Het Koninklijk Ballet van Vlaanderen staat er weer. Niet naast te kijken. Kin omhoog, fier rechtop. Wereldwijd uitverkochte zalen, ronkende recensies en onlangs gelauwerd met de prestigieuze Laurence Olivier Award. De architect van deze renaissance? Artistiek directeur Kathryn Bennetts. ‘In Parijs zijn onze voorstellingen al van vorig jaar uitverkocht. Hier moeten we ze promoten.’

Tien maart, een klein berichtje in de krant. Bladzijde 21. Dat het Koninklijk Ballet van Vlaanderen de Laurence Olivier Award heeft gekregen voor ‘Outstanding Achievement in Dance’. Dankzij het stomende succes van Impressing the Czar was dat, in november vorig jaar goed voor een uitzinnig publiek in het Sadler’s Wells Theatre in Londen. Een bijzonder grote eer, deze prijs. Zowat de Britse Oscars voor opera, dans en theater. Zeker omdat het Verenigd Koninkrijk voor deze award nooit eerder onze richting uitgekeken had.

En toch verdronk het nieuws hier roemloos in de krantenkolommen. ‘What’s the matter with you, people?’ Kathryn Bennetts was niet lief voor de journalisten op de receptie in Antwerpen, die op de prijs volgde. ‘Dit nieuws had op de voorpagina moeten staan. En nee, dan bedoel ik niet de voorpagina van de kunstsectie. Dit is een eer voor dit land. Vanwaar die stiefmoederlijke aandacht?’ Omdat, en dat heeft Bennetts snel aan den lijve moeten ondervinden, ballet in dit land lange tijd het kneusje van de podiumkunsten was.

Maar dat kneusje slaat terug. En hoe. We mogen dat in eigen land dan nog niet helemaal begrepen hebben, het Koninklijk Ballet van Vlaanderen heeft zich de voorbije vijf jaar tot een wereldwijde publiekslieveling opgewerkt. Het verschil tussen de buiten- en de binnenlandse aandacht is schrijnend. Wie behalve wij nog een interview had aangevraagd, wilden we weten. ‘Voorlopig alleen The New York Times’, antwoordde de persverantwoordelijke.

Kathryn Bennetts ontvangt ons in haar bureau, één hoog op het Antwerpse Eilandje. Het is druk. Na het interview vertrekt ze met de compagnie naar het Bolshoi in Moskou, en doet al eens iets met een dansgezelschap. Een beetje alsof een Vlaamse kunstenaar mag exposeren in het Louvre.

Frêle en elegant is ze. Eens een danser altijd een danser. De Australische heeft al een uitgebreid parcours gereden. Van het Australian Ballet hopte ze naar het Stuttgarter Ballet, waar ze als soliste enkele jaren het mooie weer maakte en een geliefde danseres werd van choreograaf Wil-liam Forsythe. Een jammerlijke blessure maakte sneller dan verwacht een einde aan haar danscarrière. Als danspedagoge werkte ze daarna bij de grote compagnieën wereldwijd, tot Forsythe haar in 1989 uitnodigde om balletmeester te worden bij zijn gezelschap, het Ballet Frankfurt. Ze bleef er zestien jaar. Tot het Koninklijk Ballet van Vlaanderen haar in 2005 vroeg om Robert Denvers op te volgen en artistiek directeur te worden.

Kathryn Bennetts: Zomaar. Op een blauwe maandag kreeg ik de vraag. Eerlijk: ik kende de compagnie toen niet. Weinig buitenlanders op dat moment, vrees ik. En ik was eigenlijk niet op zoek naar iets anders. Ik amuseerde me. Maar ik ben toch komen kijken. Ik zag hele goede dansers, en mijn interesse was gewekt. Ook door het gebouw. Aantrekkelijk is het misschien niet, maar het is wel heel functioneel. Vijf mooie studio’s, een decoratelier, een kostuumafdeling, een podium beneden. Ik raakte overtuigd. Ik zag de uitdaging. Ook omdat ik wel hou van veranderingen. Die zijn nodig om fris te blijven. Maar goed, als ik toen had geweten wat ik nu weet, had ik het wellicht niet gedaan. Dit was een heel ingewikkelde plek om terecht te komen.

Wat zag u foutlopen op het moment dat u toekwam?

Bennetts: Dat is een delicate kwestie. Het niveau van de dansers was hoe dan ook heel hoog. Helaas was er veel onbegrip en onwetendheid over wat nodig is om een balletcompagnie te leiden. Om producties goed te dansen, is er geld nodig. Sommige producties werden toen te goedkoop en dus vaak ondermaats gebracht. Een slechte reputatie is dan onvermijdelijk, en zo zit je al snel in een neerwaartse spiraal. Ik wou dus maar komen op voorwaarde dat ik een welbepaald artistiek budget kreeg. We zijn nog altijd arm maar het lukt om fantastische producties te brengen. En dat danken we aan enkele big favours van sommige van mijn vrienden.

Zoals William Forsythe.

Bennetts: Absoluut. Maar ook Marcia Haydée, die de choreografie van Sleeping Beauty en Het zwanenmeer voor haar rekening nam.

Waren de exclusieve rechten op Impressing the Czar van William Forsythe de redding voor de compagnie?

Bennetts: Dat stuk was ons visitekaartje, absoluut. Vele compagnieën wilden het dansen, maar Bill (William Forsythe, nvdr) gaf het exclusief aan ons. En zolang ik hier directeur ben, blijft dat zo. Dankzij die exclusiviteit wou iedereen het zien. En zo hebben we ons eindelijk aan de wereld kunnen voorstellen. Niet elke compagnie kan dit stuk aan. De onze wel, dat wist ik van bij het begin. Dit was een goudmijn die wachtte om ontdekt te worden. Dankzij Impressing the Czar is dat gebeurd. Voorheen toerde de compagnie ook al wereldwijd, maar dan in kleine theaters. In New York dansen we nu in hét danscentrum, het Lincoln Center. Dat is wat anders dan een universiteitszaal buiten de stad. En straks vertrekken we naar het Bolshoi in Moskou. Bill kon het zelf amper geloven. Impressing the Czar heeft de bal aan het rollen gebracht. Nu zitten we op kruissnelheid.

Uw repertoirekeuze is ook eclectischer.

Bennetts: Klopt. Ballet evolueert nu eenmaal. Geen enkele balletcompagnie brengt alleen nog de klassiekers. Hedendaags werk is onmisbaar. Dat eclectische aanbod verwart het publiek wel eens, maar daar hou ik van. Na de première van Het zwanenmeer in februari kwamen zo enkele mensen naar me toe. Overtuigde hedendaagse aanhangers. Dat ze verwacht hadden het te haten, zeiden ze, maar dat ze er oprecht van genoten hadden. Omgekeerd heb ik dat ook al gehoord. Die cross-over, daar ben ik blij om. Let wel, ik heb ook al crappy Zwanenmeren gezien die terecht verguisd worden. Je moet het wél goed brengen. Zolang je kwaliteit hoog blijft, maakt het niet uit wat je brengt. Neoklassiek, hedendaags of klassiek.

De volgende productie is opnieuw een Forsytheklassieker: Artifact. Omdat Forsythe succes verzekert?

Bennetts: Samen met Impressing the Czar vind ik Artifact nu eenmaal zijn belangrijkste werk. Helemaal anders maar net zo indrukwekkend. Ik kies het omdat ik het een fantastisch stuk vind, niet omdat het Forsythe is. Dit is niet zijn Ballet Frankfurt II. In vier jaar tijd zullen we vier Forsythes hebben gedanst, dat is niet ex-treem. We hebben minstens evenveel ander werk gebracht.

Jullie dansen wereldwijd in uitverkochte zalen. Is het eigen publiek lastiger te overtuigen?

Bennetts: Oh, absoluut. Het is vreemd. Ballet is hier nog altijd zo onbekend. En onbemind. Mijn promotieassistente vroeg me hoe we Artifact moesten promoten. Ik zei: ‘Hoezo, promoten? Het is Artifact!’ Waarop ze naar het Zürich Ballet belde, dat de productie onlangs ook had gebracht. Daar net hetzelfde antwoord. ‘Hoe bedoel je? Het is Artifact! Zodra we het bekendmaakten, was het uitverkocht.’ Hier niet. In Parijs zijn onze voorstellingen al van vorig jaar uitverkocht. Hier moeten we ze promoten. Om de een of andere reden is het publiek niet vertrouwd met ballet. Of toch veel minder dan in andere landen.

Misschien omdat onze hedendaagse compagnieën al enige tijd zo uitzonderlijk scoren? En dus in eigen land met alle aandacht gaan lopen?

Bennetts: Het water tussen de hedendaagse gezelschappen en het enige balletgezelschap is in elk geval nergens zo diep als hier. Heel vreemd. Alsof je als publiek moet kiezen. Voor hedendaagse dans, of voor ballet. In andere landen is die vraag niet aan de orde. Maar het tij is aan het keren. Ik hou zelf trouwens enorm van het werk van Anne Teresa De Keersmaeker, Wim Vandekeybus en Sidi Larbi Cherkaoui. En omgekeerd, dat hebben ze me al meermaals gezegd.

Toen u hier net aankwam had u het over een eventuele productie samen met Anne Teresa De Keersmaeker.

Bennetts: Ja, dat is er nog niet van gekomen. Het is nu eenmaal aartsmoeilijk om agenda’s van dansgezelschappen op elkaar af te stemmen. Maar volgend jaar dansen we alvast op een Brugs festival, op uitnodig van Anne Teresa. En in het voorjaar van 2011 brengen we een productie van Sidi Larbi Cherkaoui. Ook dat ligt al lang in de la. Het is puzzelen om nieuwe producties in te plannen. Sidi Larbi vroeg acht weken repetitietijd. Ik heb hem moeten ontnuchteren: zes weken is het absolute maximum dat wij ons kunnen veroorloven. Maar ik ben heel blij dat de samenwerking er komt. Die kloof moet gedicht worden.

De koude oorlog tussen de hedendaagse gezelschappen en het Koninklijk Ballet van Vlaanderen paste natuurlijk ook binnen de subsidiestrijd.

Bennetts: Uiteraard. Er werd met modder gegooid om een groter stuk van de subsidiekoek binnen te halen. Die manier van strijden is intussen wel voorbij.

Al blijft de subsidie-ellende wel groot. Jullie blijven het financieel heel moeilijk hebben.

Bennetts: Zwijg. Het is een ramp. We hebben bij de vorige subsidieronde 5,2 miljoen euro gekregen. Ter vergelijking: Het Nationale Ballet van Nederland krijgt 13 miljoen euro, de Vlaamse Opera 15 miljoen euro. We krijgen een derde van wat nodig is. In het begin rolde iedereen met zijn ogen toen ik dat zei. Maar intussen zien ze het wel in. Ook de politici. We hebben nu 49 dansers. Standaard heeft een balletcompagnie er 70 à 80. Wij zijn net met genoeg om de klassiekers te brengen. Voor Het zwanenmeer alleen al hebben we 22 zwanen nodig. Is er één danseres geblesseerd, dan hebben we een probleem. Maar wat me meer pijn doet: ik kan mijn dansers niet deftig betalen. Onze principals verdienen de helft van wat de principals verdienen van, bijvoorbeeld, Het Nationale Ballet van Nederland. Sommige van mijn dansers kunnen amper de huur van hun appartement betalen. Vorige week waren we uitgenodigd op een receptie van Vlaams minister-president Kris Peeters (CD&V). Ik was blij dat sommige danseressen hun baby mee hadden – het was nu eenmaal hun vrije dag. Zodat ze in Brussel ook eens zouden zien dat dansers ook maar mensen zijn. Met families die ze moeten onderhouden en rekeningen die ze moeten betalen.

Jullie hebben de Artifact-voorstellingen in juni in het Brusselse Théatre National geannuleerd. Waarom?

Bennetts: Waaróm? (Met een diepe zucht en vochtige ogen) Omdat we het ons niet kunnen veroorloven. Kapot ben ik ervan. Zelfs al waren de voorstellingen uitverkocht, dan had het ons nog 100.000 euro gekost om er te kunnen optreden. In België moeten we namelijk alles zelf betalen: de huur van het theater, het per diem van de dansers, de bussen, het transport van het materiaal, alles. Als we naar Moskou of Parijs gaan, wordt het hele pakket betaald door degene die ons uitnodigt. Daar kunnen we zelfs winst maken. Hier niet, integendeel. En dus kunnen we over de wereld optreden, behalve in ons eigen Brussel. Waanzin.

Kan sponsoring geen soelaas brengen?

Bennetts: België heeft die traditie niet. Net over de grens, in Nederland of Duitsland, wel. Vorige week kreeg het Australian Ballet nog twee miljoen dollar. Zomaar, een privéschenking. Hier is die cultuur er niet. Ook omdat er geen tax shelter is – nóg niet. Maar goed, ik wil hier geen klaagzang brengen. De compagnie doet het artistiek fantastisch. De hele organisatie heeft de neus in dezelfde richting. Iedereen voelt dat er iets aan het gebeuren is. Ik krijg tegenwoordig een twaalftal sollicitaties per dag. Fantastische dansers heb ik al moeten weigeren. Dat is veelzeggend. De overheid begint ook onze waarde als ambassadeur voor Vlaanderen te erkennen. Volgend jaar staan zo wellicht enkele optredens in China gepland, gekoppeld aan een handelsmissie. Een hoogstaande balletcompagnie die tot in The New York Times gelauwerd wordt, is een mooi uithangbord voor een regio. En dat beseffen ze intussen wel.

Hoelang plant u hier nog door te gaan?

Bennetts: In de juiste omstandigheden wil ik graag nog even blijven. Ik hou van de compagnie. Volgend jaar ben ik hier vijf jaar. Dat is te kort om alles recht te trekken. En ja, ik heb al een mooie aanbieding van elders gekregen, maar ik ben hier nog niet klaar. Gemiddeld heb je tien jaar om als artistiek directeur je ding te kunnen doen. Hier is dat zelfs krap, want er zijn zoveel issues die aangepakt moeten worden. In januari 2011 krijgen we onze nieuwe subsidies. We werken een voorstel uit over wat we nodig hebben, en we zijn daarin heel duidelijk. Voor mij hangt er veel van af. Maar nogmaals: ik geloof erin. Ook al is de timing, met de economische crisis, niet perfect. Maar laat dat geen excuus zijn. België doet het nog relatief goed, er is geld genoeg. En we moeten de mensen toch schoonheid kunnen blijven garanderen? Zelfs – en misschien vooral – in tijden van crisis. Ik zet dus nog even flink door. Ik ben een vrouw met een missie. Een mensenrechtenactivist zelfs. Want dans is een mensenrecht.

www.kbvv.be

DOOR GUINEVERE CLAEYS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content