten.

En er is ook geen budgettaire ruimte om de kosten van de vergrijzing op te vangen.

VERPLAETSE: We hebben in het verleden geen spaarpot opgebouwd. Het Zilverfonds is een mooie doos, maar ze is wel leeg. De regering-Leterme heeft dan in haar stabiliteitsprogramma budgettaire doelen opgesteld om de kosten van de vergrijzing op te vangen. Ze ging uit van een evenwicht in 2008 en vervolgens een langzaam groeiend overschot tot 1 procent van het bbp in 2011. Ondertussen heeft de crisis zijn intrede gedaan en is het al lang duidelijk dat dit schema helemaal niet gehaald zal worden: in 2008 hadden we een tekort van 1,2 procent in plaats van een evenwicht en in 2010 zal er naar verwachting een tekort zijn van 6 procent van het bbp in plaats van het beoogde overschot van 0,7 procent. Dat is echt een wereld van verschil. (zie tabel 5)

De crisis maakt de opvang van de kosten van de vergrijzing zogoed als onmogelijk?

VERPLAETSE: Ja, en wel op een dubbele manier. Enerzijds pleegt de crisis een aanslag op onze arbeidsmarkt – er is dus minder werkgelegenheid en er zijn dus minder overheidsontvangsten. Anderzijds ontregelt de crisis onze overheidsfinan- ciën, want de werkloosheid stijgt, er zijn meer uitkeringen en dus meer overheidsuitgaven. En ondertussen beginnen we de gevolgen van de vergrijzing nu al te voelen. Zoals gezegd kost dat ons 0,25 procent bbp per jaar tussen 2008 en 2013, en vanaf 2013 nog 17 jaar lang 0,20 procent. Om de impact hiervan goed te beseffen, kan je het ook nog anders bekijken. Volgens de Europese Commissie heeft België in 2010 een structureel overheidstekort van 4 procent bbp. Stel dat je dat wil wegwerken over de periode 2011 – 2017 dan moet je zeven jaar lang jaarlijks 0,6 procent van het bbp saneren. Maar ondertussen komen er vanaf 2008 jaarlijks die kosten voor de vergrijzing bij en die moet je ook nog wegwerken. Dat kost je dan vanaf 2017 nog eens afgerond 0,3 procent. Dat betekent dus dat je alles samen vanaf 2011 zeven jaar lang 0,9 procent moet besparen.

Dat wordt een zeer zware opdracht?

VERPLAETSE: Zeer zeker. En ik hoor nu al sommigen roepen: saneren! Het mes erin! Maar als dat te vroeg gebeurt, wurg je de voorzichtige heropleving die er nu aankomt. Dan vernietig je de voorziene groei van 0,1 procent van het bbp per kwartaal volgend jaar en dan sluit ik zelfs niet uit dat de economie opnieuw zal krimpen. Je kunt dus pas beginnen met saneren vanaf 2011. Maar in juni van dat jaar zijn er federale verkiezingen gepland, dus van besparingsmaatregelen zal dan niet veel in huis komen.

We moesten al concluderen dat België sinds kort niet meer tot de kopgroep van Europese landen behoort, en nu staan we voor een bijna onmogelijke opdracht om de kosten van de vergrijzing op te vangen. Wat moet er gebeuren?

VERPLAETSE: Naast een noodzakelijke sanering van de overheidsfinanciën, waarvan de timing cruciaal is, moeten we dringend onze economie fundamenteel hervormen. Anders komen we nooit uit de problemen. Het is al vaker gezegd, maar het gebeurt onvoldoende: we moeten meer doen aan onderzoek en ontwikkeling. Daarin presteren we echt ondermaats. En onze ondernemers moeten meer actieve ondernemers worden en niet zo vlug tevreden zijn.

Wat moet de overheid doen?

VERPLAETSE: We moeten toekomstgericht investeren, zonder nieuwe putten te maken. Maar welke politicus verdedigt dat vandaag nog? We zullen onze welvaart niet kunnen behouden door alleen maar te saneren, besparen en snijden, bijvoorbeeld in de kosten van de gezondheidszorg. We moeten absoluut meer in de toekomst investeren en zorgen voor meer werkgelegenheid. Ik geef een voorbeeld: we moeten het overheidspersoneel, en vooral de laaggeschoolden die er werken, verminderen maar wel op een toekomstgerichte manier. Je moet ze na de nodige opleiding overhevelen naar de non-profitsector, naar de rust- en verzorgingstehuizen. Daar komen we handen te kort en bovendien kosten ze de overheid daar maar twee derde in vergelijking met vandaag. Zo zijn er tientallen maatregelen te bedenken die ons echt vooruithelpen. Want we gaan er niet komen met één grote maatregel, er zullen vele beperkte maatregelen genomen moeten worden, die wel passen in een coherent geheel. Dat vraagt inzicht, visie en moed.

Onze toekomst ziet er somber uit als er niets fundamenteels gebeurt?

VERPLAETSE: Als je vandaag jong bent en naar de toekomst in België kijkt, heb je twee opties. Ofwel zeg je: ik verhuis. Ofwel zeg je: ik ga mijn steentje bijdragen om België op een structurele manier sociaaleconomisch beter te maken. Ik behoor niet langer tot de jongeren, maar ik kies radicaal voor het laatste.

DOOR EWALD PIRONET

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content