Van Generatie X tot Generatie A: de Canadese cultauteur Douglas Coupland over zijn hoop en angsten voor onze veranderende wereld.

Terwijl hij door het keukenraam van zijn huis in Vancouver stond te turen, zag Douglas Coupland een kraai geeuwen. ‘Ik besefte plots: het is driehonderd miljoen jaar of zo geleden dat we aan een tweesprong kwamen, en kraaien werden kraaien en wij werden menselijk, dus geeuwen gaat terug tot dat moment. Oké, de geeuw heeft een ontwikkeling doorgemaakt. Maar kraaien zijn intelligente wezens, en misschien is hun intelligentie van een totaal andere orde dan de menselijke – of misschien maakt het ons menselijk dat wij al die emoties kunnen ervaren. En als we ons naar een ander sterrenstelsel begaven, zou intelligentie dan overal identiek zijn? Is ze universeel?’

Hij praat zachtjes en – we bevinden ons in een hotel in het centrum van Londen – ondergaat zijn omgeving als een onophoudelijke kwelling. Bij ieder geluid schrikt hij op. ‘Wat doen ze daar beneden, naar olie boren of zo?’ vraagt hij wanneer we een doffe bons horen. Een lawaaierige piccolo doet hem met de ogen rollen. ‘De stém van sommige mensen – au, zwijg toch! – ze praten binnenskamers even luid als op straat. Verdomme! Ze maken me gek.’ Een vertraging van vijf minuten bij het bezorgen van de koffie is de voorbode van een totaal falen van het systeem. ‘Waar blijft die koffie’, snauwt hij tegen de publiciteitsagent. ‘Er is iets aan de hand!’ Als de koffie er eindelijk is, neemt hij een flinke slok: ‘Kijk hoe mijn persoonlijkheid verandert!’ Ik zie geen verschil, want kort daarna moeten de dubbele deuren van de kamer dicht om verdere geluiden buiten te houden.

Couplands wereld zit vol feiten – geeuwende kraaien, luidruchtige piccolo’s – die overweldigen, inspireren en irriteren, maar die nooit samenvloeien. Ze ontwikkelen zich niet tot verhalen, dus misschien zijn verhalen niet meer dan een zoveelste menselijke illusie.

‘Wat betekent dat, dat mensen een verhaal of een vertelling hebben? Is het een romantische gedachte, een sentimenteel overblijfsel uit het Gutenbergtijdperk? Hebben dieren een verhaal? We houden onszelf graag voor dat we anders zijn. Wat ons anders maakt, is ons besef van tijd en onze vrije wil: als we die hebben, hebben we verhalen. Tiger Woods, die heeft een verhaal, maar misschien voelt hij het niet aan als een verhaal. En zou ’t zo erg zijn als je leven geen verhaal was?’

Maar na 13 romans is het wel duidelijk dat Coupland in verhalen doet. Hij begon met Generation X, een titel die zelf een groot feit werd in de gonzende verwarring van de wereld, toen de term als een label bleef kleven aan de posthippiegeneratie, de overopgeleide, ondergemotiveerde en algemeen-richtingloze kroost van de babyboomers. Met die ene roman, verschenen in 1991, toen hij 29 was, werd hij de ‘spreekbuis van zijn generatie’. Onnodig te zeggen dat het een verdomd verwarde generatie is.

Bijen en spinnen

Generation X ging over mensen die verhalen zitten te vertellen, een scenario dat ook de kern vormt van zijn nieuwe roman, Generation A. De titel is ontleend aan een opmerking van romanschrijver Kurt Vonnegut, die mogelijk een lichte irritatie ondervond toen Coupland zich de rol van hippe jonge kunstenaar en profeet toe-eigende. ‘De media bewijzen ons toch allemaal een geweldige dienst door jullie ‘Generatie X’ te noemen?’ sneerde Vonnegut naar een publiek van studenten.

‘Twee klikjes verwijderd van het einde van het alfabet, roep ik jullie hierbij uit tot Generatie A, evenzeer aan het begin van een reeks verbluffende triomfen en missers als Adam en Eva zo lang geleden.’

Couplands A’s hebben een wereld geërfd waaruit de bijen zijn verdwenen. Dan worden op mysterieuze wijze vijf A’s gestoken en vliegensvlug ontvoerd door geheimzinnige krachten uit de bedrijfs- of overheidssfeer. Werd hij zelf ooit door een bij gestoken? ‘Niemand heeft mij dat ooit gevraagd… Maar ja, het is een van mijn eerste herinneringen. Het gebeurde in 1967, mijn grootmoeder lag op sterven en mijn moeder ging voor het laatst naar haar toe. Ik herinner me dat ik werd achternagezeten door een bij, en ze stak mij. Tegenwoordig word ik niet meer door bijen gestoken, ik word gebeten door spinnen.’

Krantenartikels over de wereldwijd slinkende bijenpopulatie waren een inspiratiebron voor de roman. ‘Ik herinner me de eerste keer dat ik daarover las, waarschijnlijk op het internet, en ik dacht: verrek, nu is ’t helemaal naar de kloten. Ik voelde me misselijk. Eerst waren het de kikkers, dan de bijen – en wat daarna? Sommige mensen beweerden dat de gsm-masten dodelijk waren voor de bijen. Ik dacht, oké, dan geven de mensen hun mobieltje wel op als ze daarmee de bijen kunnen redden… Ik dacht niet dat ze dat echt zouden doen.’

Coupland ziet eruit als een lichtjes kunstzinnige advocaat in zijn vrije uurtjes. Zijn grijze haar is naar achteren gekamd en zijn baard oogt netjes in weerwil van het herhaaldelijke nerveuze gefrunnik. Hij draagt een wit hemd, een blauwe trui en een broek die heel erg in de categorie ‘middelbare leeftijd’ thuishoort. Maar zijn nervositeit en zijn vrijelijk-associatieve manier van praten verraden hem. ‘Als ik in herhaling verval,’ zegt hij op zeker ogenblik, ‘zeg dan gewoon “Doug, je bent jezelf aan het herhalen.”‘ Er is ook een zekere ontevredenheid met zichzelf. Hij zegt dat hij streng voor zichzelf is, zelfs aan zijn eigen naam neemt hij aanstoot. ‘Doug is zo’n verschrikkelijke naam! Het is net als Gertrude, echt ouderwets.’

Marsmannetje

Coupland werd in 1961 geboren op een NAVO-basis in het toenmalige West-Duitsland. Zijn vader was een dokter bij de Royal Canadian Air Force. Toen hij drie was, verhuisden ze naar Vancouver. Hij is er nooit meer weggegaan. Coupland heeft twee oudere broers en een jongere. Hij was de outsider. Hij noemt de oudere broers ‘Alpha’ en ‘Beta’, de jongere ‘Mascotte’, en zichzelf ‘Marsmannetje’.

Van jongs af aan lijkt hij zich te hebben verwonderd over zijn mens-zijn. ‘Het waren de jaren zeventig. We woonden in de buitenwijken en dat was een vreemde locatie. De stad ligt in de zuidwestelijke hoek van Canada en je had daar een hek, echt een ijzeren hek, met daarachter een bos dat zich uitstrekte tot de Noordpool of zo. Het was een demarcatielijn tussen het menselijke en het niet-menselijke.’

Dat jeugdige besef van de wildernis is hem bijgebleven, en wees hem op het vandalisme van de mens en op onze fragiele greep op het bestaan. ‘We zijn een verschrikkelijke soort, we verdienen deze planeet niet, echt niet. Iedereen schijnt een taakomschrijving te hebben, behalve wij. We zijn ons ervan bewust dat we hier zijn, en we hebben geen bedrijfsinstructies. We zijn slim en we slaan alle informatie op, maar wat zullen we ermee aanvangen? De planeet kan niet nog eens 2000 jaar ondergaan wat wij met haar doen – misschien zelfs geen honderd jaar.’

Toen hij acht was, ontdekte Coupland de popart in een encyclopedie. Meteen leek hij voorbestemd voor een leven in de beeldende kunst. Hij tekent nog steeds, ‘meer dan ooit tevoren’, zegt hij. Op een keer was hij in Japan en stuurde een prentbriefkaart naar een vriend thuis. Een tijdschriftredacteur las de kaart, was onder de indruk van de schrijfstijl – en plots was hij een schrijver. Popart bleef een inspiratiebron voor zijn werk. In de jaren negentig hing hij een tijdje rond bij The Modern Review in Londen. Het tijdschrift van Julie Burchill maakte er een erezaak van om het ijzeren hek tussen de hoge en de lage kunst naar beneden te halen. Coupland was rock-‘n-roll en toch doodernstig, hij leverde sarcastische commentaar op de samenleving en zag met scherpe blik hoe de nabije toekomst zich aftekende. ‘Zodra je jouw tijd de schuld begint te geven voor alles wat er gebeurt, is je tijd voorbij.’ Maar ongemakkelijk voelt hij zich wel.

De alomtegenwoordige technologie verandert de mens. ‘Er is een toepassing voor de iPhone waarmee je een Sudokupuzzel kunt scannen en laten oplossen. En er is er eentje dat Shazzam heet en dat alle muziek waar je naar luistert voor jou identificeert. Het is angstaanjagend, echt voodoospul. En Google is bezig ieder boek op de planeet te scannen. Alles zal worden gescand in computers zo groot als Kansas, en alles zal doorzoekbaar worden. Maar waarom zou iemand nog willen zoeken? Het zijn allemaal maar data, digitale rommel die rondzweeft. In een dergelijke omgeving zullen jonge mensen niet veel willen leren, want het is er allemaal, ergens daarbuiten. Betreden we een infantiele toekomst, met een lage graad van betrokkenheid, waarin niemand ooit iets doet?’

Laatste telefoontje

Ook aan het tijdperk van het individualisme komt een einde, denkt hij. Op het ogenblik dat de lezer afscheid neemt van de personages in Generation A, lijken hun geesten zich te versmelten. Terwijl hij naar duiven kijkt, geeft Coupland toe, denkt hij vaak dat het aardig zou zijn om ’s een keertje deel uit te maken van een vlucht. ‘Is individualisme sentimenteel? Is individualiteit een ecologische ramp? Waarschijnlijk wel. Zullen we later terugblikken op dit tijdperk van individualisme en denken: het is voorbij? Het lijkt niet te functioneren. Dat is echt overduidelijk geworden in de laatste vijf tot acht jaar – zo veel informatie, en ze verandert ons. Ik denk echt dat we nu anders zijn. Onze aandachtsboog wordt korter en we geloven dat we iedere vraag prompt kunnen beantwoorden. Dank u, Google en Wikipedia.’

Toch zou het verkeerd zijn om Coup-land als een zwaarmoedige techno-paranoïcus te bestempelen. Hij is duidelijk dol op wat hij de ‘ fun facts’ van de door informatie geteisterde wereld noemt. Ons gesprek is doorspekt met onverwachte uitweidingen. Hij grijpt opgewonden naar zijn hoofd als ik hem vertel over tetrachromatisme (er zijn mensen met een extra kleurenreceptor die hen een compleet andere wereld doet zien): ‘O, mijn god, ik wil dat en ik kan het niet hebben!’ Hij wordt duizelig van het mysterie van de donkere materie in het universum. Hij is geboeid door de mogelijkheid dat er voor onze zon nog twee andere zonnen zijn geweest. Hij discussieert over detheorie dat de kinderastma-epidemie werd veroorzaakt door antibiotica en zwembaden. Hij verwondert zich over de gedachte dat ernstige ziekte in de prepuberteit later in het leven tot succes leidt. Hij mijmert dat Amerika misschien wel meer op Noord-Korea is gaan lijken dan Noord-Korea zelf.

Er zit iets kinderlijks en charmants in zijn verwondering over de fun facts die ons omringen. Maar er is ook die neurotische afkeer van lawaai en afleiding, gecombineerd met dat akelige voorgevoel over de nabije toekomst – én over een verre toekomst, wanneer de hele handel eenvoudigweg stilvalt: ‘Op een dag zal iemand het laatste telefoontje plegen.’

Hij zit klem, halverwege tussen technofilie en technofobie. Een ongemakkelijke positie, maar er is geen betere plek voor een hedendaagse profeet van de nabije toekomst. Tenzij Canada misschien.

© Sunday Times

DOOR BRYAN APPLEYARD – © Sunday Times

‘Onze aandachtsboog wordt korter en we geloven dat we iedere vraag prompt kunnen beantwoorden. Dank u, Google en Wikipedia.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content