Sexy kleren, tattoos, een vriendin, een paar pintjes en een plekje op de eerste rij: Sophie was op 13 november helemaal klaar voor het concert van Eagles of Death Metal in Le Bataclan in Parijs. Toen kwamen de kogels. Drie maanden later doet ze haar verhaal. ‘Ik zou graag met een imam praten die me kan uitleggen hoe je zo fanatiek kunt worden.’

Ze heeft zichzelf een nieuwe tattoo cadeau gedaan. Op haar linkerdij prijkt nu het portret van een jonge brunette die goed op haar lijkt. Een klein rond gezicht, lang donker haar, een blik à la Betty Boop. Maar rond de ogen tekenen zich diepe, donkere wallen af. De wipneus is helemaal zwart ingekleurd. De volle lippen zijn dichtgenaaid. Ze is half-vrouw, half-skelet. ‘Dat is Catrina, een figuur uit de Mexicaanse folklore. Ze zegt dat we in het aanschijn van de dood allemaal gelijk zijn’, zegt Sophie. ‘Op 13 november 2015 waren we allemaal gelijk, in Le Bataclan en in de cafés van Parijs. Dit is de tattoo van mijn opstanding.’

In Le Bataclan is ze een beetje gestorven. 32, single, concertganger – ze hield van feesten. Tot die vrijdagavond. ‘Ze hebben me niet alleen mijn lichaam afgenomen, maar ook mijn persoonlijkheid. Vroeger had ik niet zo’n zombiegezicht. Ik babbelde erop los’, glimlacht ze. Bij de aanslag van de IS raakte Sophie gewond aan het been. Twaalf dagen lag ze in het ziekenhuis. Drie maanden later zijn nog lang niet alle wonden geheeld. ‘Tijdens de drie uur durende tatoeëersessie heb ik mijn gewonde rechterbeen geobserveerd. In het begin wilde ik er niet naar kijken. Nu dwing ik mezelf om mijn littekens aan te raken, om ze te wassen als ik onder de douche sta, om dit lichaam te aanvaarden.’

Het schot is door haar kuit gegaan, de binnenkant van de dij is over een lengte van twintig centimeter opengereten, goed voor 43 hechtingen. De kogel zit vast in haar heup. Het is onmogelijk om hem weg te halen zonder haar bekken te breken. ‘Dat been zal ik nooit laten tatoeëren, want dat zou betekenen dat ik het zou sublimeren, wat ondenkbaar is. Het zal blijven zoals het is, om me eraan te herinneren.’

We hebben haar twee keer ontmoet. Eén keer een maand na de aanslag, en dan nog eens een maand later. Toen ze bij onze eerste ontmoeting de deur openmaakte, steunde ze nog helemaal op twee krukken. Een maand later kon ze zich al zonder hulpmiddelen bewegen in haar kleine flat, de muurrekken volgestouwd met cd’s en dvd’s. Ze had nieuwe Stan Smith-Adidassen gekocht, in wit en roze. Weerbaarheid kan in kleine dingen zitten.

Westerse hoer

‘De eerste weken na de aanslagen trok ik het eerste, het beste aan wat ik in mijn kast vond’, herinnert ze zich. Haar vorige paar sneakers en haar T-shirt van de band Queens of the Stone Age werden door de politie verzegeld als bewijsstukken. ‘Er zat bloed van andere mensen op. Wat had ik ermee moeten doen?’

Aan de muur hangt een tekening die een attente vriend haar cadeau heeft gedaan: een Wonderwoman die net als zij op twee krukken steunt, met daarnaast het motto: ‘I’m bulletproof, bitch.’ Maar de beelden van de aanslag van 13 november blijven terugkeren. ‘Het gezicht van de drie “personen” (nooit neemt ze de woorden ’terrorist’ of ‘aanslag’ in de mond, nvdr.) is het laatste wat ik zie voor ik inslaap.’ Ze heeft het allemaal meegemaakt: de executies, de voldane glimlach van de jongste moordenaar, de vluchtende massa die tussen de lijken haar richting uitstormde.

De avond was nochtans uitstekend begonnen. Een goeie vriendin, en enkele biertjes om in de sfeer te komen. ‘Het beloofde heel leuk te worden. Die ochtend voelde ik me wat ziekjes, en zei tegen een vriend dat ik zou doodgaan als ik niet naar Eagles of Death Metal zou kunnen – ontzettend kinderachtig, weet ik nu. Omdat ik niet al te groot ben, stond ik helemaal vooraan, tegen het podium aan. En dan dat geluid: als van voetzoekers. Ik dacht eerst dat het bij de show hoorde.’

Paniek en geschreeuw deden de sfeer helemaal omslaan. ‘Iedereen wierp zich op de grond. Ik lag op mijn rug en kon hen zien vanuit mijn ooghoeken. Mijn vriendin had “Allah Akbar” gehoord, gevolgd door: “Als jullie je mond houden, zullen er geen doden vallen.” Maar ze vuurden, en herlaadden zodra de magazijnen van hun kalasjnikovs leeg waren. Ik voelde me verdoofd. Een van de mannen, de leider denk ik, was in het zwart gekleed. Hij was ontzettend kalm. De andere twee waren een stuk jonger. Een van hen droeg een witte trui en leek zich geweldig te amuseren. Hij zag er gelukkig uit. Zodra hij iemands blik kruiste, joeg hij die een kogel door het hoofd. Een koppel dat was opgestaan werd direct neergeknald. Ik dacht maar aan één ding: mijn trui aantrekken. Ik droeg een minishort, panty’s en een gedecolleteerd shirt waardoor mijn tatoeages zichtbaar waren. Ze zouden me voor een westerse hoer aanzien. Ze zouden me vermoorden, ik moest me zien te verstoppen. En toen voelde ik een enorme klap in mijn kuit. Het was alsof ik me losmaakte van mijn lichaam. Ik zei tegen mijn vriendin : ‘Zwijg, als ze ons niet zien, bestaan we niet en zullen ze ons niet vermoorden.’

De terroristen trokken naar de eerste verdieping. Wie kon, maakte van de gelegenheid gebruik om te vluchten, totaal ontredderd. Ook Sophie rende voor haar leven, ondanks haar verwondingen. Een onbekende vrouw wilde haar helpen door haar been af te binden, maar ze schreeuwde dat ze niet aangeraakt wilde worden. Een vriendin hield een Uber-taxi tegen, die haar naar het ziekenhuis bracht. ‘Ik voelde het leven uit me wegvloeien.’

Het dijbeen bleek niet doorboord. ‘De kinesitherapeut denkt dat ik weer zal kunnen stappen zonder te hinken, maar hij weet niet of ik ooit nog zal kunnen rennen.’ Haar lichaam herstelt goed, maar mentaal heeft Sophie het zwaar. ‘In het begin wilde ik helemaal niet met de feiten geconfronteerd worden. Ik voelde me schuldig omdat ik nog leefde. Stilaan word ik me meer en meer bewust van wat ik heb meegemaakt. Ik huil vaak. Ik ben in een rouwfase beland: om mijn vroegere ik, om mijn onschuld die ik kwijt ben. Ik vraag me de hele tijd af waarom ze het gedaan hebben, al weet ik dat ik nooit een antwoord op die vraag zal krijgen. Ik zou graag met een imam spreken die me kan uitleggen hoe je zo fanatiek kunt worden.’

Genezen met The Beatles

Sophie heeft ziekteverlof. Ze werkte als coördinator voor sociale werken, maar daar is ze mee gestopt. Om de twee dagen komen de verpleegster en de kinesist langs, voor haar been. Een psycholoog volgt haar op, ‘op maandag om de balans van het weekend en op vrijdag om de balans van de week op te maken’. Ze komt de dagen door met doosjes Tranxène, een angstremmer, die ze als legoblokken op elkaar stapelt. ‘Met mij gaat het super, en met u ?’ postte ze op 17 december, samen met een foto van haar overlevingstabletten. Prozac neemt het even van haar over: ‘Angstremmers, antidepressiva en slaaptabletten, mijn psychiater heeft het hele arsenaal uit de kast gehaald.’

Sinds de aanslag heeft Sophie zich teruggetrokken in haar schelp, maar beetje bij beetje neemt ze de draad weer op. Ze luistert zelfs weer naar muziek. ‘Ik ben begonnen met The Beatles, daarna Noir Désir. Maar ik kan niet naar Eagles of Death Metal luisteren. Onmogelijk. Ik breng mijn dagen door in bed of tegen de verwarming, met mijn pillen en mijn dvd’s. Elke nacht word ik rond drie uur wakker. ’s Morgens vul ik kleurboeken voor volwassenen in, terwijl Sous le soleil op tv loopt. Hoe onnozel die serie ook is, ze helpt me om niet te hoeven nadenken.’

De eerste dagen en weken na de aanslag was naar buiten gaan een beproeving. ‘Van iedereen die ik zag of tegenkwam, dacht ik: die zal het werk afmaken. Ik beschouwde mensen als vijanden.’ Nu gaat het beter. Ze komt buiten in haar wijk in het achttiende arrondissement, ze kent de buslijnen uit het hoofd. Want in de drukke, besloten metro durft ze niet meer te komen. ‘Ik heb het geprobeerd, hier in de buurt, maar ik sloeg meteen in paniek.’

Ze zoekt comfortzones op, plekken waar ze zich goed voelt. ‘Onlangs ben ik Le Voyage de Chihiro, een film die ik goed ken, gaan bekijken in de Louxor, mijn favoriete bioscoop. Ik ben erin geslaagd de film op een rustige manier te beleven. Dat was de eerste keer sinds 13 november.’ Sinds kort ziet ze haar vrienden ’s avonds weer in het café. ‘Maar op zulke momenten zet ik een masker op, ik probeer me goed te houden. Het gebeurt dat ik op de terugweg helemaal instort. Kerst en oudjaar waren moeilijk. Ik dacht de hele tijd aan de gezinnen die kerstavond zonder hun kinderen of vrienden moesten doorbrengen.’

Een kaars voor de dode man

Op 23 januari nam Sophie deel aan een samenkomst met 300 andere slachtoffers van de aanslagen. Maar de échte test was 18 december. Net voordat ze de trein naar Lyon nam om er de feestdagen met haar familie door te brengen, keerde ze voor het eerst terug naar Le Bataclan, om er zich te bezinnen. ‘Ik zag ertegenop, maar het was mijn plicht. De slachtoffers zijn familie geworden.’

‘Ik kon niet vertrekken uit Parijs zonder vaarwel te zeggen aan al degenen met wie ik deze gruwel heb gedeeld’, postte ze op sociale media, samen met een foto waarop alleen haar krukken en een paar knalrode sneakers stonden. Voor Le Bataclan zag ze hoe een jonge kerel een selfie nam. Ze bliksemde hem neer met haar blik. Sophie stak een kaars aan. ‘Ik heb het gedaan voor de man die naast me lag in de concertzaal. Ik heb gezien hoe hij stopte met ademen. Ik heb hem zien sterven. En ik heb zijn lichaam gebruikt om me te beschermen, als een doodgewone zandzak. Mijn psycholoog mag me nog duizend keer vertellen dat het mijn overlevingsinstinct was, ik zal het mezelf nooit vergeven. Dat ik nog leef, heb ik hoogstwaarschijnlijk aan hem te danken.’

Behalve Sophie raakten die avond nog 402 andere mensen gewond bij de aanslagen.

DOOR CÉCILE DEFFONTAINES – © L’Obs

‘Ik voelde me wat ziekjes, maar ik zei: als ik niet naar Eagles of Death Metal kan, ga ik dood.’

‘Ik heb het lichaam van een dode man gebruikt om me te beschermen. Ik zal het mezelf nooit vergeven.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content