Lucas Huybrechts
Lucas Huybrechts Lucas Huybrechts is recensent klassieke muziek.

53 jaar na haar debuut keert Rita Gorr terug naar de Vlaamse opera. In de openingsproductie ‘Il Trittico’ van Puccini zingt ze de rol van de prinses. Een gesprek met Vlaanderens grootste diva.

In het tijdschrift van de Vlaamse Opera Voices vertelt pas aangesteld muziekdirecteur Ivan Törzs hoe het voelde om voor Schoppenvrouw van Peter Tsjaikovski drie jaar geleden met mezzosopraan Rita Gorr te mogen werken. ‘Rita Gorr of Renata Scotto’, zegt hij over die oudere zangeressen ‘hebben een présence en een persoonlijkheid opgebouwd waar je moeilijk omheen kunt. Ze beseffen wat voor een privilege het is om op het podium te staan; ze koesteren elk scenisch moment. Dat kan tot groteske toestanden leiden, zoals het zoveelste afscheid van Elisabeth Schwarzkopf, maar ook tot grootse prestaties. Ik was in de wolken te kunnen werken hier met Rita Gorr als gravin in Pikovaja Dama. Dit had ik nooit durven dromen.’

Toen Törzs dit zei, was er nog geen sprake van dat Gorr in de Vlaamse Opera zou komen zingen. Of dat hij haar een promotioneel zetje kon geven. Maar wegens ziekte van een zangeres zingt Gorr (pseudoniem van Marguerite Geirnaert, °1926, Zelzate) nu de rol van de prinses in de openingsproductie Il Trittico van Giacomo Puccini. Haar plotselinge verschijnen in een voor haar gloednieuwe rol brengt haar debuut in datzelfde operahuis in herinnering.

Drieënvijftig jaar geleden maakte Gorr haar debuut op de scène van de opera van Antwerpen. Op 21 mei 1949 om precies te zijn, zong ze daar haar eerste operarol, die van Fricka, de vrouw van Wotan in de Ring des Nibelungen van Wagner. Ook toen was het geen weloverwogen carrièrezet, maar eerder het gevolg van een toevallige reeks van omstandigheden. Gorr: ‘Ik woonde in Gent. Waarschijnlijk heeft de toenmalige directeur van de Koninklijke Vlaamse Opera Karel Bogaerts me leren kennen via de radio. Ik zong melodieën, Vlaamse melodieën. Maar geen opera. Ze zijn ’s avonds om tien uur aan mijn deur komen bellen met een partituur onder de arm om mij de rol van Fricka aan te bieden. Ik had nog nooit van Fricka gehoord. Ik kreeg iets meer dan een week om de partituur in te studeren. Geen klein werk. Ik ben dan het aantal lijnen beginnen te tellen die Fricka moest zingen en toen zei ik: ik doe het.’

Tegenwoordig is zo’n verhaal nauwelijks voorstelbaar. De omstandigheden zijn grondig veranderd. Tot in de jaren zeventig stond in de Vlaamse operahuizen elke week een andere titel op het programma. Er moest dus snel gewerkt worden. Nu krijgen zangers zes weken repetitietijd. Gorr: ‘Je kan nu in een stuk ingroeien. Voor de beginnelingen is dat ’n hele goede zaak. Je krijgt de tijd om langzamerhand het personage te begrijpen. De rol van Fricka heb ik heel spontaan ingevuld, met mijn gevoelens. In één week moest je soms een hele partij doorspelen en doorrepeteren. In die tijd had ik een goed geheugen, nu is het misschien een beetje luier geworden. (lacht) De zangers worden nu meer vertroeteld.’

Een lange voorbereiding was Gorr evenwel ook dit keer niet gegund: ‘Ik was met vakantie in Gent en ik had mezelf beloofd niet meer te zingen tijdens mijn vakantie. Het viel als een steen op m’n hoofd, dat ik plots moest invallen. Dus moet ik nu weer mijn stem gaan oefenen. Gewoonlijk zing ik alle dagen – niet meer zoals vroeger natuurlijk – toch een half uur, drie kwartier. Dat is een goede techniek voor de geest en ook voor het lichaam.’

EEN SOORT PRIESTERSCHAP

Rita Gorr is op dit ogenblik onze grootste diva. Een fenomenale carrière heeft ze achter de rug, met optredens in de Metropolitan van New York, de Scala van Milaan, de Weense Staatsopera en op het Wagnerfestival van Bayreuth. En terwijl haar collega’s op hun zestigste de planken allang vaarwel hebben gezegd, stáát zij er nog, iedere keer weer. ‘Het is toch een soort priesterschap. Je moet jezelf kunnen opofferen. Ik drink alleen water en leid een sportief leven. Drie jaar geleden zong ik hier nog de oude gravin in Schoppenvrouw. Dat is een grote partij. Ik hou van zulke partijen. Ik voel me er beter in dan in lieve, zachte partijen. Ik denk dat die rollen me een middel geven om oud te worden. Ze houden je sterker. Het zijn karakterrollen. Daar hou ik erg van. Als je geen karakter hebt, hou je het niet lang uit in dit vak. Je moet een vechtersmentaliteit hebben. In de goede zin natuurlijk.’

Er zijn geen zachte oude vrouwtjes in de opera, de mezzo’s zijn meestal stevige tantes. Ook de prinses in het middenluik ‘Suor Angelica’ van Il Trittico is ongelofelijk koud en ze is meedogenloos. En toch heeft Gorr geen moeilijkheden om die rol te vertolken: ‘Ze is heel hard. Je hoeft ze niet sympathiek te vinden, nee. Dat is typisch voor onze rollen: het zijn harde vrouwen, hoogmoedige vrouwen. Maar die heb ik graag. (lacht) Niet in het echte leven, nee, wel in de opera, op de scène. Het is zoals met een foto, je moet altijd het negatief bekijken van de persoonlijkheid. Je bent sterker op scène als je zachter bent in het leven. Je verdubbelt jezelf.’

Het beeld van Rita Gorr op de scène, een en al présence en dominantie, contrasteert sterk met de vriendelijke toeschietelijke dame in het echte leven. Als kind droomde ze ervan om verpleegster te worden. ‘Ik had als kind veel tijd in het ziekenhuis doorgebracht. Ik was ziek. Misschien kwam het door de liefdevolle verzorging? Gelukkig heb ik die roeping gemist. Ik zou geen goede ziekenverpleegster zijn geweest, nee. Ik zong wel graag, ik had een kleine mooie stem. Ik heb altijd graag veel gezongen. Ik was geboren om te zingen, niet om verpleegster te zijn.’

Na het onverhoedse Antwerpse debuut trok ze over de grens, naar Straatsburg, en van dan af speelt haar carrière zich voornamelijk in Frankrijk af. Nu nog vindt ze makkelijker haar woorden in het Frans dan in het Nederlands. ‘Men had me gevraagd voor een auditie in Straatsburg in ’49. Daar werd ik bij de opera aanvaard. Toen ik terug in België was, vroegen ze me in Antwerpen voor de rol van Fricka. Ik kon niet meer volledig voor Antwerpen tekenen omdat ik al mijn contract in Straatsburg op zak had. Dat was een harde maar interessante school. We hadden een hele strenge, veeleisende directeur. Ik ben daar drie jaar gebleven, drie seizoenen, en toen zijn ze me uit Parijs komen beluisteren en kreeg ik een aanbod, en zo ben ik naar Parijs gegaan. Ik was toen drieëntwintig. In het begin had ik het een beetje moeilijk omdat ik daar twee, drie concurrentes had. In Straatsburg was ik alleen. Ik was niet zo gelukkig met de partijen die ik moest zingen en dus zei ik dat ik niet zou blijven. Ik had een vast inkomen in Parijs, maar ik heb toch het lef gehad ervandoor te gaan. Na zes maanden was ik terug, toen mocht ik de eerste partijen zingen.’

En zo maakte Rita Gorr in 1957 deel uit van de ploeg die in de Parijse Opera de Dialogues des Carmélites creëerde. Zij was toen Mère Marie, een partij waarmee ze operageschiedenis schreef. Haar herinneringen aan de componist van de opera Francis Poulenc: ‘Dat was een lieveling, een schat van een man, ja. Op alle gebied, van gevoeligheid, van delicatesse, van beleefdheid. Hij was zeer goed opgevoed, heel gecultiveerd, en hij heeft achteraf aan al zijn Karmelieten parfum geschonken. Ieder kreeg een andere. De mijne was Arpèges van Lanvin. Een muzikaal parfum dus.’

De Dialogues staan nog altijd op haar repertoire, maar nu zingt ze de rol van de oude priores. ‘Er is natuurlijk een groot verschil tussen de Mère Marie en de oude priores. Mijn voorkeur gaat naar de priores. Die is veel gevoeliger. Heel verschillend van Moeder Marie.’

Hoewel Rita Gorr een respectabele discografie bij mekaar heeft gezongen en dus een aardige collectie opnamen bezit, kan of wil ze niet naar zichzelf luisteren. Ze heeft zelfs geen cd-speler. ‘Ik luister liever naar symfonische muziek. Ik ben heel kritisch voor mezelf, ik ben milder voor anderen. Ik ben masochiste, zoals men zegt.’

Altijd blijft ze het gevoel behouden dat ze beter had moeten presteren. Toch is het verleden het verleden. ‘Geen heimwee. Je moet vooruit in een kunstenaarsleven. Altijd beter worden. Ik ben heel onrustig op het gebied van gevoel, van kunst. Nooit tevreden, veeleisend ten opzichte van mezelf. Mijn lichaam zit zo in mekaar, het is misschien aangeboren.’

Lucas Huybrechts

‘Il Trittico’ van Giacomo Puccini in de Vlaamse Opera: Antwerpen, nog voorstellingen tot 1 oktober, tel. 03- 233 66 85; Gent van 11 tot 20 oktober, tel. 09- 225 24 25. Begin 19.30 uur! Rita Gorr zong in 1962 de rol van Fricka in ‘Die Walküre’ o.l.v. Erich Leinsdorf, met o.a. Jon Vickers en Birgit Nilsson: 3 cd’s Decca 470443-2. In 1992 zong ze de rol van ‘La prieure du Carmel’ in de ‘Dialogues des Carmélites’ o.l.v. Kent Nagano met o.a. José van Dam en Martine Dupuy: 2cd’s Virgin Classics 7 59227-2

Als je geen karakter hebt, hou je het niet lang uit in dit vak.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content