Rudy Tambuyser
Rudy Tambuyser Muziekjournalist

Arthur en Lucas Jussen, of de middelmaat van een circusplaat.

Ooit waren er zekerheden en duidelijkheid. De tseven moesten de sossen niet, de sossen de liberalen niet, de liberalen helemaal niemand. En majors maakten mooie platen.

Dat doen ze nog af en toe, maar met die duidelijkheid is het danig misgelopen. Zolang de digitale revolutie geen roet in het eten kwam gooien, zeg maar gedurende het grootste deel van de 20e eeuw, waren klassieke platen zelfs economisch gezien behoorlijk succesvolle producten. Ondanks hun nichepubliek, hun vaak steengoede kwaliteit en hun meestal spuuglelijke hoes.

Zelfs van die lelijke hoezen houd ik. Vanaf hun schap scanderen ze twee eenvoudige waarheden: oren zijn geen ogen, en schoenmakers zijn op hun best bij hun leest.

Maar goed, door die decennialang volgehouden combinatie van tijdloze kwaliteit en verkoopsucces hebben sommige klassieke labels een ronduit legendarische status verworven. De rode ruggen van EMI! Het zwart-wit en later rood-blauw van Decca! De merkwaardig genoeg zowel barokke als neoklassieke gele rechthoek van Deutsche Grammophon! Ze werden van louter embleem tot symbool. Ze roepen een geheel van artiesten op, discografische sleutelervaringen, een herkenbaar en aangenaam parfum dat toch moeilijk thuis te brengen valt.

Maar helaas, allicht door een onverbiddelijke tijdgeest die surft op hype en nieuwigheid, zit de klad erin. Al is het begrijpelijk dat bedrijven met steil dalende cijfers amechtig naar wrakhout zoeken, toch herinner ik me scherp de choquerende eerste tekenen van verval. EMI Classics dat muzak van Zbigniew Preisner als klassieke muziek sleet. Decca dat in een peperdure productie van Verdi’s Requiem Andrea Bocelli als tenor toevoegde aan een verder schitterende cast. Deutsche Grammophon dat contracten afsloot met Lang Lang – hij kan Chopin spelen met een appelsien – en Hélène Grimaud – ze heeft wolven in huis en zou het geen twee keer moeten vragen.

En al zijn klassieke kinderplaten de laatste jaren bijzonder in, toch is de recentste zet van Deutsche Gram-mophon nog opzienbarend: piano-sonates van Beethoven door de Nederlandse broertjes Arthur en Lucas Jussen, 14 en 17 jaar oud. Stoer leunend tegen verweerd fabrieksstaal. Leerlingen van Maria Joao Pires. Blond.

Het zij ver van mij, beide pubers hier onder de zoden te schoffelen. Maar het is niet anders: als Beethovenplaat stelt dit niks voor. Als wonderkindjes- en dus circusplaat is ze eenvoudigweg niet opzienbarend genoeg. Blijft over: een aandenken voor familie en vrienden, aan die keer dat ze – of all majors – Deutsche Grammophon zover hadden gekregen om hun bovengemiddeld begaafde neefjes een plaat te laten maken.

Deutsche Grammophon, herstel u. Het is niet oneerbaar om zelfs mooie mensen met talent te laten wachten tot ze iets te vertellen hebben.

Rudy Tambuyser

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content