Precies veertig jaar na De wereld volgens Garp is schrijver John Irving terug met een nieuwe roman: Avenue van de Mysteriën. Een gesprek over campingsmokings, circuskinderen, en het recht op traagheid. ‘Ik ga even een jaar nadenken.’

Een betere plek om John Irving te treffen is er bijna niet: zijn penthouse in een luxewoontoren in het Canadese Toronto, waar hij zich de laatste vier jaar heeft opgesloten terwijl hij aan zijn nieuwste boek, Avenue van de Mysteriën, werkte. De schrijver heeft geen behoefte aan decorum. Hij draagt een te ruime joggingbroek, daaronder vuurrode sportschoenen met gele vlammen op de zijkant, en een shirt van het Amerikaanse whiskymerk Rip van Winkle. Hij had geen zin om zich om te kleden, zegt hij wanneer hij ons binnenlaat. ‘Ik heb heel veel mooie kleren, maar ik hou dit gewoon aan.’

Sinds hij op kerstavond 2011 een pak wit printpapier opentrok, en met een pen de eerste zin van zijn nieuwe roman schreef, heeft Irving bijna constant in campingsmoking aan zijn bureau gezeten. Zijn sjofele uiterlijk steekt af tegen zijn omgeving: de lobby van het flatgebouw kan zo in een woontijdschrift. Lelieblanke tapijten liggen op de vloer, overal staan vazen met verse bloemen. Bij de voordeur wacht de conciërge in driedelig pak. De jongeman die de auto’s van de bewoners en hun gasten parkeert, draagt witte handschoenen.

Bijna vier jaar kwam Irving liever zijn appartement niet uit, vertelt hij. Niet voor vakantie, niet voor een bezoek aan een museum, niet voor een feestje hier of daar. Hij schreef zeven dagen per week, zo’n acht, negen uur per dag. ‘Dat vinden sommige mensen saai. Ik niet. Ik werk gewoon graag heel hard.’

Waarom staat u uzelf geen vakantie of vrij weekend toe?

JOHN IRVING: Het heeft wellicht te maken met het feit dat ik bij het schrijven van mijn eerste vier boeken niet in mijn eigen onderhoud kon voorzien. Wat ik mijn job mag noemen, is toch pure luxe? Misschien was het anders geweest als mijn eerste boek, De beren los (1968), meteen was opgepikt. Maar het duurde jaren voordat ik genoeg geld verdiende, voordat iemand me zág. Pas toen De wereld volgens Garp populair werd, kon ik echt gaan schrijven. Ik ben nu 73, en ik ben nooit vergeten hoe het voelde om fulltime in het onderwijs te werken en daarnaast als worstelcoach bij te klussen. Het was elke dag een gevecht. Tijd vinden om een uur, misschien twee, te kunnen schrijven, deed pijn.

Het is veertig jaar geleden dat De wereld volgens Garp uitkwam en zo’n groot succes werd. U werkt al veertig jaar dag in dag uit omdat u zich nog altijd zo goed kunt voorstellen hoe u zich toen voelde?

IRVING: Ik vind dat ik elke dag dankbaar moet zijn dat ik dit mag doen. Want ik heb een job waar ik van hou, ik ben een gezegend mens. Ik dacht jarenlang dat het nooit zou gebeuren.

Hoe ziet uw schrijfdag eruit?

IRVING: Eerst trek ik comfortabele kleren aan. Dat is eigenlijk het enige wat ik zelf koop. Mijn vrouw koopt de meeste dingen die u hier ziet, of een van mijn assistenten. Maar de sportkleren schaf ik zelf aan. Omdat ik professioneel heb geworsteld, krijg ik nog altijd korting bij de grote sportmerken. Ze sturen me een catalogus en ik bestel het halve boek en laat het thuis bezorgen. Mijn bureaustoel staat centraal in de kamer. Ik schrijf in stilte, uren na elkaar. Tijdens de week is mijn assistente ook hier, ze werkt in een andere kamer. In het weekend zit ik hier alleen. Naast mijn bureau staat mijn loopband. Ik sport elke dag. Mijn knieën zijn versleten en mijn hamstrings zijn door het worstelen ernstig aangetast, dus ik kan niet zo hard tekeergaan als ik zou willen. Daarom heb ik een loopband. Als ik iets heb geschreven, ga ik op de loopband staan en lees ik mijn zinnen aan mezelf voor terwijl ik een fictieve, steile berg opwandel. Ik lees niet hardop, maar ik beweeg mijn lippen wel mee.

Aan wie leest u uw werk voor als u twijfelt over een zin of paragraaf?

IRVING: Mijn vrouw Janet (zijn agente, nvdr.) is de enige aan wie ik voorlees. Maar dat doe ik pas als een hoofdstuk af is. En ik vertel haar ook niet alles, ze wil zelf beleven hoe het afloopt door het boek uit te lezen. Ik waardeer haar mening, want ze is een verstandig mens.

U zei ooit dat u niet per se houdt van schrijven. Dat u pas als u het verhaal voor de vierde keer overschrijft een beetje kunt lachen om uw eigen werk.

IRVING: Dat is onderdeel van mijn systeem. De meeste van mijn boeken hebben jaren kunnen rijpen. De verhalen staan eerst nog niet op papier, ze zitten deels in mijn hoofd en staan deels in notitieboekjes. Ik moet genoeg weten over het verhaal. Pas als ik daar vertrouwen in heb, begin ik te schrijven. Gemiddeld vijf tot acht jaar na mijn eerste gedachten over een verhaal zet ik iets op papier. Dat duurt ook weer een jaar of vijf tot zeven. Het is een traag proces. Ik doe het graag rustig aan. Daarom schrijf ik met de hand. Ik heb een hekel aan technologie.

Rijpen er meerdere verhalen in uw hoofd, of altijd één tegelijk?

IRVING: Het zijn er soms twee of drie. (wijst naar hopen papier op zijn bureau) Die stapel daar, dat is een volgend boek. En ziet u die stapel ernaast? Ook een volgend boek. Ik moet stilaan kiezen met welk boek ik ga beginnen.

De voordelen van een ongelukkige jeugd

Rust en regelmaat, Irving is er erg aan gehecht. ‘Ik hou niet van haasten’, zegt hij tijdens het gesprek meermaals. Of: ‘Ik geloof in rust.’ Hij neemt tegen de verwachtingen in uitgebreid de tijd voor ons gesprek, en debiteert lange volzinnen. Over Avenue van de Mysteriën, het boek dat hij opdroeg aan zijn vriendin Mary Ellen Mark en haar man, filmregisseur Martin Bell. Of hij zegt ineens: ‘Ik betaal nog altijd belastingen in de Verenigde Staten’, waarna hij een kwartier uitwijdt over politiek. Irving omschrijft zichzelf als ‘zeer liberaal’. Regelmatig schenkt hij grote bedragen aan Planned Parenthood, een organisatie die onder meer abortusklinieken runt en daarvoor fel belaagd wordt. Op 27 november maakte een schutter nog drie slachtoffers in een kliniek in Colorado Springs.

Het thema abortus komt ook in de veertiende roman van Irving terug, net als de Vietnamoorlog. ‘Dit boek moest in de jaren zeventig spelen, want Vietnam moest erin.’ Irving kreeg in de jaren zestig zijn eerste kind. Omdat hij een jonge vader was, werd hij niet uitgestuurd naar de oorlog in het Verre Oosten.

In Avenue van de Mysteriën beschrijft Irving hoe hoofdpersoon en romanschrijver Juan Diego Guerrero tijdens een reis op de Filipijnen in zijn dromen terugblikt op zijn absurde leven en dat van zijn Mexicaanse zus in de jaren zeventig. Hij reisde naar de Filipijnen om het graf te bezoeken van een Vietnamsoldaat, maar tijdens de trip zakt hij weg in steeds diepere dromen over hun jeugd op een vuilnisbelt in de Mexicaanse stad Oaxaca. Ze belandden in een circus. ‘De omstandigheden van Mexicaanse straatkinderen zijn vaak zo erbarmelijk, ook vandaag nog, dat ze beter af zijn in een circus. Een circus waar ze trucjes moeten leren op een koord in de nok van de tent. Zonder vangnet’, vertelt Irving terwijl hij aan de grote tafel in zijn werkkamer gaat zitten. In zijn bekende stijl omschrijft hij in het boek hoe Juan Diego de meest bizarre mensen ontmoet, in zijn dromen en in het echt. Een bierdrinkende dwerg, een moeder en dochter die zo sterk zijn dat ze het hoofdpersonage met één vinger op bed gooien om wild de liefde met hem te bedrijven, een afvallige katholiek, een travestiet. Irving haalt thema’s aan uit eerdere boeken. Het zijn onderwerpen die hem raken. Vooral over het leven van adolescenten die iets ongelukkigs meemaken in hun jeugd, schrijft hij graag. ‘Het idee van kinderen die risico lopen omdat hen iets is overkomen, komt terug in heel veel van mijn boeken.’

Waarom hebt u het boek opgedragen aan twee vrienden?

IRVING: Mary Ellen Mark is dertig jaar lang mijn goede vriendin geweest. Ze was fotografe en werkte aan een reeks over het Great Royal Circus in het Indiase Junagadh. Ik ben met haar naar India gegaan, en naar Mexico. Haar man, de filmregisseur Martin Bell, was er ook bij. Samen kwamen we op het idee om een film te maken over twee straatkinderen die in het circus belanden. Het concept is dus zeker twintig jaar geleden geboren, het zou een film worden over circuskinderen in India. Daarna hebben we India ingeruild voor Mexico, omdat ik over het katholieke geloof wilde schrijven. Pas veel en veel later, toen Martin en ik samen in een taxi in Mexico-stad zaten, had ik een ingeving. Het verhaal over Juan Diego en Lupe moest een boek worden. En dus begon ik aan een tweede verhaallijn – die van de volwassen Juan Diego die dromend terugblikt op zijn jeugd terwijl hij door de Filipijnen reist. Die tweede verhaallijn ben ik in aparte notitieboekjes gaan opschrijven.

In uw boek zakt het hoofdpersonage steeds dieper weg in zijn verleden in Mexico, en wordt hij ook continu weer wakker in het heden. Hoe hebt u de twee verhaallijnen in elkaar gevlochten?

IRVING: Dat was een delicaat proces. Het was een kwestie van keer op keer verschillende alinea’s achter elkaar op te schrijven om te zien hoe ze het best in elkaar konden overvloeien. Daarom moest dit een boek worden, want met schrijven kan ik veel meer bereiken dan met een film. Dit was geen goeie film geweest.

Waarom niet?

IRVING: Persoonlijk ben ik totaal niet geïnteresseerd in films waarin de jaren verstrijken. Dat is voor romans, niet voor films. Vier verschillende acteurs die de hoofdrol spelen omdat het personage ouder wordt? Zulke films geloof ik niet. Toen ik het scenario voor The Ciderhouse Rules schreef, heb ik een verhaal van vijftien jaar gereduceerd tot achttien maanden.

De voordelen van een ongelukkige jeugd

In 2000 won Irving een Oscar voor The Ciderhouse Rules. Het beeldje heeft een prominente plek op de schouw in de werkruimte. Erboven hangt een grote foto van een euforische Irving, net na zijn toespraak op het podium in Los Angeles. Aan de andere muren heeft hij nog veel meer foto’s hangen. Zeker dertig grote lijsten hangen boven zijn bureau. Op zijn werktafel ligt een kaart van de Mexicaanse stad Oaxaca, naast stapels printpapier, twaalf fotolijstjes, een zuurstokroze bureaulamp, en bekers met pennen. Hoewel hij een indrukwekkend uitzicht heeft over het David Balfoure Park in Toronto kijkt Irving nooit naar buiten. Liever, vertelt hij, kijkt hij naar de foto’s.

Ze zijn bijna allemaal gemaakt door Mary Ellen Mark, die dit voorjaar overleed. Waarom zijn haar foto’s zo belangrijk voor u?

IRVING: Ik hou niet van schilderijen of andere kunst, maar ik ben dol op foto’s. Het verleden is van groot belang voor me, ook in mijn romans. Als je kinderen krijgt, kun je de tijd bevriezen door ze te fotograferen. Ik heb hier aan de muren vooral foto’s van mijn vrouw en kinderen.

Gaat u naar aanleiding van het boek alsnog een filmscenario schrijven?

IRVING: Het zou me verdrietig maken als dat niet zou lukken, zeker nu Mary Ellen is gestorven. Maar ik moet eerst iets anders doen. Avenue van de Mysteriën zit al zo lang in mijn genen. Ik wil eruit stappen en me ergens anders op richten, ik wil even niet meer aan Juan Diego en Lupe denken. Momenteel schrijf ik voor HBO een scenario voor een miniserie gebaseerd op De wereld volgens Garp. Het lijkt me logisch om daarna aan het scenario van Avenue van de Mysteriën te beginnen. (wijst weer naar de twee dikke stapels op zijn bureau) Maar dat daar ligt ook nog te wachten. Als Martin en ik de film niet kunnen maken omdat we niet genoeg geld krijgen, dan zal ik aan een van die twee boeken beginnen. De laatste pagina’s heb ik al helemaal klaar in mijn hoofd.

Vindt u het prettig om te kunnen kiezen aan welk verhaal u nu gaat beginnen?

IRVING: Prettig? Nee. Daar ga ik op mijn gemak eens over nadenken. Een jaar of zo.

John Irving, Avenue van de Mysteriën, De Bezige Bij, 608 blz., ?34,90.

DOOR MAARTJE VAN HOEK IN CANADA

‘Als ik iets heb geschreven, ga ik op de loopband staan en lees ik mijn zinnen aan mezelf voor terwijl ik een fictieve, steile berg opwandel.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content