De Chinese overheid houdt Rebiya Kadeer verantwoordelijk voor de etnische rellen in de provincie Xinjiang. Een gesprek met de leidster van de Oeigoerse beweging in ballingschap.

Ze heeft met haar grijze staartjes en traditionele kleren weinig van een politieke activiste. Rebiya Kadeer (62) schopte het eerst tot de rijkste vrouw van China en bracht vervolgens jaren door in een Chinese gevangenis. Toen ze in maart 2005 werd vrijgelaten, ging ze meteen in ballingschap. Als zakenvrouw stond ze ooit model voor het Chinese systeem. Nu leeft ze in Wash-ington. Ze geldt er als de leidster van de Oeigoerse gemeenschap in ballingschap. Ze staat aan het hoofd van de Uyghur American Association en van het World UyghurCongress. Twee verenigingen die financieel gesteund worden door het Amerikaanse parlement.

De Chinese overheid verwijt u dat u verantwoordelijk bent voor de rellen. U zou uw aanhang in Xinjiang per telefoon tot verzet hebben aangespoord.

REBIYA KADEER: Dat slaat nergens op. Het zal u niet verbazen dat we de gebeurtenissen in Xinjiang op de voet proberen te volgen. Op 4 juli zag mijn dochter op het internet dat er in Urumqi werd opgeroepen om te demonstreren. Mijn familie krijgt in die omstandigheden altijd de volle aandacht van de Chinese overheid. Mijn twee zonen zitten in de gevangenis. Mijn kleinkinderen zijn van school gestuurd. Ik was zo bezorgd dat ik mijn jongste broer opbelde, die onder huisarrest staat. Ik vroeg hem om vooral voorzichtig te zijn bij wat er te gebeuren stond. Dat gesprek is blijkbaar afgeluisterd.

Waarvan zijn uw zonen beschuldigd?

KADEER: Ze werden in 2006 veroordeeld. De ene kreeg zeven jaar cel, de andere negen. De eerste voor belastingontduiking, de tweede voor aanzetten tot separatisme.

U werd in 1999 gearresteerd omdat u staatsgeheimen zou hebben onthuld.

KADEER: Ja. Terwijl ik mijn man in het buitenland gewoon een pakketje staatskranten stuurde, die iedereen kon kopen. Er stonden cijfers in van het aantal gearresteerde en geëxecuteerde Oeigoeren. Die kranten drukten ook de toespraken af van leiders die zeiden dat het nodig was om hard tegen de Oeigoeren op te treden. Maar het waren uiteindelijk gewone kranten.

Toch verdween u voor vijf jaar in de gevangenis. Werd u ook gemarteld?

KADEER: Ik werd niet fysiek gemarteld, maar wel psychologisch. Jonge Oeigoeren werden voor mijn ogen mishandeld. Jonge Oeigoerse vrouwen werden uitgekleed en geslagen. Jonge mannen werden gemarteld, terwijl ik moest toekijken. Ik wil daar niet aan terugdenken. Ze verloren zoveel bloed, dat ik niet denk dat ze hun behandeling hebben overleefd. ‘Kom,’ zeiden de bewakers dan tegen me, ‘kom en red deze twee.’ Dat zeiden ze altijd als ik huilde.

U noemde zichzelf ooit de rijkste vrouw van China. Uw zakelijk imperium was tientallen miljoenen dollars waard. U deed in vastgoed, u bezat een warenhuisketen en zelfs een deel van een fabriek in lederwaren in Kazachstan. Waarom stapte u op zeker ogenblik in de oppositie tegen het regime?

KADEER: Ik had succes, maar ik zag ook de armoede, de religieuze onderdrukking, de aanvallen op de Oeigoerse identiteit. Ik zag hoe etnische Chinezen Xinjiang binnenstroomden en in enkele jaren tijd rijk werden. Ik dacht eerst dat de Chinese overheid gelijk had en dat de Oeigoeren zelf schuld hadden aan die situatie. Dat ze lui waren. Ik begreep later dat ze door de overheid stelselmatig werden achtergesteld. Ik kon dat niet in overeenstemming brengen met mijn geweten. Ik ben als Oeigoerse niet opgekomen voor het Oeigoerse volk als dusdanig, maar als mens die al dat lijden niet meer kon zien. De overheid stelt de Oeigoeren voortdurend voor als terroristen, separatisten en religieuze extremisten. Maar dat zijn ze niet.

© Newsweek

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content