Nu zondag vindt in De Roma een benefiet plaats voor Kiebooms. Een café dat weer muziek in de stad wou brengen en dat met een politieaanval bekocht. Maar ook een café met een bijzondere cafébaas: Vic Mees, zoon van Vic. ‘De muziekstad Antwerpen bloedt dood.’

Alles in het leven draait om toeval. En om het hebben van een goede naam. Vic Mees is de zoon van Vic Mees (1927-2012). De derde Gouden Schoen, een van de meest legendarische voetballers die dit land ooit gehad heeft.

De jonge Vic erfde niet alleen zijn naam, hij lijkt ook ongelofelijk op zijn vader. Een dubbelganger, bijna. Vic Twee. Zelfde gelaatstrekken als Mister Antwerp, zelfde glimlach, even gul met hartelijkheid. Alleen: hij kan niet voetballen.

‘Ik heb het ooit weleens geprobeerd’, zegt hij. ‘Lang geleden heb ik bij de miniemen van den Antwerp gespeeld, maar zonder succes. De mensen aan de rand van het veld riepen: “Zaaide gaai de zeung van de Vic Mees? Amai.” Dat kwam aan.’

Vic Twee is vandaag baas van een bijzondere kroeg. Café Kiebooms maakte de laatste acht jaar naam. Door zijn prachtige jarenveertigdecor, zijn jazzoptredens, zijn gemoedelijkheid, maar ook door zijn locatie: het De Coninckplein. Een plaats met een reputatie, tot ver buiten de stadsgrenzen. Met dank aan de vele heroïnehoeren en drugsdealers die het plein bevolkten.

Op 6 februari 2016 haalde het café om nog een andere reden de waan van de dag. De politie viel er binnen tijdens een jazzoptreden, nadat een buurman geklaagd had over geluidsoverlast. Alle muzikanten moesten hun instrument afgeven. Een man klampte zich vast aan zijn saxofoon en werd, volgens Vic, door vier agenten gestampt en in de cel gesmeten. Vic kon kiezen: drie maanden in de gevangenis of een boete van 6000 euro.

It was the day the music died, zoals Don McLean ooit zong. Sinds die 6e februari is het stil in Kiebooms, op bevel van het stadsbestuur. Of toch niet helemaal. In het café ligt een boek, waarin honderden steunbetuigingen staan. ‘Voor onze Vic, kastelein van de Kiebooms’. Sommige klanten willen zelfs een revolutie ontketenen.

‘Ik wil niet de Jeanne d’Arc van de stad worden’, zegt Vic.

En toch. Hoewel het geluid in het café uitgevallen is, blijft Kiebooms een soort vrijplaats in de stad. Het begon allemaal toevallig, acht jaar geleden. ‘Ik organiseerde mee wandelingen voor Antwerpen Averechts’, zegt Vic. ‘We wilden een expotocht organiseren door Antwerpen, naar aanleiding van 50 jaar wereldtentoonstelling. Langs gebouwen en interieurs uit die tijd, maar we wilden de mensen ook letterlijk laten proeven van de tijdgeest. In de keuken heeft de Expo een revolutie ontketend: de eerste soep en groenten in blik werden er voorgesteld. Het waren de dagen van Marie Thumas. En dus gingen we op zoek naar een fiftiesdecor om die maaltijd uit 1958 op te dienen. Mijn vader, die toen nog leefde, zei: “Bestaat Kiebooms op het De Coninckplein nog?”‘

Vic Twee kende het plein uit zijn jeugd. Elke week, na de cinema, ging hij er met zijn ouders en zus Elisabeth een broodje eten bij Albert De Hert, de man die de martino uitgevonden heeft. Ook de lichten van het plein herinnert hij zich nog goed. ‘In café Kiebooms zelf ben ik nooit geweest, maar mijn vader vertelde er weleens over. Na een match van den Antwerp zakte hij er soms door met zijn ploegmaats. De uitbater, Leo Kiebooms, was een man van de wereld. Altijd strak in het pak, altijd mee met de laatste mode. In 1948 had hij dit decor laten bouwen: dat was toen ongelofelijk modern.

‘Kiebooms was een befaamd accordeonist. Als mijn vader of andere supporters van Antwerp binnenkwamen, deed hij zijn rood-witte sjaal aan en begon het clublied te spelen. Hij was vooral een commerçant. Wanneer even later supporters van Beerschot binnenkwamen, deed hij hetzelfde. Maar dan met paars-witte sjaal.’

Hij heeft café gehouden tot hij begin jaren negentig stierf. De man die altijd de nieuwste modes volgde, had toen allang de strijd tegen de tijd verloren. Cafés met liveorkesten hadden afgedaan. De lichten van het plein waren gedoofd.

Vic Twee trok naar zijn café, maar dat was al jaren dicht. Na wat belleke trek vond hij een familielid van Kiebooms. ‘Ze deed het rolluik open. Ik twijfelde geen seconde: hier moesten we die Expomaaltijd opdienen.’

Wanneer de verhalen over de expo twee jaar later uitverteld waren, wist Vic Twee het zeker: café Kiebooms verdiende een bisnummer. Geen pop-up, hij wou investeren in het plein. Het licht weer aansteken, met muziek, zoals in de tijd dat Vic Eén nog wonderen verrichtte op de Bosuil.

‘Ik liet het café registreren bij de stad. De man aan het loket bekeek me alsof ik van Mars kwam. “Een café oep ’t Keuningsplaain?”

“En een terras”, voegde ik eraan toe.

“Dat mag niet”, zei hij direct. “De negers, allez de Afrikanen, smijten daar met stoelen en tafels.”

“Meneer, ik kom al twee jaar op dat plein en ik heb dat nog nooit gezien.”

“Ik zeg maar wat de flikken zeggen.”

‘Toevallig stond Kiebooms op een lijst van Open Monumentendag. Ik schreef een brief naar de toenmalige burgemeester Patrick Janssens. “Straks komen hier duizenden mensen”, overdreef ik. “En ik kan hen niet eens een terras aanbieden.” Uiteindelijk kreeg ik toestemming voor een terras. Een eiland waar geen alcoholverbod geldt. Daar kijken ze nog altijd heel secuur op toe: wie met zijn glas wijn een stap buiten de terraszone zet, riskeert een boete. Pure Monty Python.

‘Toch kwamen er veel mensen. Sommigen zeiden: “Schitterend café, jammer dat het in deze buurt is.”

“Jamaar”, antwoordde ik dan, “dit is de buurt.”

‘Dit plein is in de jaren zeventig en tachtig verwaarloosd door de stad. Alle probleemgevallen kwamen hier samen. Op den duur zeiden ook de oorspronkelijke bewoners: “Ik ben een sociaal geval, want ik woon hier.” De fierheid was verdwenen. Daarom is erfgoed zo belangrijk. Mensen van overal kwamen naar hier. Daardoor werden ook de mensen van het plein weer trots. “Ik woon naast de Kiebooms” klinkt anders dan “Ik woon op dat plein van die heroïnejunks.”‘

Niet dat het altijd gemakkelijk was. ‘In het begin kwam er eens zo’n lallende zatlap binnen. Daar gaan we, dacht ik, het imago van de buurt wordt weer eens bevestigd. Toen gebeurde er iets vreemds. Alle mensen van het café keken naar de dronken man en zeiden: “Meneer, wij hadden hier een fantastische avond en u verknalt het.” Die zatlap werd stil en droop af.

‘Soms zet ik hier een ambetante klant buiten, die ik op een andere avond laat zitten. Gewoon, omdat het evenwicht niet goed is. Dat geldt ook voor een wijk: deze buurt wil graag probleemgevallen opvangen, zolang er ook maar andere mensen wonen. Hoewel, zijn we niet allemaal probleemgevallen?’ (lacht)

We drinken nog een glas rosé, voor het evenwicht.

Aan de muur hangt een foto van een meisje. Een paar maanden geleden pleegde ze zelfmoord. Haar laatste wens was: vereeuwigd worden in Kiebooms, waar ze samen met haar grootvader vaste klant was. Net voor haar dood poseerde ze. Haar foto hangt hier nu ingelijst, naast die van haar grootvader en Kiebooms. Scènes uit de dagen van een café.

‘Ik ben in een kroeg geboren’, zegt Vic. ‘Mijn moeder was een Engelse. Op het einde van de oorlog werd zij opgeroepen als soldaat, want er waren te weinig mannen. Ze was lid van een vrouwenbataljon, dat moest instaan voor de beveiliging van de haven van Antwerpen.

‘Op een avond gingen zij en haar medesoldaten iets drinken in het café van mijn grootouders. Toevallig op de achttiende verjaardag van mijn vader. Ze hadden hem gezien en gewed: wie gaat hem het eerste kussen? Zij won.

‘Zestig jaar waren ze een schitterend koppel. Hoewel hun relatie slecht begon. Mijn moeder wou hem voorstellen aan haar ouders in Engeland. Net die dag werd mijn vader voor de eerste keer opgeroepen voor de Rode Duivels. Mijn moeder was razend en maakte het af. “Als voetbal belangrijker is dan onze relatie…” Ze is daarna bijgedraaid. Wist ze veel wie de Rode Duivels waren.

‘Als kind heb ik mijn vader nog zien voetballen op den Bosuil. Ik herinner me vooral zijn populariteit. Elke keer als we naar de cinema gingen, namen we een binnenweg. Anders raakten we er niet, iedereen wou Vic Mees aanspreken.’

Vic Twee ging psychologie studeren in Leuven. Zijn ambities waren groot: hij wou wereldvrede stichten en alle depressies oplossen. ‘In de jaren zeventig leek dat zelfs nog even te lukken. (lachje) In Leuven leerde ik mijn grote liefde Koen kennen. Mijn moeder had het in het begin moeilijk met mijn outing. Ze vreesde dat ik heel ongelukkig zou worden. Er waren toen geen rolmodellen. Behalve Will Ferdy, een oude zanger die plots niet meer gedraaid werd op de radio.

‘Ik droeg gele broeken, eyeliner en liep mee in de eerste gayprides: vijftig mensen die door de straten van Antwerpen schuifelden, bang om een steen naar hun kop te krijgen.

‘Mijn vader heeft daar nooit een probleem van gemaakt. “Gij blijft onze Vic”, zei hij. “We zien je graag zoals je bent.” Hij verdedigde mij ook tegen de buitenwereld. De mensen slikten dat van hem, want hij was dé Vic Mees. Had hij gezegd dat zijn zoon een dwerg was met drie koppen, dan hadden ze het nog aanvaard.

‘Na mijn studie werkte ik als therapeut voor de stad en daarna als zelfstandig psycholoog. Na twintig jaar was ik die wereld beu. Als je goed zoekt, schort er aan iedereen wel iets. Het maffe is dat ik vandaag eigenlijk hetzelfde werk doe. Alleen kan ik nu zeggen: “Jef, ge zijt aan het zagen.” De volgende dag staat Jef hier terug: “Vic, ge had gisteren gelijk.” In een therapie is dat onmogelijk.’

Ook zijn vader is hier nog vaak geweest, de jaren voor zijn dood. ‘Dan zat hij voor het raam te kijken naar de jongens die aan het voetballen waren. ‘Af en toe reden we met hem naar buiten, in zijn rolstoel. Die jongens van het plein kenden hem natuurlijk niet. In zijn goede dagen toonde hij dan een trucske. Op zijn mindere dagen sloeg de dementie toe.

“Is Leo Kiebooms er niet?”, vroeg hij dan.

“Papa, die is al twintig jaar dood, je bent nog naar zijn begrafenis geweest.”

“En wie is er dan nu de baas van de Kiebooms?”

“Ik, papa.”

(verbaasd) “Vicske Mees? Amai.”

‘Apetrots was hij dan, maar vijf minuten later was hij dat weer vergeten. Het heden kon hij niet onthouden, alleen het verleden. Hij keek naar de buurt zoals ze zeventig jaar geleden was. Heel vreemd. “Daar woont Marcel”, zei hij dan. “En daar Roza en Jef.” Die mensen waren allemaal al vijftig jaar dood. Uit zijn verhalen leerde ik dat hier allemaal volksmensen met een hoek af woonden. Zo herinner ik me de buurt ook. Ik denk nu aan een man die me altijd zei: “Vic, nooit vergeten: eerst kloppen, dan klappen.” (lacht) Zo was de sfeer hier. Een ruwe, maar warme buurt.’

En dat is ze nog altijd, zegt hij, ook al hebben de bewoners andere kleuren en aanbidden ze andere goden. ‘Dit is de enige plek in de stad waar je zomaar iemand kunt aanspreken. Omdat iedereen op dit plein in de minderheid is.’ Vroeger hoorde ik weleens zeggen: “De Kiebooms is een racistisch café, want daar komen alleen Belgen.” Onlangs stapte hier een groep Vlaams Belangers binnen. “Vic, wij steunen u. Schandalig dat ze nu ook al de Vlaamse cafés aanpakken.” Daarom was ik zo blij toen ik een Afrikaan zag binnen schuifelen. “Mag ik iets drinken?”, vroeg hij.’

Eigenlijk, zegt hij, maakt hij de droom waar die hij in de jaren zeventig in Leuven had. De wereldvrede was misschien te ambitieus, maar op het plein lukt het al aardig.

‘Het is zo frustrerend dat het stadsbestuur dat niet ziet. Tijdens de week moeten we al om halftien ons terras sluiten. Terwijl ze in de rest van de stad vaak tot middernacht mogen blijven staan. Een absurde maatregel.’

Hij overtreedt hem soms, zeker op zomeravonden wanneer het leven op zijn plaats valt. ‘Ik heb al duizenden euro’s aan GAS-boetes betaald, maar ik kan brave mensen niet om halftien wegjagen. Zolang die terrassen er staan, voelen mensen zich veilig en wordt er niet gedeald. Dat zorgt voor een sociale controle.

‘De overheid wil alles zelf organiseren en controleren. Antwerpen is een stad van evenementen geworden. Een soort pretpark. “Antwerpen. Proeft”, “Antwerpen Zingt…” Fantastisch, maar na middernacht is de stad wel uitgestorven. Zing dan op hetzelfde plein en je krijgt een GAS-boete. De dag- en nachtstad waarin mijn vader leefde, bestaat niet meer. Net zoals de hele Antwerpse muziektraditie aan het verdwijnen is. Onze muzikanten zeggen vaak: “We mogen nergens meer spelen. We trekken naar Gent of Brussel.” Wat een verschil met pakweg Barcelona. Daar zegt de burgemeester: “Barcelona is zon en cultuur. Ik garandeer dat iedereen muziek mag maken tot 23 uur.”

‘Hier kan één buurman een café laten sluiten. Een man die weinig voeling heeft met de buurt en er vooral woont omdat het goedkoop is – wat zijn volste recht is. Ik verwijt hem ook niet dat hij protesteert, wel dat de overheid hem direct volgt. Het evenwicht is zoek. Eén man kan het genot van tientallen anderen vergallen. Dat is niet alleen het verhaal van Kiebooms, ook dat van de Sinksenfoor en zovele muziekcafés in Antwerpen.’

‘Er is massa’s overheidsgeld in dit plein gestoken. De oude stadsbouwmeester zei me ooit: “Het De Coninckplein gaat in tegen alle regels van stadsvernieuwing. Normaal zet je een iconisch gebouw en dan herleeft de rest van de buurt. Alleen hier lukt dat niet.”

‘Mijn vriend Koen en ik zijn daar wel in geslaagd. Er bloeien weer bloemen op het plein. En toch blijft de stad spuiten met onkruidverdelgers, nu ook op ons. Dan vraag ik me af: “Wat willen jullie eigenlijk? Een doods plein, dat dan verkocht wordt aan de vastgoedeigenaars?” Sommigen zeggen: “Ze willen jouw café kapot, Vic, omdat jij aantoont dat diversiteit wel kan.”‘

Vic belde al een paar keer naar de baas van de stad, maar die neemt zijn telefoon niet op. ‘Boris Johnson was in Londen wellicht bereikbaarder dan Bart De Wever in Antwerpen. Terwijl ik van mijn burgemeester toch betrokkenheid verwacht over de dingen die in de stad gebeuren. Hij hoeft geen kant te kiezen, luisteren zou al fantastisch zijn. Ik zou De Wever zo graag uitleggen wat op dit plein groeit en bloeit.’

Elf uur. Het terras is weg, een paar late stamgasten sluiten de Kiebooms af. Looking for the heart of Saturday night. Een muzikant komt aan onze tafel zitten. Hij vraagt hoelang de stilte nog gaat duren. ‘Ik weet het niet’, antwoordt Vic. De muzikant zingt dan maar op gedempte toon een gelegenheidslied. ‘Pas oep meneer de polies.’

‘Heb je nog iets van die politie-inval gehoord, Vic?’, vraagt hij.

‘Ze hebben mij geconfronteerd met de agenten die onze saxofonist gestampt hadden. “Dat was een geoorloofde interventietechniek, meneer Mees”, zei er een. “We hadden opdracht gekregen om uw café leeg te halen.”‘

Het deed Vic denken aan die man uit zijn jeugd die zei: “Nooit vergeten, Vic: eerst kloppen, dan klappen.”‘

‘Voel je je nog thuis in Antwerpen?’, vraag ik.

‘Sinds de dood van mijn vader weet ik het soms niet meer. Een West-Vlaming zei me ooit: “Antwerpenaren denken dat hun stad er eerst was. En dat ze later de Schelde naar de stad geleid hebben.” “Dat is ook zo”, antwoordde ik. (lacht) Dat was de stad voor mij. Dat schijnbaar zelfbewuste, waar ook veel onzekerheid en relativering in zat. Dat is aan het verdwijnen. Anderzijds, als ik al die steunbetuigingen zie…. Vroeger, toen ik nog bij de miniemen van Antwerp speelde, vond ik het altijd erg als we scoorden. Dan deden we de supporters van de andere ploeg pijn. Mijn vader schudde dan altijd het hoofd, hij vond dat pathetische onzin. Maar ik was een kind van de jaren zeventig: ongelijkheid was slecht.’

Hij bestelt nog een rosé en zegt dat hij Vic Eén, den oude, Mister Antwerp, nog één ding had willen zeggen. Dat hij nu weet hoe belangrijk het is om af en toe te scoren in het leven.

Benefiet voor Kiebooms op 19 juni in www.deroma.be in Borgerhout, met The Jacquelines, Guido Belcanto, Filip Jordens, Gregory Frateur en anderen.

DOOR STIJN TORMANS, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

Aan de muur hangt een foto van een meisje. Een paar maanden geleden pleegde ze zelfmoord. Haar laatste wens was: vereeuwigd worden in Kiebooms, waar ze samen met haar grootvader vaste klant was.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content