Nu zijn boek tot een bestseller is uitgegroeid, duikt Gille Van Binst weer op in de media, waar hij bewust een tijd uit wegbleef. Een gesprek aan de vooravond van de zwaarbeladen topper Standard-Anderlecht van zondag.

Het hotel Tower Bridge, aan de rand van Grimbergen, is een oase van stilte. Sinds anderhalf jaar is dit de nieuwe thuis van Gille Van Binst (58). Na een turbulente periode had Gille nood aan rust. Door een burn-out leek de voormalige Rode Duivel te ontsporen. Hij had met zijn job als vertegenwoordiger van waterverzachters gebroken en zag het niet meer zitten. Een volle maand doolde hij het land rond. Door een toeval belandde Van Binst in de Tower Bridge, waar hotelbaas Marc Van Hoorebeeck, twee jaar jonger dan Gille, zich over hem ontfermt als een vader over zijn zoon.

Begin vorig jaar diepte Van Binst een oud idee op: hij schreef een boek. Geen droge opsomming van wedstrijden en doelpunten, geen autobiografie, maar een boek vol klaterende anekdotes, een hilarische blik achter de schermen. Circus Voetbal werd eind juni voorgesteld, groeide uit tot een bestseller en stond zes weken op één in de top tien van meest verkochte boeken. Net voor de feestdagen kwam het tot een vierde druk; bijna 10.000 exemplaren gingen inmiddels over de toonbank.

Nadat hij zich bewust van de buitenwereld had afgesloten, vond Van Binst zijn eigenwaarde terug. Het schrijven bleek een therapie. En het bracht hem terug waar hij liefst toeft: in de spotlights. Van Binst is te gast in televisie- en radioprogramma’s, becommentarieert voetbalwedstrijden, heeft een wekelijkse column in Het Nieuwsblad, en mag weer over alles zijn mening poneren. Onverbloemd en ongezouten.

GILLE VAN BINST: Ik heb heel diep gezeten, ik ben niet beschaamd om dat toe te geven. Op een gegeven moment vroeg ik me af: wat zit ik hier eigenlijk te doen? Ik was 22 jaar vertegenwoordiger in waterverzachters, altijd maar weer de weg op, naar klanten bellen dat je te laat zult zijn omdat je in de file staat terwijl ik heel punctueel ben, tot ’s avonds werken, veel verkopen maar toch geen appreciatie krijgen, ze vonden dat op de duur normaal. Maar ik was het allemaal beu. Ik had een relatie, maar die bloedde dood. Dat kan niet anders als je altijd zo laat thuiskomt.

Het voetbal interesseerde me helemaal niet meer, als er voetbal op televisie was, schakelde ik meteen naar een andere zender. Je kunt dat niet blijven dragen. Op een dag kreeg ik een burn-out, zoals ze dat tegenwoordig noemen. Ik schreef ’s ochtends een briefje voor mijn vriendin dat ik een tijdje zou verdwijnen, maar dat ze zich geen zorgen hoefde te maken. En ik dacht: ‘Nu ga ik de beest uithangen, ik ga al het geld opdoen dat ik nog heb.’

Zover is het wel niet gekomen. Ik wilde naar de Ardennen, ik ken daar iemand die een hotel heeft. Maar ik ben nooit in de Ardennen geraakt. Ik trok van het ene café naar het andere, waar moest ik anders gaan? Ik constateerde wel dat ik nog behoorlijk populair was.

Niemand wist waar ik zat, mijn gsm had ik uitgezet. ’s Nachts sliep ik soms in mijn auto. Ik heb nooit geweten dat je zo diep kon vallen. Ik hoorde dikwijls psychologen praten over depressies, maar ik vond dat allemaal dikke zever. Nu weet ik wel beter. Na een tijdje zette ik mijn gsm op, er stond een massa berichtjes op. Van mijn vriendin, van mijn werkgever… Ze maakten zich grote zorgen.

Ik legde dat gewoon naast me neer, het interesseerde me niet. Je neemt geen enkele verantwoordelijkheid meer, je bent van de wereld. Mijn bedoeling was om zo snel mogelijk te sterven. Ik dacht: ‘Ik ga op stap, dan rijd ik tegen een boom en het is gedaan.’ Dat zit in je kop. Je bent ziek maar je beseft het niet. Maar je kunt dus genezen. Als je de goede steun krijgt.

En die vond je in de Tower Bridge.

VAN BINST: Dat is mijn geluk geweest. Op een dag zat ik hier in de buurt op café. Ik had zoveel gedronken dat ik beter niet meer met de auto reed. Dus vroeg ik aan de cafébaas waar ik kon gaan slapen. Zo belandde ik in de Tower Bridge. Ik kende dat hotel, uiteindelijk is dit mijn streek, ik wist dat Hugo Broos daar was opgegroeid. Ik heb er iets gegeten, ik kwam er een dokter tegen die ik van vroeger kende, ik ben er blijven slapen en ik ben er nooit meer weggegaan.

Dat was anderhalf jaar geleden. En ik kwam er weer bovenop. Met de steun van Marc, de hotelbaas, zijn compagnon Rosa en hun vriendenkring, waarin ik helemaal werd opgenomen. Bij Raf en Guido Roelants bijvoorbeeld die een struisvogelkwekerij uitbaten. Ze hebben een van hun struisvogels Gille genoemd, een lastig karakter naar het schijnt. Ik was blij dat ik weer rust vond. Geen 35 oproepen per dag meer om zaken op te lossen, maar gewoon herademen, weer wat leven, zonder stress, zonder files.

Toen besloot je een boek te schrijven.

VAN BINST: Dat was een idee waar ik al lang mee liep. Ik vertelde vaak straffe verhalen, dan werd er altijd luid gelachen en waren er mensen die me zeiden dat ik dat op papier moest zetten. Ik wilde dat op mijn manier doen, met anekdotes en niet met gezwam over tactische systemen, of over trainers en medespelers die zo goed zijn.

Ik heb mijn boek gemaakt zonder dat ik er een uitgever voor had, die heb ik pas nadien gevonden toen het manuscript klaar was. Ik heb er zes maanden aan gewerkt en heb alles zelf geschreven. Soms stond ik ’s nachts op om nog wat aantekeningen te maken. Ik ben vroeger altijd goed geweest in opstellen. Beter dan in voetballen, zeggen sommigen.

De titel heb ik niet zelf bedacht, maar ik vind hem wel heel toepasselijk. Voetbal ís een circus, er spelen nogal wat clowns in mee. En acrobaten en jongleurs. In het circus zie je alles, in het voetbal ook. Al heb ik natuurlijk niet alles kunnen schrijven. Ik ken uiteraard nog veel straffere stoten, maar die zijn niet voor publicatie vatbaar. Je mag nooit spuwen in de soep. En ik wil geen echtscheidingen op mijn geweten.

Had je verwacht dat het zo’n succes zou worden?

VAN BINST: Nee. Vooral omdat het al twintig jaar geleden is dat ik gestopt ben. De belangstelling was enorm. Ik heb het al eerder gezegd: ze maakten van mij een legende, terwijl ik dat helemaal niet ben. Het boek is nu zes maanden uit en ik word nog geregeld gevraagd om erover te komen spreken. En niet alleen bij Anderlecht, ook bij Sint-Truiden of Cercle Brugge. Het gaat ook veel verder dan Anderlecht alleen. Ik geloofde wel in de kracht van de inhoud, omdat ik de zaken zeg zoals ze zijn. Dat past een beetje bij mijn imago.

Als je de voetballers nu hoort praten, dan is dat toch voorgekauwde kost. Als ik die Elimane Coulibaly van AA Gent na zijn drie doelpunten in Roeselare hoor zeggen dat de ploeg belangrijker is dan hij, dan word ik niet goed. Want zo denken voetballers natuurlijk helemáál niet: ze willen zelf in de belangstelling staan en ze hebben lak aan de ploeg. Toen ik bij Club Brugge speelde, zei Jan Sörensen eens: ‘Als we vandaag met 4-3 zouden verliezen en ik maak de drie goals, dan teken ik daar met mijn twee handen voor.’ En zo is het inderdaad.

Ik denk dat veel journalisten die een voetballer gaan interviewen het artikel op voorhand kunnen schrijven. Je kunt voorspellen wat ze gaan vertellen, het is eenheidsworst. En met al die perschefs die het ook nog eens moeten nalezen, neem je alle creativiteit weg.

Circus Voetbal ademt de sfeer uit van nostalgie en weemoed. Was het vroeger allemaal beter?

VAN BINST: Het was zeker plezanter. Omdat voetbal toen nog folklore was. Voetballers waren collega’s. Na een België-Frankrijk zette ik bijvoorbeeld met Georges Leekens een stapje in de wereld. Terwijl Anderlecht drie dagen later tegen Club Brugge speelde. Dat is nu ondenkbaar. Het enige wat me nu beter lijkt, is dat er meer vrouwen naar het voetbal komen. Vooral bij Cercle Brugge, lees ik. Wat me stoort, is de haat en nijd tussen de clubs. En dan treden er excessen op. En verruwt het spel.

En gebeuren er fouten zoals die van Axel Witsel op Marcin Wasilewski.

VAN BINST: Zoiets zou vroeger onmogelijk geweest zijn, wij zouden nooit opzettelijk iemand hebben geëlimineerd. Nu zijn er andere normen. Als je zo op iemand ingaat als Witsel deed op Wasilewski, met de voet vooruit, dan weet je dat de kans groot is dat je iets gaat breken. Er circuleert te veel geld in het voetbal. En hoe meer geld, hoe meer problemen. En des te meer spanningen. Als je dan ziet dat het wéken duurt voor Luciano D’Onofrio weer Roger Vanden Stock wil ontmoeten, belachelijk. En dat gebeurt dan nog in een bombastisch kasteel. Voetbal is een volkssport, dat moet je zo houden.

Ga je weer naar het voetbal?

VAN BINST: Af en toe. Ik zit er weer in en dus word ik al eens uitgenodigd. Die invitaties waren er vroeger ook, maar ze interesseerden me niet. Ik sloot me daarvoor af, ik was moeilijk bereikbaar, ik heb zelfs ooit mijn gsm weggegooid. Ik werd al onpasselijk als ik met klanten naar Anderlecht moest. Altijd weer dat gezaag over Anderlecht, vreselijk. Nu sta ik weer in de belangstelling en dat doet me plezier. Dat is toch normaal? Wie zegt dat zoiets hem niet interesseert, is een leugenaar.

Wat vind je van de competitie zoals die tot dusver verloopt?

VAN BINST: Ik heb moeite met die play-off. En ik vind het onbegrijpelijk dat Moeskroen nu zomaar uit de competitie verdwijnt. Na twintig matchen. Terwijl die schulden er al langer waren. Dat faillissement was te voorzien, maar toch werd nog gauw een licentie uitgedeeld. Zo’n laksheid, dat begrijp ik niet. Je merkt dat het voetbal is uitgegroeid tot een multinational maar dat het gerund wordt door mensen die dat bij wijze van spreken na hun uren doen. Ook bij de Voetbalbond.

Anderlecht staat bovenaan. Is dat terecht?

VAN BINST: Anderlecht is de beste ploeg, daar kan geen twijfel over bestaan. Ze hebben veel aanvallende kracht. Ik zie ze kampioen worden. Met Club Brugge als tweede. Club heeft met de aanwerving van Adrie Koster een gouden zaak gedaan. Ik verwacht een sterke terugronde van Club, met beter combinatiespel. En Koster durft: iemand krijgt een rode kaart, hij haalt er een verdediger af en brengt een aanvaller in. Terwijl Michel Preud’homme in die wedstrijd tussen AA Gent en Anderlecht bij een 2-0-voorsprong een aanvaller wisselt voor een verdediger. Dat is typisch voor een Belgische trainer. Zo kon Anderlecht terugkomen. Dankzij twee verstandige vervangingen van Ariël Jacobs. Die is psychologisch heel sterk, denk ik. En hij probeert de kinderstreken van sommigen eruit te krijgen, zoals Jonathan Legaer die na een doelpunt zotte bewegingen doet naar de camera.

Anderlecht heeft een grote kern en het blijft er toch relatief rustig. Ik ben tegen te grote kernen. Ze zorgen alleen voor onvrede en irritatie. Ze zeggen nu wel dat ze meer moeten spelen dan vroeger, maar dat betwijfel ik. Wij gingen Europees langer mee én we waren gekwalificeerd voor het WK of EK: wij speelden ook drie matchen per week. En dan hadden sommigen naast hun vrouw ook nog een vriendin. (lacht)

Standard valt tegen dit seizoen.

VAN BINST: Absoluut. En ik vind de attitude van Laszlo Bölöni verkeerd: hij wil journalisten affronteren. Terwijl de pers deel uitmaakt van het circus. Binnenkort is er geen enkele journalist meer die hem een vraag durft of wil stellen. Bölöni gaat de strijd aan met de pers en dat is niet verstandig, want dat gevecht kun je nooit winnen. Vroeg of laat word je gepakt. Kijk maar naar René Vandereycken. Als je de pers wilt uitschakelen, ben je een grote ezel.

Het is jammer dat Standard zo is teruggevallen. Misschien kan Steven Defour de boel weer wat rechttrekken. En RC Genk is nog erger. Ik hoop dat Franky Vercauteren het daar kan bijsturen, maar hij heeft een zinkend schip overgenomen. Dan moet je eerst de gaten in de romp dichten en dat duurt een tijdje. Ik heb het voor Franky. Nooit in mijn carrière zag ik iemand zo afzien als Vercauteren bij Anderlecht. Hij kwam van Daring Brussel, telkens als hij aan de bal was, werd hij uitgefloten. En toch bleef hij met risico voetballen. Ik zou al lang in de kleedkamer zijn gebleven. Een ongelooflijke mentaliteit, Vercauteren, ik heb daar veel respect voor.

Woensdagavond wordt de Gouden Schoen uitgereikt. Gaat Romelu Lukaku winnen?

VAN BINST: Ik hoop van niet. Lukaku is zestien jaar, zeggen ze. Als een speler van zestien die zes maanden mag meedoen en negen goals maakte de Gouden Schoen krijgt, gaan ze toch echt met ons lachen. Pas op, ik vind Lukaku een uitstekende spits, je hoeft hem ook niet te sparen. Als je voetballers gaat vertellen dat ze moe worden als ze te veel moeten spelen, dan gaan ze dat nog geloven ook. Terwijl ze op de best mogelijke manier verzorgd worden: massage, sauna en wat weet ik nog allemaal. Maar de Gouden Schoen, die kun je hem toch niet geven zonder je belachelijk te maken?

De vraag is natuurlijk: wie mag hem dan wel winnen? Milan Jovanovic? Dan geef je hem aan iemand die straks misschien vertrekt. Ik heb in een seizoen als verdediger ooit tien goals gemaakt en ik was in de uitslag pas negende. Terwijl ik in de Europese finale van Anderlecht tegen Austria Wien twee keer had gescoord. Ik denk dat Rob Rensenbrink toen won. Die vroeg mij of die Gouden Schoen wel van echt goud was, ik denk dat hij hem wou verkopen. Typisch Rensenbrink: als je met vijf man op café ging en hij was erbij, dronk je vier keer iets. Maar hij kwam wel naar de voorstelling van mijn boek. Hij was er zelfs al om te ontbijten. Ook al begon de persconferentie maar om twaalf uur.

Door het succes van je boek blijf je in de belangstelling. Hoe zie je nu je toekomst?

VAN BINST: Ik stel me daar niet te veel vragen over. Ik heb het heel goed naar mijn zin. Ik krijg veel uitnodigingen, ik kan niet op alles ingaan. En ik moet nog naar een heleboel supportersavonden, ik verveel me geen seconde. Ik kan nergens beter zijn dan in dit hotel. Maar ik moet me wel aan de regels houden: ik mag niet op de lappen gaan, ik word een beetje tegen mezelf beschermd. Het is toch opmerkelijk dat er in deze kille tijden nog warmte bestaat, dat er nog mensen zijn die om een ander geven. Daar ben ik hen heel dankbaar voor, want anders zat ik hier niet meer.

DOOR JACQUES SYS

‘Ik schreef een briefje dat ik een tijdje zou verdwijnen en dacht: “Nu ga ik de beest uithangen, ik ga al het geld opdoen dat ik nog heb.”‘

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content