Ted van Lieshout is dé dichter-voor-kinderen van het moment. Enfin, dat moment duurt al 25 jaar. Een gesprek over eeuwige jonkheid en het genot van de korteafstandsloper.

Zijn beroep? Dichter. Of liever: dichter-illustrator. En nog liever: dichter-illustrator-dromer. En nog het liefst voor kinderen en jongeren. Ted van Lieshout (1955) doet het nu al 25 jaar, en dat leverde hem onlangs de driejaarlijkse Theo Thijssenprijs, een uitgave van zijn verzamelde poëzie en beeldend werk, én een herdruk van zijn succesvolle jon-gerenroman Gebr. op. En dan is het nog tot 17 oktober Kinderboekenweek ook, onder het motto Aan tafel – Eten en snoepen in kinderboeken. Een gesprek, snél.

Officieel bent u 25 jaar dichter. Schreef u dan niet vóór uw 29e?

Tedvan Lieshout: Ik heb altijd gedicht. Als tiener maakte ik al bundeltjes: ik tikte gedichten op een typemachine en maakte er omslagjes met flappen omheen. Dat klinkt wat kinderachtig, maar ze zagen er zo verzorgd uit, dat ik mede op basis van die boekjes aangenomen werd op twee kunstacademies.

Hoe wordt u het liefste genoemd: ‘dichter’ of ‘dichter voor kinderen’?

Van Lieshout: Ik ben dichter, maar in mijn poëzie ligt het perspectief vrijwel onvoorwaardelijk bij kinderen en jongeren. Voor mijn liedjes geldt dat niet. Mijn gedichten voor of over een volwassene publiceer ik niet – tenzij ik er een specia-le bedoeling mee heb in een bundel.

U kunt zich goed in het hoofd van kinderen verplaatsen – voelen en denken en weten hoe belangrijk ze zichzelf vinden, hoe ze in de wereld staan. Put u daarvoor uit uw eigen kindertijd?

Van Lieshout: Veel komt inderdaad uit mijn eigen jeugd, maar het gebeurt ook regelmatig dat ik nú naar iets kijk met de ogen van het kind dat ik was.

Leeft u dan niet in het verleden?

Van Lieshout: Ik heb een soort knopje in mijn hoofd dat ik kan omdraaien, en dan beschouw ik iets wat ik wil schrijven vanuit het perspectief van een kind, terwijl ik natuurlijk gewoon de volwassene van nu blijf. Je kunt het vergelijken met een acteur die zich inleeft in een rol, met dat verschil dat ik geen kind spéél, maar een beroep doe op het kind dat in mij is achtergebleven. Ik leef dus zeker niet in het verleden, maar laat dat verleden wel een rol spelen in het heden.

U staat lachend op de omslagfoto van uw verzamelde gedichten. Toch leek u me een sombere jongen. Wellicht door omstandigheden: toen verloor u op jonge leeftijd uw broer én uw vader – dat eerste verlies beschreef u in Gebr.

Van Lieshout: Ik was als kind behoorlijk somber en zwaar op de hand, ja. Ik was ook nogal vaak ziek: astma en bronchitis. Ik had het niet zo leuk als jongen, maar tegenwoordig ben ik behoorlijk gelukkig. Dat is toch een aardige verdienste van dat sombere kind, niet?

Uit het mooie gedicht ‘Nederland’ uit Mijn botjes zijn bekleed met deftig vel spreekt een haat-liefdeverhouding met uw geboorteland. Waar komt die vandaan?

Van Lieshout: Het heeft met die saaie landschappen te maken. Wij hebben heel veel zee, maar die zee is niet zo blauw en helder als ik elders op de wereld heb gezien. Wij hebben helemaal geen bergen, behalve één kleintje. Maar als je bijvoorbeeld gaat fietsen in Drenthe of kanoën in Noord-Holland, dan zie ik steeds weer dat ik volkomen ongelijk heb. Wij hebben prachtige landschappen, maar meestal heb ik er geen oog voor.

‘Verwijt’ is dan weer behoorlijk pijnlijk. Het beeld dat u van uw moeder ophangt, is niet zo fraai.

Van Lieshout: Nou, ik had van mijn eigen spaarcentjes een plastic fototoestelletje gekocht. Daar maakte ik foto’s mee, waaronder van mijn moeder die in onze tuin zat te zonnen. Later vond ik een aantal van die foto’s verscheurd in de prullenbak. Dat had mijn moeder gedaan: ze vond dat ze op de foto’s te veel plooien in haar buik had. Ik vond dat niet leuk, en heb van die jeugdherinnering een gedicht gemaakt.

Uw poëzie durft ook geëngageerd te zijn, over oorlog of over commercie in ‘Twee ons liefde’. Wat denkt u daarmee te bereiken?

Van Lieshout: Ik heb daarmee geen doel. Ik gebruik voor elke bundel een concept, en in het geval van Twee ons liefde was dat de enorme invloed die commercie heeft op ons dagelijkse leven. Als mensen erdoor aan het denken worden gezet, dan is het mooi, maar ik wil hun gedachten zeker niet sturen.

U schreef tot nu toe veel meer poëzie dan proza. Waarom doet u het eerste liever?

Van Lieshout: Ik hou van shorttrackschrijven, op de korte afstand. Ik hou van bondige, overzichtelijke teksten. Ik hou helemaal niet van ellenlange uitweidingen. Daarom lees ik over het algemeen niet zo graag proza voor volwassenen, omdat daarin oeverloos wordt ingegaan op details. Dat kom je in proza voor de jeugd veel minder tegen. In poëzie kan het wel gaan over details op de vierkante millimeter, maar dan blijft het toch meestal bij een korte tekst.

Wat boeit u zo in het schrijven?

Van Lieshout: Ik hou erg van het gegeven dat alle schrijvers het moeten doen met dezelfde 26 letters en een aantal lees-tekens. Meer is er voor schrijvers eenvoudigweg niet. Dat je daarmee zo veel verschillende dingen kunt doen, blijft me fascineren.

TED VAN LIESHOUT, HOU VAN MIJ (VERZAMELDE GEDICHTEN EN ILLUSTRATIES), LEOPOLD, 270 BLZ., 29,95 EURO.TED VAN LIESHOUT, GEBR., NIEUW AMSTERDAM, 158 BLZ., 12,50 EURO.TED VAN LIESHOUT (SAMENSTELLING), IK WIL EEN NAAM VAN CHOCOLA. QUERIDO’S POëZIESPEKTAKEL 2, QUERIDO, 94 BLZ., 14,95 EURO.

DOOR ANNELIES DE WAELE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content