Ze krijgt overal op de planeet staande ovaties en laaiende recensies. In de Eén-reeks Oud België speelt ze de rol van de souffleuse Germaine. Maar in het nieuwe België kent niemand haar. Actrice Viviane De Muynck over haar vak, haar leven en liefdes. ‘In dit land beschouwen ze acteurs nog altijd als komedianten.’

Hoe ze op een aanvaardbare vrijdagmorgen de Bourla binnenwandelt, kan ik niet beschrijven. Flamboyant. Luide lach. Rode roos op haar T-shirt. Ze valt op haar 63e nog altijd op, zonder dat ze daar moeite voor hoeft te doen.

En toch, zegt ze, is ze nog het liefst anoniem. ‘Toen jij belde voor een interview, dacht ik: Een interview? Waarom wil die nu een interview? Dat hij een hulpverlener van Artsen Zonder Grenzen in Haïti gaat interviewen, iemand die echt iets te vertellen heeft. Ik behoor tot de actrices van de oude stempel die vinden dat ze niet te veel over zichzelf moeten praten. Ik wil geen ster zijn. Een actrice moet één ding heel goed kunnen: mensen observeren. En dat lukt niet zo goed als iedereen voortdurend naar je kijkt.’ (lachje)

Haar compagnon de route van de laatste jaren, regisseur Jan Lauwers, noemt haar ‘de beste actrice van Europa’. Met Needcompany treedt ze zowat overal in de wereld op. Overal staande ovaties. In Frankrijk heeft ze zelfs een fanclub. En in Parijs is ze God. Een beetje God.

Maar – verbaast het nog? – ze is geen sant in eigen land. Ze woont in een anonieme flat, ergens in Wilrijk. De mensen van het appartement kennen haar omdat ze weleens samen in de lift staan. Zij altijd met een koffer in de hand, op weg of net terug van een of ander exotisch werelddeel. Maar voor de mensen van de volgende ingang van het appartementsgebouw is ze een onbekende. Hoewel. De laatste weken is dat wat veranderd. In Oud België, de verrukkelijke serie over het verval van het gelijknamige Antwerpse revuetheater, mikt ze genadeloos op de hoofden en harten van Vlaanderen. Als de souffleuse Germaine. Een madame behept met veel joie de vivre, maar ook zo iemand die nooit over haar eigen pijnen praat. ‘Er zit veel Germaine in mij’, zegt ze. ‘Zoals er in alle rollen die ik speel veel van mezelf zit.’

De Muynck weet wie ze speelt. Ze is groot geworden in een tijd dat er nog souffleurs bestonden. ‘Toen ik amateurtheater speelde in de Majestic in Antwerpen, waren er nog twee. Allebei kleine mensen. Het was ook een job voor kleine mensen. Grote mensen konden niet in dat souffleurshok. Het moeten zowat de laatste souffleurs geweest zijn. Samen met hen is ook het beroep uitgestorven.’

Er wordt vandaag niet meer gesouffleerd – het is overal crisis. Niet dat het nodig is bij haar. ‘Het is mij twee keer overkomen: een black-out op het podium. Ik heb tegen het publiek gezegd: “Beste mensen, een momentje astublieft!” Ze moesten erom lachen.

‘Daarom vond ik het ook zo heerlijk om in Oud België mee te spelen. Eindelijk heb ik nog eens kunnen bulderen op dat podium. Er wordt vandaag zo weinig gelachen in het theater, mijnheer. Alles is drama geworden. Intelligente humor: dat is het moeilijkste wat er bestaat. Komedie heeft voor een groot stuk te maken met ritme en dat is niet iedereen gegeven. Er worden trouwens bijna geen komedies meer geschreven. En als er dan eens een grappige scène in een theaterstuk voorkomt, lachen ze niet. Het is ongelofelijk hoe goed mensen zichzelf kunnen censureren: het zal wel tragisch zijn, we mogen niet lachen.’

Maar zij had plezier, daar in de souffleursbak van Oud België. In de vakpers verschenen nochtans boze interviews met oude revue-artiesten als Gaston Berghmans en Will Ferdy. Het Oud België van de serie leek te weinig op het Oud België uit hun herinneringen. ‘Ik ken die mensen niet persoonlijk’, zegt De Muynck. ‘Het theater in Vlaanderen is redelijk sektarisch. Maar ik heb wel respect voor hun herinneringen en verleden. Alleen: het is en blijft natuurlijk een fictiereeks. Herinneringen zijn ook iets heel vreemds. De momentopnames blijven, de grote momenten, de nederlagen. Niet de lengte van de dagen. Ze zijn mij ook komen interviewen voor een documentaire over het theater in de jaren tachtig. Toen ik die documentaire bekeek, dacht ik eerst: zo was het niet helemaal. Maar ik heb daar ook een vertekend beeld van.’

Ze was in die jaren tachtig een late roeping. De dertig al gepasseerd toen ze naar het conservatorium trok.

Daarvoor was ze directiesecretaresse, al had ze toen ook al een naam in het amateurtheater. Op een dag sprak de acteur Dirk Bogarde, die van Death in Venice en miljoenen andere films, haar toe: ‘Ik begrijp niet dat jij geen professioneel actrice bent.’ Er hadden eigenlijk al tientallen mensen net hetzelfde gezegd, maar elke keer had ze geaarzeld.

Tot haar leven op haar dertigste ontplofte. Haar man stierf, zij bleef achter met een kind. ‘Ik heb mezelf toen vijf jaar gegeven om het te maken in het theater. Geen vanzelfsprekende stap, want ik kwam niet uit een theaterfamilie. Mijn moeder was pelsmaakster, mijn vader meubelmaker. Elke dag reed hij met een kar hout naar de haven van Antwerpen. Maar hij had een droom: een automobiel kopen. Een Minerva, zoals hij er zag staan in de fabriek waar hij tegenover woonde. Iedereen lachte hem uit: wat een stomme droom. De auto, dat was een uitvinding die gedoemd was om te mislukken. Nooit zou dat ding op wielen paard en kar van de straat verdringen. Maar hij is erin blijven geloven. En op het eind van zijn leven heeft hij zijn droom waargemaakt: hij kocht een auto. En werd automonteur.

‘Daarom heeft hij mij ook gesteund toen ik professioneel actrice wilde worden: “Als je vindt dat je dat moet doen, doe het dan”, zei hij. Terwijl het theater voor hem een vreemde wereld was. Acteurs: dat waren in zijn ogen excentriekelingen, mensen die in een andere realiteit leefden.’

Viviane De Muynck ging in de leer bij Jan Decorte. Later trad ze op bij Discordia, Theatergroep Amsterdam en zelfs met The Wooster Group in New York. Ze werkte met Gerardjan Rijnders, met Ivo van Hove, Jan Joris Lamers, Guy Cassiers, met zowat iedereen die belangrijk was in het theater van de Lage Landen. En de laatste vijftien jaar vooral met Jan Lauwers van de Needcompany.

‘In die theaterwereld voelde ik me Alice in Wonderland. Ik smeet me. Alle beslissingen die ik de laatste dertig jaar gemaakt heb, stonden in het teken van het podium. Ook privé. Een vriendin zei me ooit: “Viviane, jij kan fantastisch spelen, maar heel slecht leven. ” Het was de pijnlijke waarheid.

‘Weet u, er bestaan twee soorten acteurs. De speelvogels. En zij die eerst een barrière, een bepaalde verlegenheid, moeten overwinnen. Maar zodra ze op het podium staan, worden het wild horses die er met geen stokken weer af te krijgen zijn. Omdat ze niet anders kunnen.’

Of omdat ze verslaafd zijn aan de eeuwige kreet ‘zie me graag’?

Ze schudt het hoofd. ‘Een man, op wie ik smoorverliefd was, zei me ooit: “Je straalt geen begeerte uit. ” Dat wou ik op het podium wel doen. Maar het heeft niets te maken met zie-me-graag. Ik wil mezelf tonen, het publiek confronteren. Iedereen heeft problemen, hè. En iedereen hunkert naar liefde. Daarover speel ik. En op dat podium voel ik me onoverwinnelijk. Tot ik van de scène stap. Ik ben zo iemand die alle kritieken leest. Theo Van Gogh bijvoorbeeld vond mij een heel slechte actrice. En hij was niet de enige. (haalt de schouders op en grijnst). You can’t please them all, jongeman.

‘Ik merk ook dat mannelijke en vrouwelijke acteurs anders beoordeeld worden. Als een man fantastisch speelt, zeggen ze: “Hij heeft die rol in zichzelf gevonden.” Bij een vrouw spelen andere criteria mee. Ik las ooit in een recensie van Hamlet: “Viviane De Muynck speelde fantastisch, maar ze zag eruit als een zeehond.” Het ging niet meer over wat ik deed, over mijn vak, maar wel over wie ik was.’

Is het als vrouw moeilijker overleven in het theater? ‘Er zijn minder vrouwelijke rollen, zeker in het klassieke repertoire. Een van de grootste vrouwenrollen is Lulu. Maar er bestaat dus geen vrouwelijke versie van King Lear, van Richard III of Hamlet. De grote hartstochten waar mensen mee kampen, worden in het theater zelden geassocieerd met een vrouw. Vrouwen hebben een seksuele functie, ze spelen de moeder of de grootmoeder. Maar voor de rest was mijn geslacht in de theaterwereld nooit een item.’

Ze heeft zelfs nooit een carrièreplanning gehad, zegt ze. Het is haar allemaal overkomen. ‘Hoogstens heb ik mijn instinct gevolgd.’ En een paar mensen, die de wereld rondtrokken met hun theater.

‘Het is niet altijd zo romantisch als het klinkt’, zegt ze. ‘Meestal komen we ergens aan, spelen vijf voorstellingen en we zijn weer weg. Er is geen tijd om de toerist uit te hangen. Ik heb de voorbije jaren in de mooiste steden van de wereld zitten wachten. Het is soms een eenzaam leven, ja. Er zijn momenten geweest dat ik thuiskwam en er stond al een nieuwe koffer klaar. Judith Herzberg zei ooit: “Eenzaamheid moet je leren. Maar eens je het geleerd hebt, geef je het nooit meer op.” Dat is zo. Tezelfdertijd vind ik het ongelofelijk boeiend om te zien hoe mensen uit andere culturen reageren op theater dat heel Europees, zelfs heel Belgisch, is.

Ze vertelt over de euforie in Santiago de Chile – toen ze voor president Michelle Bachelet optrad. Over de stilte in Tokio – toen het publiek roerloos voor zich bleef uitkijken. De hysterie in Seoul – toen haar taxi zowat verpletterd werd door tientallen meisjes die allemaal een foto en een handtekening wilden. ‘Ik vond het vreemd. Tot ik besefte waarom ik in die cultuur zo populair was: mijn bewegingspatroon is voor een oosterling heel mannelijk. Daar zie je alleen zo van die poppemiekes met hoge hakken rondlopen. En dan komt daar ineens een stelletje losbollen uit België aan.’

Frankrijk, nog een verhaal. Ze heeft er een eigen fanclub. ‘Een groep mensen die me overal volgen. Een paar jaar geleden heb ik daar eens een workshop gegeven. Onlangs sprak iemand me aan. Door die workshop van mij had hij zijn kantoorjob en zijn hele vroegere leven opgegeven. Hij was in het theater gegaan. Enerzijds flatteert me dat natuurlijk wel, dat ik dat bij mensen kan bewerkstelligen. Maar ik moest toch ook even slikken.’

Waarom doet ze het allemaal nog op haar 63e? IJdelheid?

‘Nee, met ijdelheid heeft het niets te maken. IJdelheid! Ik hoef maar in de spiegel te kijken en …. (lacht) Ik streef wel naar erkenning, zoals elke acteur. Ik geniet van elk applaus. Ben ook trots op de prijzen die ik gewonnen heb. Ik weet: het is niet bon ton om zoiets te zeggen. Typisch Belgisch. Het is geen toeval dat er hier bijna geen prijzen voor acteurs bestaan. In Frankrijk of Amerika zijn de uitreiking van de Cézars of de Oscars hoogmissen. En terecht. Het is een erkenning die je krijgt van je peers. In het Nederlands bestaat er zelfs geen deftig woord voor peers. Toen we destijds met Isabella’s Room in Avignon stonden, kregen we overal schitterende recensies. Voorstelling van het jaar! Maar in Vlaanderen waren de kritieken maar zus-en-zo. Er bestaan hier ook bijna geen acteurskritieken. In dit land beschouwen ze acteurs nog altijd als komedianten. Behalve als de Franse actrice Isabelle Huppert in deSingel speelt: dan staan er overal grote recensies in de krant waarvan je denkt: hallo?

‘Ik ontwaar die houding ook bij mezelf. Op een dag stond Peter Brook (de legendarische Engelse regisseur, bekend van onder meer ‘The Empty Space’, nvdr) in de coulissen. Na de voorstelling kwam hij mij feliciteren. “In welke taal zullen we spreken?”, vroeg hij. “Engels? Frans? Duits?” Ik stond daar wat te stamelen. “Voor mijn part in het Chinees, mijnheer Brook.” (lacht) Op dat soort van momenten besef ik weer: ik kom uit een klein land.’

Ze bestelt nog een koffie en zegt: ‘Theater is een vluchtig medium. Er blijft weinig over. Een herinnering. Een flard. Een geur, hoogstens. Die verdwijnt als de persoon die er getuige van was ook verdwijnt. Daarom zijn zulke dingen belangrijk. Ik ben ook blij dat ik de Theo D’Orprijs gewonnen heb toen mijn ouders nog leefden. Eindelijk kon ik hen iets tastbaars tonen: “Ma, pa, zie.”

‘In die periode zijn ze trouwens naar een voorstelling komen kijken. Ik hoor mijn vader nog zeggen: “Die acteur vond ik fantastisch. En die, en die…”

‘Waarop ik repliceerde: “En ik? Hoe vond je dat ik speelde?”

‘Hij antwoordde: “Aan u moet ik geen woorden vuilmaken. Gij zijt mijn dochter. Ik vind u altijd goed.”‘

Zou ze zonder theater kunnen? ‘Ja. Het is nu aan de jonge mensen. Zij moeten kansen krijgen.’

Ze lacht. ‘Maar jongen, natuurlijk kan ik niet zonder theater! Ik vrees dat ze mij van het podium zullen moeten meppen. Ik ben een wit konijn met een T-shirt waarop de T van Theater staat. En op de achterkant: “En het is niet om mee te lachen.” (lacht).

Ze vertrekt volgende maand naar Bogotá in Columbia. Daarna gaat ze nog een voorstelling maken met de Needcompany. Maar wat dan volgt, weet ze nog niet. Behalve dat het misschien weer eens tijd wordt om de stelregel van haar oude leermeester Jan Decorte in de praktijk te brengen: wees altijd onvoorspelbaar in het leven. En in je keuzes.

Ze heeft maar één zekerheid: dat ze voor altijd oude mensen zal moeten blijven spelen. ‘Ik zou gek zijn als ik daar wakker van zou liggen. Zoals elke vrouw zal ik in een zwak moment weleens gedacht hebben: Al die rimpels. Facelift! Facelift! Maar ouder worden is dus iets wat je, net als eenzaamheid, moet leren. Ik heb me een paar hoeden aangeschaft. Het is een aardig hulpmiddel. Je hoeft maar een hoed op te zetten en mensen springen je ter hulp. Ik wil nu zeker niet klinken als zo’n oude zaag die vroeger alles beter vond. Maar ik mis die hoffelijkheid van vroeger wel. Als ik tegen iemand ‘goedemorgen’ zeg, bekijken ze me of ik van een andere planeet kom.’

Ze drinkt wat van haar koffie en zegt dan: ‘En voor de rest hoop ik dat ik een gek oud wijf word.’

Bulderlach. En af.

DOOR STIJN TORMANS/ FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

‘Er wordt te weinig gelachen in het theater.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content