Kris Peeters, minister van Tegengas

Walter Pauli

Is er in Vlaanderen plaats voor meer dan één volkspartij? De CD&V hoopt van wel. De N-VA doet er alles aan om te bewijzen van niet – en krijgt daarbij zowaar hulp van de vakbonden.

The War Government: zo staat het Britse kabinet bekend dat tijdens de Tweede Wereldoorlog geleid werd door Winston Churchill. Niet dat we de regering van Charles Michel met die van zijn Britse voorganger willen vergelijken, maar stilaan is ‘oorlogsregering’ wel een meer accurate bijnaam dan ‘kibbelkabinet’. Al trekken de federale regeringspartijen vooral tegen elkaar ten strijde.

Bij de vorming van de regering-Michel dachten veel waarnemers dat dit kabinet met vier centrumrechtse partijen meer politieke coherentie zou vertonen dan Elio Di Rupo’s klassieke tripartite. Dat bleek een misvatting. CD&V probeert immers de belangen van het klassieke middenveld te verdedigen, inclusief die van de vakbonden en de ziekenfondsen. Dat betekent dat de linkervleugel van de regering-Michel ongeveer even links is als die van de regering-Di Rupo. Nu er geen enkele ACV’er in de regering zit, is het de taak van vicepremier Kris Peeters om die linkse vleugel te vertegenwoordigen. Maar in de regering-Michel ligt het zwaartepunt stevig aan de rechterkant, en dus zijn er vreemd genoeg méér aanleidingen tot interne spanningen dan onder Di Rupo. Peeters moet in zijn eentje tegengas geven tegen een breed front van coalitiepartners. Wat hij ook uit alle macht doet.

Dat ligt evenwel niet voor de hand. Niet voor Kris Peeters zelf, en niet voor zijn partij CD&V. We zijn vandaag haast vergeten dat Peeters in 2004 door de grote poort de politiek in stapte. Vlaams minister-president Yves Leterme plukte hem weg bij middenstandsorganisatie Unizo en dropte hem rechtstreeks in zijn regering. Peeters liep meteen hard van stapel. In geen tijd werd hij de grote boeman van progressief Vlaanderen, een ambitieus politicus die de kunst verstaat om coalitiepartners te irriteren. Ook later, als Vlaams minister-president (2007-2014), cultiveerde hij zijn profiel van een eerder rechts en uitgesproken ondernemersvriendelijk politicus.

Toch leek diezelfde Kris Peeters bij de vorming van de regering-Michel in 2014 perfect gecast als vicepremier. Met collega’s als Jan Jambon (N-VA), Alexander De Croo (Open VLD) en Didier Reynders (MR) zou hij de motor worden van een solide rechts kabinet. Maar dat is er nooit van gekomen.

Zeker, als voormalige baas van Unizo is Peeters een man van het bedrijfsleven, maar in die periode was hij ook lid van de ‘Groep van Tien’. Daardoor is hij nu de enige in de regeringstop die de taal van de sociale partners begrijpt. Dat zou hem tot voordeel moeten strekken, maar tegelijk is het een handicap dat Kris Peeters altijd zichzelf blijft: een alfaman die graag hard vooruitgaat en niet in de achteruitkijkspiegel kijkt. En dus vergeet hij af en toe om te zien of de sociale partners nog mee zijn. Zo pakte Kris Peeters uit met het idee van ‘werkbaar werk’: jargon dat goed valt bij de mensen van ‘Hart boven Hard’ en soortgelijke lieden. Later merken ze dan dat ‘werkbaar werk’ in de eerste plaats ‘flexibel werk’ betekent.

Gevolg: heel het vakbondsfront kwam op straat tegen ‘het plan-Peeters’. Ook omdat de minister van Werk in interviews verklaarde dat ‘iedereen boven zijn stand leeft’ en waarschuwde voor de begrotingscontrole, want dan pas zou de regering ‘écht hard gaan snijden’.

Tijdens die vermaledijde begrotingscontrole verzette Peeters vervolgens hemel en aarde om de meest verregaande voorstellen van de coalitiepartners tegen te houden, zoals een nieuwe indexsprong voor ambtenaren en uitkeringstrekkers. En voor zijn eigen ‘flexibel werk’ wil hij nu eerst het akkoord van de sociale partners op sector- en bedrijfsniveau: Peeters geeft de vakbonden dus mee het laatste woord. Maar die kunnen moeilijk de minister toejuichen tegen wie ze onlangs nog op straat zijn gekomen.

Wat Kris Peeters meemaakt, is ook het probleem van de CD&V: jarenlang dankte de christendemocratische partij haar macht aan het feit dat ze het hart van de christelijke zuil was: een standenorganisatie die tot een synthese moest komen van de belangen van de vakbonden, de middenstanders, de boeren en de werkgevers. Dat model werkte maar zolang de standen ook bereid waren om voor elkaar op te komen. Die tijd is voorbij. Met lede ogen ziet de CD&V-leiding aan dat de standenorganisaties van weleer verveld zijn tot lobbymachines. De vakbond verdedigt de belangen van de werknemers en Unizo die van de middenstand, zonder enige consideratie voor elkaar of voor de CD&V. Bovendien zitten ze snel gevangen in hun eigen retoriek. De regering-Di Rupo deed bijzonder verregaande tegemoetkomingen aan de bedrijven, maar omdat ze van de linkse Di Rupo kwamen, heeft Unizo-baas Karel Van Eetvelt daar nooit zijn waardering voor willen uitspreken. Tot grote frustratie van de CD&V-ministers in dat kabinet. Nu maakt Charles Michel hetzelfde mee van vakbondzijde: al sinds de start van dit kabinet levert ACV-voorzitter Marc Leemans alleen maar striemende kritiek. Zelden werd het vriendelijker dan uitspraken als: ‘Kris Peeters doet zijn best, maar dat is nog veel te weinig.’

Dat de vakbonden hard uithalen naar de regering-Michel deert de N-VA en Open VLD niet. Voor een deel van hun achterban is kritiek van de vakbond juist een signaal dat de meerderheid goed bezig is. De kritiek raakt alleen de CD&V, terwijl die als enige centrumpartij in een rechts kabinet noodgedwongen de rol van linkervleugel op zich neemt. En dus kan ze zich nu niet meer als ‘centrumpartij’ positioneren, wat jarenlang haar unique selling position was en haar de status van grote Vlaamse volkspartij opleverde.

Dat is geen dankbare situatie voor de troepen van Wouter Beke. In de schoot van de regering-Michel woedt nu een strijd op leven en dood tussen de grote, rechtse partij van ‘de Vlaamse grondstroom’ (de N-VA) en de kleinere centrumpartij van ‘het moedige midden’. De inzet ervan is de vraag of er in Vlaanderen plaats is voor twee volkspartijen – vergeet niet dat in de paarse tijd ook Open VLD en SP.A die ambitie koesterden.

De afloop van die strijd is onzeker. Al een paar jaar leert de ene enquête na het andere onderzoek dat de modale Vlaming zeer gehecht is aan de welvaartsstaat met zijn veilige pensioen en zijn goedkope medische zorg: het CD&V-discours sluit minstens zo nauw aan bij de besognes van deze Vlaamse middengroep als de hardere opstelling van N-VA en Open VLD.

Wat veiligheid betreft, zo laten de recentste peilingen toch vermoeden, lijkt vooral de N-VA een snaar te beroeren bij de publieke opinie, en dat geldt ook voor de islamkritiek: die is sporadisch te horen in N-VA-hoek, maar zelden of nooit in het CD&V-kamp. Dat blijkt ook in discussies over het verdoofd slachten of de opendialoogschool van het katholiek onderwijs: de N-VA is luid en duidelijk in haar kritiek, CD&V eerder voorzichtig en bemiddelend in haar opstelling.

CD&V verkoopt zichzelf als de partij van het moderne staatsmanschap. Maar intussen blijft de N-VA ongeveer dubbel zo groot in de peilingen. De nieuwe volkspartij van Vlaanderen dankt haar koppositie aan haar reputatie: de N-VA als de partij die korte metten maakt met de tjeverijen uit voorbije tijden.

Café Treurenberg is een etablissement in de buurt van het parlement. In het café kijkt Walter Pauli naar de Wetstraat en de wereld.

Walter Pauli.

Het is een handicap dat Kris Peeters altijd zichzelf blijft: een alfaman die graag hard vooruitgaat.

De inzet is de vraag of er in Vlaanderen plaats is voor twee volkspartijen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content